ECLI:NL:GHSHE:2021:3804

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
200.294.846_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag en vervanging van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.A. van den Heuvel, heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij geen vertrouwen meer heeft in de samenwerking met de bewindvoerder en dat dit een gewichtige reden is voor ontslag. De rechthebbende heeft behoefte aan meer duidelijkheid en zelfstandigheid, en heeft aangegeven dat zij gesprekken heeft gevoerd met Stichting [stichting] over de mogelijkheid om het bewind over te nemen.

De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling betoogd dat zij haar taken naar behoren heeft uitgevoerd en dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder eerdere verzoeken tot opheffing van het bewind die door de rechtbank zijn afgewezen.

Het hof heeft overwogen dat de rechthebbende geen vertrouwen meer heeft in de bewindvoerder, maar dat dit niet voldoende is om tot ontslag over te gaan. De bewindvoerder heeft aangetoond dat zij haar werkzaamheden goed heeft uitgevoerd en dat er geen andere gewichtige redenen zijn om een nieuwe bewindvoerder te benoemen. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 december 2021
Zaaknummer: 200.294.846/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8936937 TD VERZ 20-1582
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. F.A. van den Heuvel,
tegen
de besloten vennootschap
[B.V.] B.V., handelend in de hoedanigheid van bewindvoerder van [de rechthebbende]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 mei 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de bewindvoerder te ontslaan en Stichting [stichting] te benoemen als opvolgend bewindvoerder, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht. Kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Van den Heuvel en [begeleider] , de begeleider van de rechthebbende van [organisatie] ;
- namens de bewindvoerder [betrokkene] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het procesdossier in eerste aanleg, ingediend door de advocaat van de rechthebbende d.d. 14 juni 2021;
- een brief van de bewindvoerder d.d. 19 juli 2021.

3.De beoordeling

3.1.
De goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren staan sinds 1 december 2007 onder bewind. Aanvankelijk is het bewind uitgevoerd door [voormalige bewindvoerder] en vanaf 2009 wordt het bewind uitgevoerd door de huidige bewindvoerder.
3.2.
Eerdere verzoeken van de rechthebbende tot opheffing van het bewind en tot ontslag van de bewindvoerder zijn bij beschikkingen van de rechtbank van 14 november 2018 en 15 februari 2019 afgewezen.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van de rechthebbende tot ontslag van de bewindvoerder en tot benoeming van een opvolgend bewindvoerder afgewezen.
3.4.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
Zij heeft geen vertrouwen meer in de samenwerking met de bewindvoerder. Dit is een gewichtige reden voor ontslag. De rechthebbende heeft behoefte aan meer duidelijkheid. Zij begrijpt de overzichten van de bewindvoerder niet. Het aangepaste budgetplan dat na de mondelinge behandeling in eerste aanleg aan de rechthebbende is toegestuurd, is niet met haar besproken. Ook mist de rechthebbende begeleiding van de bewindvoerder om toe te werken naar zelfstandigheid. Er zijn geen schulden meer. Zij wil meer werken (momenteel kan zij dat nog niet) en haar eigen leven opbouwen. De rechthebbende heeft last van de situatie dat zij niet zelf iets kan kopen, zonder dat toestemming van de bewindvoerder nodig is.
Met Stichting [stichting] heeft de rechthebbende gesproken over hoe zij kan toewerken naar de door haar gewenste zelfstandigheid. De werkwijze van Stichting [stichting] sluit beter aan bij haar capaciteiten. Die stichting heeft zich beschikbaar en bereid verklaard het bewind over te nemen.
3.6.
De bewindvoerder voert tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De bewindvoerder heeft haar werkzaamheden steeds naar behoren uitgevoerd. Zij is goed bereikbaar voor de rechthebbende en zoekt naar oplossingen, wanneer dat nodig is. In het verleden heeft de bewindvoerder geprobeerd de rechthebbende naar meer zelfstandigheid te begeleiden door veelvuldig uitleg te geven en door aan de rechthebbende maandgeld geven. De rechthebbende begreep niet alles en er zijn toen nieuwe schulden ontstaan. Na de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft de bewindvoerder geprobeerd de zelfstandigheid van de rechthebbende te vergroten door aan haar het weekgeld per twee weken beschikbaar te stellen, maar dat maakte de rechthebbende in één week op. Daarnaast heeft de bewindvoerder het budgetplan vereenvoudigd. Dit aangepaste plan is met de rechthebbende en haar begeleider van [organisatie] besproken.
De rechthebbende leeft al acht jaar op bijstandsniveau en dit zal voorlopig niet veranderen. Er is een aanvraag voor een WIA-uitkering voor de rechthebbende gedaan. De financiële situatie van de rechthebbende is iets verbeterd sinds zij een lagere huurlast heeft. De bewindvoerder kan daardoor wat extra reserveren voor kleding en leefgeld voor de rechthebbende. Een andere bewindvoerder zal geen verschil kunnen maken.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Naar het oordeel van het hof zijn er geen gewichtige redenen om de bewindvoerder ontslag te verlenen. De rechthebbende stelt dat zij geen vertrouwen meer heeft in de samenwerking met de bewindvoerder, maar niet gebleken is dat dit aan gedragingen van de bewindvoerder kan worden toegeschreven. De bewindvoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij haar taken naar behoren vervult. Zij heeft meerdere malen geprobeerd de rechthebbende te begeleiden naar meer zelfstandigheid, onder andere door haar veelvuldig uitleg te geven en door te werken met een maandelijks budget en met een tweewekelijks budget, maar dit is niet gelukt. Aan de behoefte van de rechthebbende aan meer duidelijkheid is de bewindvoerder tegemoet gekomen door het budgetplan te vereenvoudigen en dit met haar te bespreken. Niet gebleken is dat de bewindvoerder in haar werkwijze onvoldoende aansluit bij de mogelijkheden van de rechthebbende.
De enkele omstandigheid dat de rechthebbende geen vertrouwen heeft in de bewindvoerder en zij een bewindvoerder wenst waarin zij meer vertrouwen heeft, acht het hof - mede gelet op het hiervoor overwogene - onvoldoende om tot ontslag van de bewindvoerder over te gaan. Daarbij acht het hof niet reëel, dat een andere bewindvoerder de verwachtingen van de rechthebbende kan waarmaken.
Van andere gewichtige redenen om een andere bewindvoerder te benoemen is het hof evenmin gebleken.

4.De slotsom

4.1.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, bekrachtigen.
4.2.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 februari 2021;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.