ECLI:NL:GHSHE:2021:3745

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
200.300.205_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met verkorting van de termijn

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 augustus 2021 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 3 maart 2022. De vader verzocht om beëindiging van de ondertoezichtstelling met terugwerkende kracht tot 3 augustus 2021. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren of het verzoek af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2021 zijn zowel de vader als de GI gehoord, maar de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige, die sinds haar geboorte onder toezicht staat van de GI. De vader heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat er geen ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige is en dat zijn situatie is verbeterd. De GI heeft echter aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders en de gevolgen daarvan voor de minderjarige, die last heeft van loyaliteitsproblemen.

Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel de ouders stappen hebben gezet, er nog steeds signalen zijn dat de minderjarige in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Het hof heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht, maar de termijn verkort naar zes maanden, in plaats van de eerder door de rechtbank opgelegde zeven maanden. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, met de aanpassing van de termijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 16 december 2021
Zaaknummer : 200.300.205/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/386637 JE RK 21-1227
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. van Vliet,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. de Maaré.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 september 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de ondertoezichtstelling zal worden beëindigd (met terugwerkende kracht) met ingang van 3 augustus 2021, althans met ingang van een door het hof in goede justitie te bepalen datum. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2021, heeft de GI verzocht de vader in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Vliet;
- namens de moeder mr. De Maaré;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.4.
De raad is, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De moeder is ook niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een V-formulier met producties van de advocaat van de vader d.d. 28 september 2021;
- een V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 25 oktober 2021;
- een V-formulier met een productie van de advocaat van de vader d.d. 27 oktober 2021.

3.De beoordeling

3.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] . Zij zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de vader.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 21 juli 2015 (zij was op dat moment nog niet geboren) onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 23 juli 2020.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 3 augustus 2021 tot 3 maart 2022.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
Er is geen sprake van een ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . De zorg- en opvoedsituatie van [minderjarige] bij de vader is voldoende stabiel, veilig en bestendig. Het probleem dat bestond ten aanzien van de financiële situatie van de vader was ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg opgelost. Zijn huurachterstand van € 5.935,90 was op 27 mei 2021 door zijn vader voldaan. De woningstichting Alwel heeft inmiddels bevestigd dat de vader geen huurachterstand meer heeft en dat van hem niet meer wordt vereist vrijwillige bewindvoering aan te vragen. De zus van de vader biedt aan de vader nu hulp, in die zin dat zij met hem meekijkt naar zijn financiën.
De ouders ontvangen ouderschapsbemiddeling en hebben de tussen hen gemaakte afspraken over [minderjarige] in een ouderschapsplan vastgelegd. Het ouderschapsplan zal in de week na de mondelinge behandeling worden ondertekend. Zij hebben stappen gezet en zijn in staat om samen afspraken te maken. Zij moeten de kans krijgen om aan te tonen dat zij het gedwongen kader niet meer nodig hebben. De vader heeft steun vanuit zijn netwerk en hij heeft contact met de school van [minderjarige] . Dat er sprake is van zorgen vanuit school over [minderjarige] , zoals de moeder aanvoert, herkent de vader niet. Evenmin herkent de vader dat [minderjarige] door de communicatieproblemen tussen de ouders last heeft van loyaliteitsproblemen, zoals de GI naar voren heeft gebracht. [minderjarige] is vrolijk. Hij merkt niets aan haar.
Mocht het hof de verlenging van de ondertoezichtstelling in stand laten, dan geldt dat de rechtbank ten onrechte de ondertoezichtstelling heeft verlengd met zeven maanden in plaats van de verzochte zes maanden.
3.6.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De GI erkent dat de vader met hulp van zijn netwerk zijn huurachterstand heeft kunnen aflossen. De zorg die bestond over een huisuitzetting van de vader en [minderjarige] is daardoor weggenomen. Wel is gebleken dat de financiële situatie van de vader niet stabiel was en dat hij de belangen van [minderjarige] niet altijd voorop stelt. De verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig, zodat de vader kan laten zien dat hij op financieel gebied stabiel blijft en de belangen van [minderjarige] daarbij voorop stelt.
Wat betreft de opvoedvaardigheden van de vader geldt dat de vader hulpverlening kreeg van Ouder-Kind Amarant. De vader heeft sinds september 2021 die hulpverlening niet meer. De school gaat nu rechtstreeks met de vader in gesprek wanneer dat nodig is. Daarnaast heeft de vader ondersteuning van zijn netwerk. De verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om de voortgang te monitoren.
De grootste zorg heeft de GI over de communicatieproblemen die tussen de ouders spelen en de gevolgen daarvan voor [minderjarige] . [minderjarige] krijgt veel mee van de onderlinge strijd tussen de ouders en zij heeft last van loyaliteitsproblemen. Voor de ouders is ouderschapsbemiddeling ingezet. Dit traject is moeizaam verlopen. Er was sturing aan de ouders nodig om tot een ouderschapsplan te komen en tijdens het traject was de strijd tussen de ouders merkbaar. Er is sprake van een patroon in de communicatie tussen de ouders, waarin het afwisselend periodes goed gaat en periodes niet goed gaat. Dat nog steeds sprake is van onderlinge strijd, blijkt uit het feit dat de moeder stappen wil zetten om het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen en de vader het gezag wil wijzigen naar eenhoofdig gezag.
Naast de communicatieproblemen speelt dat beide ouders kwetsbaar zijn door eigen problematiek. Zij hebben steun vanuit hun netwerk, maar het is de vraag of het netwerk dat kan volhouden. De situatie is kwetsbaar. De verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om de belangen van [minderjarige] voorop te blijven stellen en te kijken wat zij nodig heeft gelet op haar loyaliteitsproblematiek.
3.7.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan.
Er worden door de ouders wel stappen gezet en het ouderschapsplan gaat mogelijk ondertekend worden, maar de moeder houdt zorgen over de nakoming van het ouderschapsplan. Zij wil dat de GI daarbij betrokken blijft. Dit geldt ook voor de financiële situatie van de vader. Dat het netwerk van de vader meekijkt, geeft geen garantie dat er niet opnieuw financiële problemen bij de vader ontstaan. In het verleden heeft dat ook gespeeld. Daarnaast geldt dat de moeder voor de herfstvakantie door de school van [minderjarige] is gebeld vanwege zorgen over [minderjarige] . De school wil daarover contact opnemen met de GI.
Er zijn nog zo veel zorgen dat een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is. De GI moet de situatie blijven monitoren en sturing geven.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.3.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
De ouders hebben een lange voorgeschiedenis van hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling. Zij hebben weliswaar stappen gezet – onder andere is de vader met behulp van opvoedondersteuning van Ouder-Kind Amarant gegroeid in zijn vaderschap en hebben de ouders met behulp van ouderschapsbemiddeling een (concept) ouderschapsplan opgesteld – maar nog steeds zijn er signalen dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd.
Er is sprake van onderlinge strijd en communicatieproblemen tussen de ouders. [minderjarige] is zich daarvan bewust. Volgens de vader is de situatie niet zo ernstig dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders, maar de GI signaleert wel loyaliteitsproblemen bij [minderjarige] . De ouders hebben deelgenomen aan een ouderschapsbemiddelingstraject waarin zij afspraken over [minderjarige] hebben gemaakt, maar niet gebleken is dat dit traject heeft geleid tot een structurele verbetering van de verstandhouding tussen de ouders. Uit het verslag van Amarant ter zake de ouderschapsbemiddeling blijkt dat er nog grote zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders en dat de ouders nog niet voldoende hebben laten zien dat zij samen de opvoeding voor [minderjarige] kunnen vorm geven. Dat de onderlinge strijd tussen de ouders voortduurt, blijkt ook uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht over mogelijke stappen die de moeder ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] wil zetten en de vader ten aanzien van het gezag van [minderjarige] .
Niet duidelijk is hoe de verstandhouding tussen de ouders zich verder zal ontwikkelen en wat voor invloed dit zal hebben op de ontwikkeling van [minderjarige] . Dat het ouderschapsplan met betrekking tot [minderjarige] er mogelijk aankomt, is onvoldoende om aan de genoemde communicatieproblematiek van de ouders en loyaliteitsproblematiek van [minderjarige] voorbij te kunnen gaan. Het hof is dan ook van oordeel dat het noodzakelijk is dat een gezinsvoogd hierop toezicht blijft houden en zorg draagt voor de in dat kader in te zetten en te continueren hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] .
3.8.4.
Het hof acht het ook noodzakelijk dat de GI zal (blijven) monitoren of de ouders zich aan de onderling gemaakte afspraken houden, zoals door Amarant is geadviseerd, en zicht houdt op de prille ontwikkelingen in de situatie van de vader. De hulpverlening van Ouder-Kind Amarant voor de vader is onlangs geëindigd en op het vlak van financiën heeft de vader nu hulp van zijn zus. Bezien moet worden of de hulpverlening die eerder ingezet is geweest beklijft en wat verder met het oog op de belangen van [minderjarige] nog nodig is.
3.9.
Concluderend is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, BW. Het hof ziet wel aanleiding om de termijn van de verlenging van de ondertoezichtstelling te bekorten naar zes maanden, conform het aanvankelijke verzoek van de GI.

4.De slotsom

4.1.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, zij het met verkorting van de termijn.
4.2.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 augustus 2021 voor zover het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , over de periode van 3 augustus 2021 tot 3 februari 2022;
vernietigt die beschikking voor zover het betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] over de periode vanaf 3 februari 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel en A.J.F. Manders en is op 16 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.