Op 18 juni 2021 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1997, die op 13 april 2018 in Breda een overtreding heeft begaan van artikel 163, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is de verdachte voor de duur van zes maanden ontzegd bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het hof en is mondeling uitgesproken op de openbare terechtzitting.