ECLI:NL:GHSHE:2021:3851

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
20-000102-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake fietsendiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Limburg-Zuid, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een andere strafmaat. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, dan wel een lagere straf.

Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets op 12 oktober 2019 in Heerlen, samen met een medeverdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte zich verdacht gedroegen en de fiets hebben weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft het door de verdachte geschetste alternatieve scenario terzijde geschoven, omdat dit niet aannemelijk werd geacht.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van het voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan verdovende middelen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000102-20
Uitspraak : 7 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 03/244856-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Limburg-Zuid – gevangenis ‘De Geerhorst’ te Sittard.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van het voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is betoogd dat de verdachte van het medeplegen dient te worden vrijgesproken. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht over te gaan tot oplegging van een geldboete.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven aangever, heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 oktober 2019 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander een fiets, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd. Er was geen sprake van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de fiets. De verdachte ging namelijk op verzoek van een bekende, ene [naam] , diens fiets ophalen en daarvoor zou hij vijf euro krijgen. De sleutel was [naam] verloren. De verdachte heeft de politie gemeld waar deze [naam] zou wonen. Dit alternatieve scenario is niet onaannemelijk en kan niet worden uitgesloten. Evenmin is sprake van het medeplegen van de diefstal met medeverdachte [medeverdachte] , aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bevonden zich op 12 oktober 2019 omstreeks 23:05 uur op de Stationstraat in Heerlen. In de aldaar aanwezige fietsenrekken stond een damesfiets, waar de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij stonden. De fiets was op slot. Verdachte droeg een capuchon over zijn hoofd. Zij draaiden om de fiets heen. Op enig moment tilde de verdachte de fiets op en tilde het achterwiel van de grond. Medeverdachte [medeverdachte] keek daarbij schichtig om zich heen. Beide verdachten liepen vervolgens weg, terwijl de verdachte de fiets droeg door het achterwiel van de grond op te tillen. Tijdens het weglopen bleef medeverdachte [medeverdachte] schichtig om zich heen kijken. Voorts droeg medeverdachte [medeverdachte] tijdens het weglopen op enig moment ook de fiets.
Het hof is van oordeel dat deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het tezamen en in vereniging wegnemen van de fiets, dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat de verdachte de tenlastegelegde diefstal opzettelijk, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] , heeft begaan.
Het hof acht het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden en stelt dit scenario derhalve terzijde. Daartoe wijst het hof allereerst op de omstandigheid dat de verdachte, nadat hij door politieagenten op straat werd aangesproken over de fiets, verklaard heeft dat de fiets van een vriend is, dat hij niet weet wie die vriend is, maar dat die ergens aan de Willemstraat zou wonen. Eerst bij zijn latere verhoor noemt hij de naam [naam] en een adres aan de Sittarderweg. Voorts stelt het hof vast dat het scenario op geen enkele manier steun vindt in het procesdossier. Integendeel, op het adres waar de beweerdelijke eigenaar van de fiets, ene [naam] , volgens de verdachte zou wonen, is immers geen persoon met die naam aangetroffen, noch bekend. Verder zou deze [naam] armletsel hebben. Evenmin was bij de bewoners een bewoner met armletsel bekend. Verder is er geen persoon onder de naam [naam] op het betreffende adres in de basisregistratie personen ingeschreven en het hof stelt vast evenmin een persoon met een op [naam] gelijkende of daarvan logischerwijs af te leiden naam. Bij deze stand van zaken hecht het hof geen geloof aan het door de verdachte geponeerde alternatieve scenario.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets. Fietsendiefstallen veroorzaken hinder en brengen schade teweeg bij de eigenaren van de weggenomen goederen. De verdachte en zijn mededader hebben, door te handelen zoals bewezen is verklaard, er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 september 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde diefstal niet eerder voor een soortgelijk delict onherroepelijk was veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij verslaafd is aan verdovende middelen en daarvoor graag hulp wil, dat hij – ondanks dat hij al jaren in Nederland woonachtig is – weinig tot geen legale inkomsten heeft genoten en dat hij is aangewezen op het plegen van strafbare feiten om zijn verslaving te kunnen bekostigen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof voorts gebleken dat de verdachte geen inzicht toont in het kwalijke van zijn gedrag.
Het hof is van oordeel dat, gelet op al het voorgaande en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor oplegging van de verzochte geldboete acht het hof aldus geen termen aanwezig. Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. J.W.E. Luiten, griffiers,
en op 7 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Buljevic voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.