In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 22 augustus 2019 was gewezen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], was aangeklaagd voor een overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De overtreding vond plaats op 7 juni 2019 te Nieuwendijk, gemeente Altena.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en 20 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 12 maanden ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden. Dit arrest is mondeling gewezen door mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 25 juni 2021.