ECLI:NL:GHSHE:2021:3400

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
20-004112-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake gewapende overval op juwelierszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld, gepleegd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De overval vond plaats op 10 januari 2018 in Venlo, waarbij de verdachte samen met medeverdachten sieraden en horloges heeft gestolen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 8 maanden, rekening houdend met de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de verdachte hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de geleden schade. Het hof heeft ook de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen, omdat er geen nieuwe strafbare feiten op zijn strafblad stonden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004112-18
Uitspraak : 11 november 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 december 2018, in de strafzaak met parketnummer 03-720565-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996 ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake ‘diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] ten bedrage van € 3.750,00 volledig toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 5.069,88, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘videodeurbel’ niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afgewezen. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘huishoudelijke hulp’ niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afgewezen. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op € 500,00.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] toegewezen tot een bedrag van € 5.316,24, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘huishoudelijke hulp’ niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afgewezen. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op € 500,00.
De rechtbank heeft voorts een beslissing genomen over de in beslag genomen voorwerpen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van gronden, maar met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen:
 de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest;
 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 3.750,00, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 7.569,88, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] zal toewijzen tot een bedrag van € 7.750,00, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] zal toewijzen tot een bedrag van € 8.072,91, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Van de zijde van de verdachte is:
 primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit;
 een verzoek gedaan tot het horen als getuige van [getuige 1] en geen afstand gedaan van de eerder gehoorde getuigen;
 subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd;
 geen verweer gevoerd tegen de beslissing van de rechtbank tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] ;
 betoogd dat in geval van een bewezenverklaring de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade. Voor wat betreft de post ‘videodeurbel’ dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde reis- en parkeerkosten;
 betoogd dat in geval van een bewezenverklaring de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade. Voor wat betreft de post huishoudelijke hulp dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor zover het gaat om juridische kosten dient de vordering primair te worden afgewezen, subsidiair kan niet meer dan € 250,00 worden toegewezen;
 betoogd dat in geval van een bewezenverklaring de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade. Voor wat betreft de post huishoudelijke hulp dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor zover het gaat om juridische kosten dient de vordering primair te worden afgewezen, subsidiair kan niet meer dan € 250,00 worden toegewezen;
 verzocht de vordering van de advocaat-generaal om de gevangenneming van de verdachte te bevelen af te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid sieraden en horloges, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand lopen in de richting van genoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of het richten, althans gericht houden van een vuurwapen, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op genoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of het met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, maken van (een) op en neer beweging(en) in de richting van genoemde [benadeelde 3] en/of daarbij op dreigende toon tegen genoemde [benadeelde 4] roepen: "sleutel, sleutel, open maken" en/of "schiet op schiet op anders sla ik je helemaal verrot", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of dat genoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] op de grond moesten gaan liggen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 januari 2018 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid sieraden en horloges, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand lopen in de richting van genoemde [benadeelde 4] en het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op genoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en het met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp maken van een op en neer beweging in de richting van genoemde [benadeelde 3] en daarbij op dreigende toon tegen genoemde [benadeelde 4] roepen: "sleutel, sleutel, open maken" en "schiet op schiet op anders sla ik je helemaal verrot" en dat genoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 3] op de grond moesten gaan liggen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
P.M.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft op de gronden die zijn opgenomen in de overgelegde pleitnota bepleit dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte voorafgaand aan de overval met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] heeft samengewerkt. De verdediging heeft daarbij onder meer gewezen op de omstandigheden dat de overval op de juwelier is uitgevoerd door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , dat niet is gebleken dat de verdachte in het door [medeverdachte 1] geboekte appartement heeft overnacht, dat de verdachte ook niet degene is die de bij de overval gebruikte sloophamer heeft gekocht en dat niet kan worden vastgesteld dat hij betrokken was bij de aankoop en het gereedmaken voor gebruik van de bij de overval gebruikte scooter. De verdediging heeft voorts betoogd dat uit de voorhanden zijnde stukken niet blijkt dat de verdachte een dag voor de overval in de Ford Focus heeft gezeten en is opgetrokken met één of meer medeverdachten. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte in de vluchtauto zat toen deze na de overval vanaf de Sint Urbanusweg wegreed. De Ford is meerdere keren gestopt, ook na de overval. De verdachte heeft toen in de auto kunnen stappen. De omstandigheid dat zowel bij McDonald’s als bij La Place drie drankjes zijn gekocht, wijst er op dat op dat moment drie personen in de Ford aanwezig waren. Dit geldt als contra-indicatie voor de aanwezigheid van de verdachte.
De verdediging heeft in de tweede plaats betoogd dat als het hof zou concluderen dat de verdachte één van de vier personen was die kort voor de overval op het bedrijventerrein bij Océ aanwezig waren en zou concluderen dat de verdachte na de overval in de Ford Focus vanuit Venlo naar Duisburg is gereden, de verdachte niet kan worden veroordeeld voor medeplegen. Er kan dan niet méér worden vastgesteld dan dat de verdachte in de auto aanwezig is geweest. Dit is onvoldoende om van medeplegen te kunnen spreken.
De verdediging heeft voorts kenbaar gemaakt geen afstand te willen doen van de eerder gehoorde getuigen.
De verdediging heeft tevens verzocht om [getuige 1] als getuige te laten horen over de vraag hoeveel personen hij met zekerheid heeft ontmoet c.q. waargenomen in verband met de verhuur van de kamers aan de [adres 2] te Heythuysen .
De verdediging heeft er mee ingestemd dat het hof bij arrest op dit verzoek zou beslissen.
Het hof overweegt als volgt.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Het hof is van oordeel dat de door de verdediging gevoerde verweren door de inhoud van de bewijsmiddelen worden weerlegd.
Het hof stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
3.1
Op 10 januari 2018 heeft een gewapende overval plaatsgevonden op [benadeelde 1] , gevestigd op het adres [adres 3] te Venlo. Uit de aangiftes van [benadeelde 4] , [benadeelde 3] en [benadeelde 2] volgt dat twee personen binnen zijn gekomen, die beiden donkere kleding en een capuchon over het hoofd droegen. Verdachte 2 droeg schoenen met lichte zolen. Verdachte 2 heeft met een hamer de ruit van een vitrinekast kapot geslagen. Bij de overval zijn sieraden en exclusieve horloges van het merk Christiaan van der Klaauw weggenomen. Vervolgens hebben beide overvallers de juwelierszaak verlaten. De bij de overval gebruikte hamer is in de juwelierszaak achtergebleven. Het bleek te gaan om een sloophamer van het merk Sencys. Door [medeverdachte 1] is verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] de overval heeft gepleegd.
3.2
Aangever [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij de achtervolging op de daders heeft ingezet. Hij zag dat zij wegrenden en achter het stadhuis op een bordeauxrode scooter stapten en de Sint Urbanusweg op reden. Ter hoogte van restaurant Valuas is hij de daders kwijtgeraakt.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 10 januari 2018 omstreeks 10.20 uur over de Sint Urbanusweg in Venlo reed, in de richting van het centrum. Nadat zij restaurant Valuas was gepasseerd, zag zij aan de linkerzijde twee jongens van een lange trap afrennen. Zij zag dat deze twee jongens de weg overstaken en richting een aldaar geparkeerd staande personenauto renden. Zij zag dat beiden instapten en dat het voertuig vervolgens richting Velden wegreed. Van de personenauto heeft zij heeft een deel van het kenteken genoteerd.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 10 januari 2018 rond 10:45 uur aan het werk was op de Dr. Marie Curiestraat in Venlo en dat hij daar een rode scooter zonder kenteken onder een dekzeil zag staan. Hij heeft dit bij de politie gemeld.
De politie heeft vervolgens op een doodlopend stuk van de Dr. Marie Curiestraat te Venlo een rode scooter zonder kenteken, die onder een grijze hoes stond, aangetroffen.
Nabij de locatie waar de scooter is aangetroffen, is een trap die uitkomt op de Sint Urbanusweg te Venlo, gezien vanaf de locatie Dr. Marie Curiestraat te Venlo. Het hof concludeert dat dit de trap is waarover de getuige [getuige 2] heeft verklaard.
3.3
Uit onderzoek naar het door de getuige [getuige 2] genoemde kenteken is gebleken dat het moet gaan om het kenteken [kenteken] . Dit kenteken is afgegeven aan een Ford, type Focus, grijs van kleur. De auto is eigendom van verhuurbedrijf [bedrijf] te Amsterdam.
De auto bleek op 5 januari 2018 te zijn gehuurd door [medeverdachte 1] voor de periode van 5 januari 2018 tot en met 12 januari 2018. Op 7 januari 2018 is de auto gecontroleerd in Amsterdam. [medeverdachte 1] was de bestuurder van de personenauto was, [medeverdachte 2] was de bijrijder.
3.4
Uit het onderzoek bleek dat de Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken] was voorzien van een Track- en Trace systeem. Uit de data van dit systeem volgt onder meer dat het voertuig zich op maandag 8 januari 2018 vanaf Amsterdam richting Venlo verplaatst.
3.5
Uit onderzoek is voorts gebleken dat de bij de overval gebruikte sloophamer van het merk Sencys uitsluitend door Praxis wordt verkocht. Verder is gebleken dat op 8 januari 2018 omstreeks 13:36 uur een dergelijke sloophamer is verkocht in de Praxis vestiging, gelegen aan de Plataanstraat 31 te Venray. Op de camerabeelden van deze vestiging van Praxis is te zien dat omstreeks 13:33 uur twee mannen, die beiden donkere kleding droegen, de winkel in zijn gelopen. Persoon 1 droeg donkerkleurige schoenen met een witte zool en handschoenen. Nadat zij de sloophamer hebben betaald, hebben beide mannen de winkel verlaten. Persoon 1 droeg daarbij de sloophamer. Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] volgt dat de sloophamer is gekocht door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Uit de data van het Track en Trace systeem van de Ford Focus met kenteken [kenteken] is gebleken dat deze op 8 januari 2018 tussen 13:32 uur en 13:37 uur in of nabij de Plataanstraat te Venray heeft gestaan.
3.6
Uit de data van het Track en Trace systeem volgt verder dat de Ford Focus met kenteken [kenteken] op 8 januari 2018 tussen 14:15 uur en 19:34 uur en tussen 22:31 uur en 23:36 uur en op 9 januari 2018 tussen 01:01 uur en 09:27 uur in de (nabijheid van de) [adres 2] te Heythuysen heeft gestaan. Op dat adres is een appartement gelegen dat door de eigenaar, getuige [getuige 1] , wordt verhuurd, onder meer via de website Booking.com.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] , in combinatie met de gegevens van Booking.com, volgt dat het appartement van 8 januari 2018 tot 9 januari 2018 voor één nacht is verhuurd aan [medeverdachte 1] . Volgens de gegevens van de boeking zouden er vier gasten komen.
3.7
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 8 januari 2018 een rode motorscooter van het merk Piaggio heeft verkocht aan twee personen van Marokkaanse afkomst. Hij had die dag tussen 20.00 uur en 21.00 uur met de koper afgesproken op het adres Zwanenstraat in Venlo. De scooter was niet voorzien van een kenteken en de kickstarter werkte niet, die was leeg. De getuige heeft de aangetroffen scooter op een door de politie aan hem getoonde foto herkend als de scooter die hij heeft verkocht aan de twee Marokkaanse personen. De getuige heeft daarbij opgemerkt dat op de foto te zien is dat het contactslot er uit is gehaald, terwijl hij de scooter met sleutels heeft verkocht.
Door [medeverdachte 1] is verklaard dat hij en [medeverdachte 2] de scooter hebben gekocht.
De getuige [getuige 4] heeft verder verklaard dat hij wel eens adverteert met het nummer van zijn vennoot, [naam 1] , te weten [telefoonnummer 1] .
Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus volgt dat deze op 8 januari 2018 tussen 20:03 uur en 21:46 uur door verschillende straten in Venlo heeft gereden, waaronder de Dr. Aletta Jacobsstraat, de Dr. Marie Curiestraat, de Sint Urbanusweg en de Maaskade. Daarbij is het vermoeden gerezen dat het gaat om een verkenningsrondje. Van 21:05 uur tot 21:21 uur heeft de auto stilgestaan op of in de nabijheid van de Zwanenstraat te Venlo. Dit is de locatie waar de scooter is verkocht. Vervolgens is de Ford Focus weer richting Heythuysen gereden, om op 9 januari 2018 omstreeks 00:14 uur opnieuw naar Venlo te rijden, waarbij de auto onder meer over de Sint Urbanusweg en de Maaskade heeft gereden. Omstreeks 00:30 uur is de auto kort in Duitsland geweest, om daarna via Venlo naar het gehuurde appartement te Heythuysen te rijden, waar de auto tussen 01:01 uur en 09:27 uur heeft stilgestaan.
3.8
Uit het telecomonderzoek blijkt dat op 8 januari 2018 omstreeks 14:55 uur het telefoonnummer [telefoonnummer 2] een mast aanstraalt in Roggel. Uit de analyse van de Track- en Trace gegevens van de personenauto Ford Focus kenteken [kenteken] is gebleken dat het voertuig zich op 8 januari 2018 omstreeks genoemde tijd bevond onder het bereik van de bovengenoemde zendmast.
Uit opgevraagde historische telefoongegevens van het nummer [telefoonnummer 1] , op naam van [naam 1] , is gebleken dat er op 9 januari 2018, tussen 17:12:36 uur en 20:18:39 uur, vier keer telefonisch contact is geweest met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is op 9 januari 2018 tussen 19:55 uur en 21:04 uur onder het bereik van Cell ID’s van zendmasten in de gemeente Venlo.
Op 10 januari 2018 te 01:49 uur straalde het nummer [telefoonnummer 2] een mast aan in Roermond. Ook hier is gebleken dat het voertuig [kenteken] in die omgeving verbleef. Tevens blijkt uit de printlijst dat het nummer [telefoonnummer 2] op 10 januari 2018 omstreeks 06:05 uur een mast aan de Dokter Blumenkampstraat 4 te Venlo aanstraalde. Uit de Track- en Trace gegevens van het voertuig [kenteken] blijkt dat deze zich tevens in de nabijheid bevond van deze mast.
Door de ouders van [medeverdachte 3] werd veelvuldig contact opgenomen met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Vermoedelijk was dit telefoonnummer in gebruik bij hun zoon [medeverdachte 3] .
3.9
Uit de Track en Trace gegevens van de gehuurde Ford Focus volgt dat deze op 9 januari 2018 na het verblijf in Heythuysen weer naar Venlo is gereden. Tussen 10:26 uur en 10:51 uur heeft de auto stilgestaan bij het adres Wilhelminapark 42 te Venlo.
De getuige [getuige 5] heeft op 9 januari 2018 op de Dokter Aletta Jacobsstraat een scooter gezien met een hoes erover. Volgens de getuige stonden er twee mannen bij de scooter. Eén van hen probeerde de scooter te starten met een sleutel, maar dat lukte niet. Later op de dag zag zij dat de scooter weg was.
De getuige [getuige 6] heeft op 9 januari 2018 omstreeks 10.00 uur gezien dat op het binnenhofje van de Dokter Aletta Jacobsstraat een scooter stond, met daarover een doek of hoes. De getuige zag op dat moment ook twee jongens vanuit de Sint Urbanusweg het bergje omhoog komen lopen de Dokter Aletta Jacobsstraat in. Zij liepen direct naar de scooter en haalden de hoes er van af. De getuige zag toen dat de scooter oranje/rood was en dat er geen kentekenplaat achter op de scooter zat. De getuige zag dat een van de jongens probeerde de scooter te starten. Omdat dit na diverse pogingen niet lukte, probeerde de andere jongen dit, maar ook deze jongen lukte het niet om de scooter te starten. Vervolgens zag de getuige dat beide jongens te voet met de scooter wegliepen in de richting van de Sint Urbanusweg .
Door [medeverdachte 1] is verklaard dat het de bedoeling was om op 9 januari 2018 de overval te plegen maar dat de scooter niet wilde starten.
3.1
Uit het Track en Trace systeem van de Ford Focus volgt dat de auto op 9 januari 2018 omstreeks 10:58 uur via de A67 richting Duitsland, naar Duisburg, is gereden. Omstreeks 13:11 uur is de Ford Focus Nederland weer in gereden, om vervolgens omstreeks 13:55 uur de Belgische grens te passeren. Tussen 15:04 uur en 16:12 uur heeft de auto stilgestaan in de Handelstraat Seefhoek te Antwerpen. Daarna heeft de auto weer koers gezet naar Nederland. Om 16:53 uur is de auto de grens gepasseerd, waarna deze via de A67 tussen 17:40 uur en 17:52 uur een rondje in Venlo heeft gereden, waaronder over de Dokter Blumenkampstraat, om vervolgens om 18:02 uur weer naar Duitsland te rijden. Omstreeks 19:51 uur is de auto de grens met Nederland gepasseerd en naar Venlo gereden. Tussen 20:17 uur en 20:28 uur heeft de Ford Focus stilgestaan op de Albatrosstraat te Venlo en tussen 21:01 uur en 21:11 uur bij het BP tankstation aan de Europaweg 21 te Venlo. Daarna is de auto naar Roermond gereden, waar deze tussen 22:31 uur en 22:44 uur heeft stilgestaan op de Zwartbroekstraat te Roermond.
Uit de camerabeelden van stadstoezicht Roermond volgt dat een lichtkleurige Ford Focus op 9 januari 2018 omstreeks 22:31 parkeerde voor Coffeeshop Skunk, gelegen aan de Zwartbroekstraat 29 te Roermond. Op de beelden is te zien dat vier personen uit de auto stappen, die richting de coffeeshop lopen. Eén van de vier personen is vrij kort daarna terug naar de auto gelopen en is rechtsachter ingestapt. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben deze persoon herkend als [medeverdachte 3] . Omstreeks 22:43 uur hebben de andere drie personen de coffeeshop verlaten. Zij zijn in de auto gestapt en weggereden.
3.11
Uit de data van de Ford Focus is verder gebleken dat deze op 10 januari 2018 omstreeks 00.06 uur vanuit Roermond naar Nederweert is gereden, waar een bezoek is gebracht aan de McDonald’s. Daarna is de auto weer teruggegaan naar Roermond, waar deze omstreeks 01.30 uur is aankomen. Het voertuig is een tijd blijven staan op de parkeerplaats bij een tennisclub, totdat het richting Venlo rijdt, waar het omstreeks 04:54 uur aankomt. Uit het Track- en Trace systeem blijkt dan dat het voertuig de route narijdt die later gebruikt wordt bij de overval. Zo komt het voertuig diverse keren op de Doctor Marie Curiestraat te Venlo, de plaats waar later de bij de overval gebruikte scooter wordt terug gevonden.
Tussen 05:04 uur en 05:24 uur heeft de Ford Focus ter hoogte van de Dokter Blumenkampstraat 25 te Venlo gestaan.
Ook heeft het voertuig voor de overval, omstreeks 09.33 uur, op de kruising Genooyerbergen met de Rummerkampstraat te Venlo gestaan.
Verder is in het bestand te zien dat rond het tijdstip van de overval, omstreeks 10.17 uur, de Ford Focus stond geparkeerd op de Sint Urbanusweg te Venlo. Dit was ter hoogte van de trap komende vanaf de Doctor Marie Curiestraat. Te zien is dat de Ford Focus omstreeks 10.22 uur vanuit Nederland de grens met Duitsland passeert. Omstreeks 11.01 uur die dag rijdt het voertuig de gemeente Duisburg binnen.
3.12
De getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij op 10 januari 2018 omstreeks 05:25 à 05:30 uur op weg was naar zijn werk bij Océ te Venlo, toen hij het geluid van een stationair draaiende motor van een scooter hoorde. Hij zag op de parkeerplaats bij de flat aan de Hogeschoorweg een rode scooter staan, met de voorkant in de richting van de Dokter Blumenkampstraat. Over de scooter lag een lichtgrijze deken. Uit de track en Trace gegevens van de Ford Focus volgt dat de auto zich om 05:48 uur op de Hogeschoorweg bevond.
De politie heeft de camerabeelden van Océ , gelegen aan de Sint Urbanusweg 43 te Venlo, bekeken. Op de beelden is te zien dat op 10 januari 2018 omstreeks 05:32 uur een scooter de Genooyerbergen inrijdt en dat deze wordt geparkeerd op het trottoir. Vervolgens komt er ook een auto, welke de lichten dooft om vervolgens op de weg te keren. Tussen 05:44 uur en 05:54 uur zijn er rondom de scooter twee personen te zien.
3.13
Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus volgt dat deze na 06:17 uur weer uit Venlo vertrekt en tussen 06:31 uur en 07:21 uur stilstaat op de parkeerplaats van de Tulip Inn te Sevenum. De camerabeelden van het La Place restaurant zijn door de politie opgevraagd en bekeken. Op de beelden is te zien dat een man met Noord-Afrikaans uiterlijk om 06:32 uur het restaurant betreedt. Hij droeg soortgelijke kleding als persoon 2 bij de aankoop van de hamer van de Praxis. Omstreeks 06:36 uur rekende deze persoon drie blikjes Red Bull af. Deze persoon is door opsporingsambtenaar [verbalisant 3] herkend als zijnde medeverdachte [medeverdachte 3] .
Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus volgt verder dat deze tussen 07:35 uur en 07:49 uur op de Hogeschoorweg/Karbinderstraat te Venlo en tussen 08:10 en 09:17 uur stil heeft gestaan op het bedrijventerrein aan de Plataanstraat te Venray.
Uit de camerabeelden van Océ volgt vervolgens dat er omstreeks 09:33 uur een auto uit de richting van de Karbinderstraat kwam en dat deze ter hoogte van de Rummerkampstraat stopte. Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus volgt dat deze zich om 09:33 uur bevond op de Rummerkampstraat. Rechts op het trottoir stond een lichtkleurig voorwerp. Er stapten twee personen uit de auto en liepen richting dit voorwerp. De auto reed weer weg en de twee personen bleven bij het voorwerp staan. Een van de twee personen liep vervolgens in de richting van de Rummerkampstraat naar een lichtkleurige personenauto en ging in gesprek met de bestuurder. Vervolgens rende deze persoon weer weg en reed ook de auto weg. De persoon liep terug naar de scooter en vervolgens liepen beide personen samen weg. Omstreeks 09:49 uur keerden beide personen weer terug en liepen naar de scooter. Even later kwam ook de lichtkleurige auto weer in beeld en stapten beide personen in, waarna de auto wegreed. Rond 10:00 uur verscheen de lichtkleurige auto weer en stapten er drie personen uit en liepen naar de scooter. Vervolgens werd door één van de drie personen een lichtkleurig voorwerp van de scooter gepakt en in de auto gelegd. De auto reed achteruit, waarna één van de drie personen er achteraan rende en weer instapte. De twee andere personen reden met de scooter weg richting de Karbinderstraat. De auto, een Ford Focus, en de rode scooter werden vervolgens gezien op de Sint Urbanusweg , rijdend in de richting van de Maaskade. Op de scooter zaten twee in het donker geklede personen. De auto reed korte tijd later weer op de Sint Urbanusweg . Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij en [medeverdachte 2] de overval op de juwelier hebben gepleegd en dat zij degenen zijn geweest die op de scooter zaten.
De getuige [getuige 2] heeft gezien dat twee jongens, die van een trap af kwamen rennen die de Sint Urbanusweg en de Dr. Marie Curiestraat met elkaar verbinden, op de Sint Urbanusweg in een lichtkleurige auto zijn gestapt. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat het hier gaat om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat zij na de overval zijn ingestapt in de klaarstaande Ford Focus.
3.14
Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus blijkt dat deze om 10:19 uur vanuit Venlo naar Duitsland is gereden en om 11:44 uur bij het Ibis Hotel, gelegen aan de Kardinal Galen Strasse 108 te Duissern (Duisburg) is aangekomen.
Uit onderzoek door de Duitse politie blijkt dat door de verdachte twee tweepersoonskamers waren geboekt in het Ibis Hotel. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben hun naam ingevuld op een incheckformulier van het hotel.
De politie heeft een fotoreportage met beschrijving gemaakt van de camerabeelden van het Ibis Hotel. Op de camerabeelden is te zien dat op 10 januari 2018 omstreeks 11:54 uur vier mannen incheckten in het hotel. Omstreeks 11:59 uur gingen zij alle vier naar boven via het trappenhuis. De volgende dag, omstreeks 05:28 uur verlieten de vier mannen het hotel. Verbalisant [verbalisant 2] heeft aan de hand van de camerabeelden van het hotel gerelateerd dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , de verdachte en [medeverdachte 3] de personen waren die omstreeks 05:28 uur het hotel hebben verlaten.
3.15
Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus volgt dat deze naar Antwerpen (België) is gereden. Daar heeft de auto tussen 10:07 uur en 12:59 uur stilgestaan op het Statiekwartier Antwerpen (Diamantbuurt).
Om 10:11 uur hebben de verdachte en de drie medeverdachten de parking aan de Vestingstraat verlaten. Medeverdachte [medeverdachte 2] is op de beelden door verbalisant [verbalisant 2] herkend als de persoon met de zwarte schoenen met de witte zool.
Om 11:22 uur ontstond onenigheid tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 1] probeerde de ruzie te sussen. Naar aanleiding van deze ruzie vond er door een Belgische politieman in burger een identiteitscontrole plaats. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] werden geïdentificeerd aan de hand van hun identiteitsdocumenten. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd meegenomen naar het bureau, omdat hij geen identiteitsdocumenten kon overleggen.
Terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] op het politiebureau was, zijn de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] omstreeks 12:33 uur de winkel [naam 2] , gelegen aan de [adres 4] te Antwerpen, binnen gegaan. Om 12:42 uur hebben zij de winkel weer verlaten en zijn zij via het politiebureau terug naar de parkeergarage gegaan. [medeverdachte 2] was op dat moment al richting de parkeergarage gegaan. Omstreeks 12:59 uur verliet de Ford Focus de parkeergarage in Antwerpen, waarna deze om 13:29 uur de grens met Nederland bij Breda passeerde en vervolgens om 14:39 uur in Amsterdam aankwam.
De getuige [getuige 8] , eigenaar van de juwelierszaak [naam 2] , heeft op de aan hem getoonde foto's drie horloges herkend. Volgens [getuige 8] werden deze aan hem te koop aangeboden door twee mannen van Marokkaanse afkomst. Aan de getuige werd de foto getoond van de camerabeelden van de Vestingstraat met drie van de verdachten. Hierop verklaarde de getuige [getuige 8] dat twee van deze personen zijn winkel hebben bezocht. Zij hebben hem de drie uurwerken aangeboden.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen leidt het hof af dat vier personen, waaronder de verdachte, betrokken zijn geweest bij de overval op [benadeelde 1] .
Het hof wijst voor de betrokkenheid van de verdachte in het bijzonder op het navolgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 10 januari 2018 de overval op [benadeelde 1] is gepleegd. Daartoe is door [medeverdachte 1] in Amsterdam een Ford Focus gehuurd. Volgens [medeverdachte 1] was het de bedoeling om de overval op 9 januari 2018 te plegen maar was dit niet gelukt omdat de scooter niet wilde starten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat in Heythuysen voor één overnachting, te weten van 8 januari op 9 januari 2018, een appartement was geboekt voor vier personen. Het hof ziet dit als een belangrijke aanwijzing dat al vanaf de aanvang vier personen bij de overval betrokken waren. De Ford Focus heeft op 9 januari 2018 in de ochtend Heythuysen verlaten en is daar niet meer teruggekeerd. Daaruit valt af te leiden dat de vier personen waarvoor de overnachting was geboekt op 9 januari 2018 in de Ford Focus Heythuysen hebben verlaten. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] maakten deel uit van deze groep.
Op 9 januari 2018, de dag waarop de overval aanvankelijk was gepland, wordt in Venlo getracht om de scooter te starten, wat niet lukt. De Ford Focus rijdt die dag rond in Venlo, rijdt naar Duitsland en naar Antwerpen en weer naar Venlo. ’s Avonds rijdt de auto naar een coffeeshop in Roermond waar vier personen, waaronder [medeverdachte 3] , uitstappen. Het hof heeft geen enkele aanwijzing dat het hier (deels) om andere personen zou gaan dan de vier personen die de nacht in Heythuysen hebben doorgebracht. De Ford Focus verblijft die nacht op een parkeerplaats bij een tennisclub in Roermond, kennelijk omdat men er geen rekening mee had gehouden dat men nog een nacht in of in de buurt van Venlo moest doorbrengen. In de vroege ochtend van 10 januari 2018 is de Ford Focus weer naar Venlo gereden, onder meer naar de plaats waar de scooter was gestald.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat kort voordat de overval plaatsvindt zich vier personen in de Ford Focus bevinden. Uit die beelden blijkt immers dat de auto achteruit rijdt terwijl er kort daarvoor drie personen waren uitgestapt. Een van die drie personen is weer ingestapt, de twee anderen, het hof begrijpt: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zijn met de scooter weggereden en hebben de overval gepleegd.
De Ford Focus met daarin de beide andere betrokkenen heeft vervolgens gewacht op de terugkomst van de scooter.
Nadat de overval is gepleegd en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn ingestapt in de Ford Focus, is de auto direct naar Duitsland gereden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat door de verdachte in het Ibishotel bij Duisburg twee tweepersoonskamers zijn besproken. In het Ibishotel werd door vier personen ingecheckt, waaronder de verdachte. Op dat moment is gebleken dat de verdachte deel uitmaakte van de groep van vier personen. De volgende dag zijn zij alle vier, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de verdachte, naar Antwerpen gereden om de gestolen horloges te verkopen.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat er telkens op de hiervoor genoemde momenten sprake is geweest van een groep bestaande uit vier personen, waarvan de verdachte deel uitmaakte. Het hof heeft geen aanwijzingen dat deze groep tussentijds van samenstelling is gewisseld. Het hof betrekt bij zijn oordeel het volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij met de huurauto bij het Ibis hotel is aangekomen. Uit de Track en Trace gegevens van de Ford Focus blijkt dat deze huurauto, nadat in Venlo de twee mededaders op de rode scooter waren opgepikt, naar Duissern is gereden. Na circa anderhalf uur kwam de auto daar aan bij het Ibis Hotel. Tijdens deze rit heeft de Ford Focus tweemaal relatief korte tijd stilgestaan in Duitsland, eenmaal bij een tankstation en eenmaal bij een Lidl. Hoewel de raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte op deze momenten in de auto kan zijn gestapt, heeft de verdachte dat niet verklaard. Desgevraagd wilde de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg namelijk in het geheel niet nader verklaren over het hoe en wanneer hij in de Ford Focus – en daarmee dus in het gezelschap van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] – is terechtgekomen. De omstandigheid dat de verdachte zeer kort na de overval in het gezelschap van de beide plegers van de overval, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de auto heeft gezeten die gebruikt is bij de voorbereiding van de overval en de vlucht erna, roept om een nadere uitleg. Nu de verdachte deze niet wenst te geven en zijn summiere verklaring niet wenst te staven met verifieerbare gegevens, hecht het hof geen geloof aan zijn verklaring kort gezegd inhoudende dat hij niet bij de overval betrokken is geweest en alleen naar Duissern is gegaan ‘om een beetje te chillen’.
Op verzoek van de verdediging zijn in hoger beroep de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] als getuigen gehoord door de raadsheer-commissaris. Het hof stelt vast dat zij op onderdelen zeer tegenstrijdige en niet verifieerbare verklaringen hebben afgelegd als het gaat om de vraag hoeveel personen en/of wie bij de overval betrokken zijn geweest. Zo verklaart [medeverdachte 1] dat hij een appartement had gehuurd om daar met drie personen te overnachten, te weten [medeverdachte 2] , een persoon waarvan hij de naam niet wil noemen en hijzelf. Die onbekende derde zou de chauffeur van de vluchtauto zijn geweest. De verdachte zou zich pas bij de grens in Duitsland bij hen hebben gevoegd. In die auto zaten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de onbekende derde. De onbekende derde is toen teruggereden naar Limburg. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij na de overval bij het gehuurde huis zou zijn opgepikt. Dit strookt niet met de track en tracegegevens van de Ford Focus. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het hotel in Duitsland is gereden en dat daar verder niemand bij was. Hij zou de verdachte pas bij het hotel hebben gezien. Door hem wordt niets verklaard over een onbekende derde die de auto zou hebben bestuurd.
Het hof schuift hun verklaringen op dit punt dan ook terzijde.
Uit de omstandigheid dat de boekingsgegevens van het appartement in Heythuysen vermelden dat van 8 januari 2018 tot 9 januari 2018 is gereserveerd voor vier personen, dat het de bedoeling was om de overval op 9 januari 2018 te laten plaatsvinden maar dat dit niet is gelukt, dat de bij de overval betrokken Ford Focus in Venlo heeft rondgereden, naar Duitsland en naar Antwerpen is gereden, vervolgens weer naar Venlo is gereden, in de avond van 9 januari 2018 naar Roermond is gereden waar vier personen bij coffeeshop Skunk uit de Ford zijn gestapt, de nacht vervolgens wordt doorgebracht op een parkeerplaats en vervolgens weer naar Venlo wordt gereden en dat op 10 januari 2018 kort voor de overval vier personen actief waren – twee bij de scooter en twee bij de auto – en na de overval vier personen, onder wie de verdachte, hebben ingecheckt bij het hotel in Duitsland, alsmede uit de omstandigheid dat er geen enkele verifieerbare aanwijzing is dat de groep tussentijds van samenstelling is gewisseld, leidt het hof af dat de verdachte al vanaf het begin betrokken is geweest bij de geplande overval op de juwelier.
De omstandigheid dat er, zoals de raadsman heeft betoogd, in de nacht van 9 op 10 januari op twee locaties slechts drie consumpties worden gekocht, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aan deze omstandigheid niet de conclusie kan worden verbonden dat er in die nacht dus maar drie personen in de Ford Focus zaten.
Het hof dient vervolgens te beoordelen of de verdachte medepleger is van de overval op [benadeelde 1] .
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met een of meer anderen aan het delict.
Volgens vaste rechtspraak kan ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het helpen bij de vlucht), sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof bewezen dat de verdachte in de periode van 8 januari 2018 tot en met 11 januari 2018 met drie anderen intensief heeft samengewerkt, zowel bij de voorbereiding van de overval, als bij de overval zelf en daarna.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar Limburg zijn afgereisd om een juwelier te overvallen. Zij zijn daarbij steeds met vieren opgetrokken. De overval zou plaatsvinden op 9 januari 2018. Ter voorbereiding op de overval is door [medeverdachte 1] een appartement voor vier personen geboekt voor de nacht voorafgaand aan de geplande overval, hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een sloophamer gekocht die bij de overval gebruikt zou worden en is door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een scooter gekocht om de overval mee te plegen. Met de Ford Focus hebben voorafgaand aan de geplande overval voorverkenningen plaatsgevonden, waarbij ook naar Duitsland is gereden. Toen de op 9 januari 2018 geplande overval niet doorging omdat de scooter niet wilde starten, zijn de plannen gewijzigd en heeft men kennelijk besloten om de overval op 10 januari 2018 te laten plaatsvinden. Men is vervolgens met de Ford Focus de omgeving weer gaan verkennen, waarbij ook locaties in Duitsland en in Antwerpen zijn bezocht. Volgens [medeverdachte 1] had de verdachte een contact een Antwerpen om daar de buit te verkopen.
Op 10 januari 2018 wordt de overval gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat zij bij de scooter zijn afgezet door de verdachte en [medeverdachte 3] . Uit de bewijsmiddelen leidt het hof voorts af dat de verdachte degene is geweest die rond het tijdstip van de overval de bestuurder van de Ford Focus is geweest. [medeverdachte 3] was ten tijde van de overval pas 16 jaar oud, zodat het niet aannemelijk is dat hij de auto zou hebben bestuurd. Dat blijkt ook niet uit de afgelegde verklaringen.
De Ford Focus met de verdachte als bestuurder heeft gewacht op de terugkomst van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vervolgens zijn zij met vieren met de buit van de overval naar Duitsland gevlucht. De verdachte had aldaar een overnachting voor hen vieren geboekt. Op 11 januari 2018 zijn zij met vieren naar Antwerpen gereden om daar de buit van de overval te verkopen. De verdachte heeft toen samen met [medeverdachte 1] de juwelierszaak [naam 2] bezocht, waar bij de overval buitgemaakte horloges zouden zijn aangeboden.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat, gelet op de intensiteit van de onderlinge samenwerking (de groep trekt steeds met vieren op, zoals bij de voorverkenningen, de plannen voor de overval worden veranderd als de scooter op 9 januari 2018 niet wil starten), de aanwezigheid van de verdachte op belangrijke momenten (het afzetten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de scooter, het klaarzetten van de Ford Focus als vluchtauto) en zijn verdere rol (het regelen van een hotel waar men naartoe kon vluchten en van een mogelijke afnemer van de buit), sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen en komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Met betrekking tot de verzoeken van de verdediging overweegt het hof als volgt.
De raadsman heeft het verzoek gedaan om [getuige 1] , de verhuurder van het appartement, als getuige te horen over de vraag of de getuige vier personen zou hebben gezien, zoals door de advocaat-generaal wordt verondersteld.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [getuige 1] als getuige af. Het hof is met de raadsman van oordeel dat uit de door [getuige 1] afgelegde verklaring niet kan worden afgeleid dat hij vier personen heeft gezien. Naar het oordeel van het hof is de noodzaak tot het horen van deze getuige dan ook niet gebleken.
Het hof wijst het verzoek tot het opnieuw horen van [getuige 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] af, nu de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet is gebleken. Deze getuigen zijn in aanwezigheid van de raadsman door de raadsheer-commissaris gehoord. De raadsman heeft daarbij vragen kunnen stellen, die door de getuigen ook zijn beantwoord. De raadsman heeft niet aangevoerd welke vragen hij thans nog heeft en wat het belang zou zijn van het opnieuw horen van deze getuigen.
Het hof wijst ook het verzoek tot het opnieuw horen van de medeverdachte [medeverdachte 2] als getuige af. De raadsman heeft zijn verzoek niet nader onderbouwd. De getuige heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht en heeft daarom geweigerd vragen te beantwoorden. Nu de getuige nog steeds de status van verdachte heeft en gelet op zijn beroep op zijn verschoningrecht, ziet het hof geen aanleiding de getuige opnieuw op te roepen. Naar het oordeel van het hof is de noodzaak tot het opnieuw horen van deze getuige niet gebleken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is als medepleger betrokken geweest bij een gewapende overval op klaarlichte dag op de juwelierszaak [benadeelde 1] , gevestigd in het centrum van Venlo. Hierbij heeft één van de daders de winkelmedewerkster en beide eigenaren bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, terwijl de andere dader met een grote sloophamer de vitrineruit van de etalage kapot heeft geslagen. Tevens heeft hij de winkelmedewerkster gedwongen de afgesloten vitrine te openen, waarna hij deze kon leeghalen. Daarbij is onder meer een aantal zeer exclusieve horloges buitgemaakt. Deze hebben verdachte en zijn mededaders de volgende dag verkocht of geprobeerd te verkopen in het Diamantkwartier te Antwerpen. De verdachte heeft, zoals hiervoor is overwogen, een actieve rol gehad bij de voorbereiding en uitvoering van de overval, bij de vlucht en bij de verkoop van de gestolen buit.
Deze brutale overval heeft op de slachtoffers diepe indruk gemaakt en hen veel angst aangejaagd. De ervaring is dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige overvallen doorgaans nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van wat hen is overkomen. Dat blijkt ook de slachtofferverklaring van [benadeelde 4] en de onderbouwing van de gevorderde immateriële schadevergoeding van [benadeelde 3] en [benadeelde 2] . Daaruit volgt dat de overval op hen een grote impact heeft gehad en nog heeft, met name vanwege het zeer intimiderende karakter ervan en de wijze waarop de overvallers te werk zijn gegaan.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof heeft daarbij nog het volgende in aanmerking genomen:
  • een van de overvallers heeft met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp [benadeelde 4] , [benadeelde 3] en [benadeelde 2] bedreigd en gedwongen om op de grond te gaan liggen; [benadeelde 4] is gedwongen om een vitrine open te maken, door haar te bedreigen met de woorden: “schiet op schiet op anders sla ik je helemaal verrot”;
  • er zijn op grove wijze vitrines stuk geslagen en zeer waardevolle sieraden en horloges weggenomen;
  • het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is. Daarbij merkt het hof nog op dat de overval op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden en dat uit het dossier volgt dat één of meer voorbijgangers daarvan getuige zijn geweest.
Het hof heeft anderzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij de overval een geringere rol heeft gespeeld dan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die de overval feitelijk hebben uitgevoerd. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Het hof heeft verder acht geslagen op een rapport van de Reclassering Nederland omtrent de persoon van de verdachte. Gelet hierop acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Het hof constateert voorts dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, is geschonden, nu het hof niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen. De overschrijding van de redelijke termijn is deels veroorzaakt door de onderzoekswensen die de verdediging heeft ingediend, maar is niet volledig aan de verdediging toe te schrijven.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof een strafkorting van tien procent toepassen en volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 8 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot gevangenneming
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 6 oktober 2021 gevorderd dat het hof de gevangenneming van de verdachte zal bevelen. De verdediging is in de gelegenheid geweest zich over deze vordering uit te laten.
Het hof acht geen termen aanwezig de vordering tot gevangenneming van de verdachte toe te wijzen. De daartoe strekkende vordering van de advocaat-generaal zal dan ook worden afgewezen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat op het strafblad van de verdachte na het onderhavige feit geen nieuw strafbare feiten worden vermeld.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten verdovende middelen en de weegschaal, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf werden aangetroffen en deze voorwerpen in onderlinge gezamenlijkheid van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Van de overige in beslag genomen voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een totaalbedrag van € 9.618,84, te weten € 2.118,84 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt voor wat betreft de materiële schade uiteen in:
  • € 6,67 aan medische kosten;
  • € 309,57 aan reis- en parkeerkosten;
  • € 1.552,60 aan huishoudelijke hulp;
  • € 250,00 aan eigen bijdrage kosten rechtsbijstand.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] toegewezen tot een bedrag van € 5.316,24 waarvan € 5000,00 voor immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘huishoudelijke hulp’ niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afgewezen. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op € 500,00.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd inhoudelijk betwist, met uitzondering van de posten medische kosten en reis- en parkeerkosten. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade. Voor wat betreft de post huishoudelijke hulp dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor zover het gaat om juridische kosten dient de vordering primair te worden afgewezen, subsidiair kan niet meer dan € 250,00 worden toegewezen
Overwegingen van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 302,82, zijnde medische kosten en reis- en parkeerkosten in verband met bezoek huisarts, bezoek directe opvang en nazorg en bezoeken aan een fysiotherapeut in de eigen woonplaats en een fysiotherapeut in Well. Deze kosten zijn door de verdediging niet betwist. Het hof zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf de hieronder vermelde ingangsdata. Daarbij is (zoveel mogelijk) aangesloten bij de datum waarop of de einddatum van de periode waarin deze kosten zijn gemaakt.
De reiskosten in verband met bezoeken aan een advocaat ad € 13,42 en de kosten in verband met de eigen bijdrage voor rechtsbijstand ad € 250,00 kunnen niet worden aangemerkt als rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Om die reden kan de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet worden ontvangen. Het hof zal deze kosten evenwel toewijzen als proceskosten.
Huishoudelijke hulp
Het hof is van oordeel dat niet zonder meer kan worden gesproken van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde schade. Het hof is voorts van oordeel dat, temeer nu de verdediging deze post gemotiveerd heeft betwist, meer inlichtingen nodig zouden zijn om gewogen te kunnen beoordelen of dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Het verkrijgen van meer inlichtingen hieromtrent levert naar het oordeel van het hof evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden kan de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet worden ontvangen en kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat [benadeelde 4] als gevolg van het bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast en dat zij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Aan het leed van [benadeelde 4] en de doorwerking daarvan is in de onderbouwing van de vordering ook uiting gegeven.
Het hof zal, gelet op vergelijkbare zaken en naar maatstaven van billijkheid, een bedrag van € 7.500,00 voor immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2018.
De verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 4] is toegebracht tot een bedrag van € 7.802,82. De verdachte en zijn mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente als hierna te melden tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een totaalbedrag van € 9.188,00, te weten € 1.688,50 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt voor wat betreft de materiële schade uiteen in:
  • € 1.438,50 aan huishoudelijke hulp;
  • € 250,00 aan eigen bijdrage kosten rechtsbijstand.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00, immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘huishoudelijke hulp’ niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afgewezen. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op € 500,00.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd inhoudelijk betwist. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade. Voor wat betreft de post huishoudelijke hulp dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor zover het gaat om juridische kosten dient de vordering primair te worden afgewezen, subsidiair kan niet meer dan € 250,00 worden toegewezen.
Overwegingen van het hof
Materiële schade
De kosten in verband met de eigen bijdrage voor rechtsbijstand ad € 250,00 kunnen niet worden aangemerkt als rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Om die reden kan de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet worden ontvangen. Het hof zal deze kosten evenwel toewijzen als proceskosten.
Huishoudelijke hulp
Het hof is van oordeel dat niet zonder meer kan worden gesproken van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde schade. Het hof is voorts van oordeel dat, temeer nu de verdediging deze post gemotiveerd heeft betwist, meer inlichtingen nodig zouden zijn om gewogen te kunnen beoordelen of dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Het verkrijgen van meer inlichtingen hieromtrent levert naar het oordeel van het hof evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden kan de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet worden ontvangen en kan de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat [benadeelde 3] als gevolg van het bewezenverklaarde in zijn persoon is aangetast en dat hij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Aan het leed van [benadeelde 3] en de doorwerking daarvan is in de onderbouwing van de vordering ook uiting gegeven.
Het hof zal, gelet op vergelijkbare zaken en naar maatstaven van billijkheid, een bedrag van € 7.500,00 voor immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2018.
De verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 3] is toegebracht tot een bedrag van € 7.500,00. De verdachte en zijn mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke als na te melden tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een totaalbedrag van € 7.894,88, te weten € 394,88 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt voor wat betreft de materiële schade uiteen in:
  • € 69,88 aan reis- en parkeerkosten;
  • € 325,00 aan videodeurbel.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 5.069,88, waarvan € 5.000,00 immateriële schade, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘videodeurbel’ niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de vordering voor de meer gevorderde immateriële schade afgewezen. De verdachte is veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd inhoudelijk betwist. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00 ter zake van immateriële schade. Voor wat betreft de post ‘videodeurbel’ dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde reis- en parkeerkosten.
Overwegingen van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 6,24, zijnde reiskosten in verband met bezoek psycholoog Venlo. Deze kosten zijn door de verdediging niet betwist. Het hof zal tevens de gevorderde wettelijke rente toewijzen.
De reiskosten in verband met het bijwonen van de terechtzitting in eerste aanleg (ad
€ 63,44) zijn niet aan te merken als rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit. Om die reden kan de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet worden ontvangen. Het hof zal deze kosten evenwel toewijzen als proceskosten.
Videodeurbel
Het hof is van oordeel dat niet zonder meer kan worden gesproken van een rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde schade. Het hof is voorts van oordeel dat, temeer nu de verdediging deze post gemotiveerd heeft betwist, meer inlichtingen nodig zouden zijn om gewogen te kunnen beoordelen of dit deel van de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Het verkrijgen van meer inlichtingen hieromtrent levert naar het oordeel van het hof evenwel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden kan de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet worden ontvangen en kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde in zijn persoon is aangetast en dat hij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Aan het leed van [benadeelde 2] en de doorwerking daarvan is in de onderbouwing van de vordering ook uiting gegeven.
Het hof zal, gelet op vergelijkbare zaken en naar maatstaven van billijkheid, een bedrag van € 7.500,00 voor immateriële schade toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2018.
De verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 7.506,24. De verdachte en zijn mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke als na te melden tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.750,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de beslissing van de rechtbank tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij VOF Nellissen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2018. De verdachte en zijn mededaders zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 3.750,00. De verdachte en zijn mededaders zijn daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke als na te melden tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d 36d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren en 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Verdovende middelen 457859 diverse wikkels
2. 1.00 STK Weegschaal Kl: blauw 457860.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1.00 STK GSM Kl: Zwart Nokia 457858
4. 1.00 STK GSM Kl: Zwart Samsung 457857
5. 1.00 STK GSM Kl: blauw Nokia 457856
6. 1.00 STK Schoeisel Kl: zwart 457855.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.802,82 (zevenduizend achthonderdtwee euro en tweeëntachtig cent), bestaande uit € 302,82 (driehonderdtwee euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 263,42 (tweehonderddrieënzestig euro en tweeënveertig cent).
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze ziet op de posten ‘eigen bijdrage kosten rechtsbijstand’ en ‘reiskosten bezoek advocaat’.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.802,82 (zevenduizend achthonderdtwee euro en tweeëntachtig cent) bestaande uit
€ 302,82 (driehonderdtwee euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 74 (vierenzeventig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente
voor de materiële schade op
- 11 januari 2018 over een bedrag van € 6,67 ter zake van medische kosten;
- 28 mei 2018 over een bedrag van € 5,77 ter zake van reiskosten bezoek huisarts;
- 19 juni 2018 over een bedrag van € 269,10 ter zake van reiskosten bezoek directe opvang en nazorg;
- 12 september 2018 over een bedrag van € 16,38 ter zake van reiskosten bezoek fysiotherapeut Well;
- 24 oktober 2018 over een bedrag van € 4,90 ter zake van reiskosten bezoek fysiotherapeut woonplaats,
en van de immateriële schade op
10 januari 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze ziet op de post ‘eigen bijdrage kosten rechtsbijstand’.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 januari 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.506,24 (zevenduizend vijfhonderdzes euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 6,24 (zes euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 63,44 (drieënzestig euro en vierenveertig cent).
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor zover deze ziet op de post ‘reiskosten bijwonen zitting’.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.506,24 (zevenduizend vijfhonderdzes euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 6,24 (zes euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 72 (tweeënzeventig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente
voor de materiële schade op:
13 december 2018
en van de immateriële schade op:
10 januari 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.750,00 (drieduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.750,00 (drieduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 47 (zevenenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 januari 2018.
Wijst af de vordering tot gevangenneming.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 11 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. von Hebel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.