ECLI:NL:GHSHE:2021:3522

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
20-003003-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal in woning door meerdere personen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de verdachte werd veroordeeld voor diefstal in een woning door meerdere personen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van inbeslaggenomen schoenen aan de verdachte. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en zich verenigd met de bewijsoverwegingen van de rechtbank, met enkele verbeteringen en aanvullingen. Het hof heeft geoordeeld dat de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal voldoende is bewezen aan de hand van andere bewijsmiddelen, waaronder het aantreffen van de verdachte en medeverdachten in de directe omgeving van de woning waar de inbraak heeft plaatsgevonden. Het hof heeft de strafmaat bevestigd en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, inclusief de beslissing omtrent het beslag. De uitspraak is gedaan op 25 juni 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003003-19
Uitspraak : 25 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 24 september 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-860198-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1970,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van braak’ (het primair tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de teruggave van de inbeslaggenomen schoenen van het merk Merrell Navy (goednummer 1299072) aan de verdachte gelast.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof overeenkomstig de beslissing van de rechtbank zal beslissen.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met verbetering en aanvulling van gronden waarop dit berust, te weten:
  • met verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen;
  • met verbetering en aanvulling van de bewijsoverwegingen;
  • met verbetering en aanvulling van de strafoverweging.
Verbetering en aanvulling van de bewijsmiddelen
Aan bewijsmiddel 3 (het proces-verbaal van bevindingen aantreffen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in Opel Astra gekentekend [kenteken] en aantreffen blauwe Samsonite koffer in kofferbak d.d. 15 januari 2018) wordt na de zin: ‘Hij zag dat het voertuig met gedoofde lichten wegreed’ het volgende toegevoegd: ‘Hij zag dat het voertuig zilvergrijs van kleur was en een Ford Escort of een Opel Astra betrof’.
In bewijsmiddel 5 (het proces-verbaal van bevindingen beschrijving van in Opel Astra met
kenteken [kenteken] aangetroffen goederen d.d. 15 januari 2018) is opgenomen: ‘verbalisant zag dat het goed aan de binnenkant voorzien was van een beige kleding’. Het hof vervangt het woord ‘kleding’ voor ‘bekleding’.
Bewijsmiddel 9 behoeft naar het oordeel van het hof verbetering en aanvulling. Ten behoeve van de leesbaarheid zal voornoemd bewijsmiddel hieronder opnieuw worden opgenomen.

Het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming schoenen van het

merk/type: Kalasity onder medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 15 januari 2018 (ongenummerd), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:

Inbeslagneming
Plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 15 januari 2018 te 1630 uur
Beslagene
Achternaam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [medeverdachte 1]
Geboren: [geboortedag 2] 1979 [geboorteplaats 2]
Goednummer: [goednummer]
Object: schoeisel (schoenen)
Aantal/eenheid: 2 stuks
Merk/type: Kalasity
Aan bewijsmiddel 11 (het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek versie 16 januari 2018, d.d. 13 maart 2018) wordt na: ‘een paar schoenen van het merk Kalasity, maat 42’ toegevoegd: ‘en voorzien van het waarmerk PL2100-2018009802-1299088’.
Verbetering en aanvulling van de bewijsoverwegingen
Op pagina 5 van het vonnis heeft de rechtbank overwogen: ‘zijn verdachte als bestuurder, medeverdachte [verdachte] als bijrijder en medeverdachte [medeverdachte 3] als passagier op de achterbank door de politie als inzittenden van een grijze Opel Astra op de [adres 3] aangetroffen.’ Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de bestuurder was en de verdachte de bijrijder, behoeft voormelde passage verbetering, in die zin dat die als volgt komt te luiden: ‘zijn medeverdachte [medeverdachte 1] als bestuurder, de verdachte als bijrijder en medeverdachte [medeverdachte 3] als passagier op de achterbank door de politie als inzittenden van een grijze Opel Astra op de [adres 3] aangetroffen.’
De rechtbank heeft op pagina 6 van het vonnis opgenomen: ‘verdachte was niet ter terechtzitting aanwezig.’ Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 10 september 2019 was de verdachte ter terechtzitting verschenen. Voormelde zin behoeft derhalve verbetering, in dier voege dat die zin als volgt komt te luiden: ‘de verdachte was ter terechtzitting aanwezig.’
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde. Daartoe is – kort gezegd – het navolgende aangevoerd:
De anonieme melding van een verdachte situatie d.d. 15 januari 2018 (door de rechtbank als bewijsmiddel 2 in de bewijsbijlage opgenomen) kan – zoals ook door de advocaat-generaal naar voren is gebracht – niet voor het bewijs worden gebezigd. Er resteert dan – zo begrijpt het hof het verweer van de verdediging – onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De verdachte ontkent zijn betrokkenheid bij de aan hem tenlastegelegde inbraak en heeft een verklaring afgelegd betreffende de voor hem belastende omstandigheden. In de woning gelegen aan de [adres 4] zijn geen sporen van de verdachte aangetroffen. Bovendien is er geen bewijs waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de inbraak in de woning gelegen aan de [adres 4] .
Het hof overweegt als volgt.
Ad. I.
Artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, alleen kan meewerken tot het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, indien aan twee voorwaarden is voldaan:
de bewezenverklaring vindt in belangrijke mate steun in andersoortig bewijsmateriaal, en
door of namens de verdachte is niet op enig moment in het geding de wens te kennen gegeven om de in de aanhef bedoelde persoon te ondervragen of te doen ondervragen.
De betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde vindt naar het oordeel van oordeel van het hof in belangrijke mate steun in andere bewijsmiddelen, in het bijzonder in het door de politie kort na de melding aantreffen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de directe omgeving van de woning gelegen aan de [adres 4] , waarbij in de auto waarin de verdachten zaten goederen zijn aangetroffen die door de aangever zijn herkend en ter zake waarvan aangifte is gedaan dat die goederen uit voornoemde woning zijn weggenomen.
Voorts stelt het hof vast dat door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven de anonieme getuige te (doen) ondervragen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat aan het bepaalde in artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Het proces-verbaal houdende de verklaring van de anoniem gebleven persoon kan derhalve tot het bewijs meewerken.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ad. II.
Het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak is door de verdediging (in de kern) ter terechtzitting in eerste aanleg gevoerd. De rechtbank heeft dat verweer verworpen. Het hof verenigt zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank en maakt die – met de hierboven genoemde verbeteringen en aanvullingen – tot de zijne.
Verbetering en aanvulling van de strafoverweging
De rechtbank heeft op pagina 10 van het vonnis overwogen: ‘tevens weegt in het nadeel van verdachte mee (…) zijn afwezigheid ter terechtzitting’. Nu – zoals hiervoor reeds genoemd – blijkt dat de verdachte wel ter terechtzitting in eerste aanleg was verschenen, wordt de passage ‘en zijn afwezigheid ter terechtzitting’ geschrapt.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof – indien en voor zover het tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt – tot oplegging van een andere sanctiemodaliteit dient over te gaan dan hetgeen de rechtbank heeft beslist (een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden).
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Naar het oordeel van het hof staan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde daaraan in de weg. Daarbij heeft het hof – evenals de rechtbank – tevens acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij als indicatie bij een woninginbraak ingeval van recidive een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden in beginsel passend en geboden wordt geacht.
In het onderhavige geval ziet het hof geen ruimte om een ander soort straf – zoals een taakstraf – aan de verdachte op te leggen, zoals door de verdediging is bepleit. Hetgeen het hof omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken, leidt niet tot een ander oordeel.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep inclusief de beslissing omtrent het beslag, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. T.H.J. Menting, griffier,
en op 25 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.