ECLI:NL:GHSHE:2021:3908

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
20-002234-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met betrekking tot een paraplu van Albert Heijn

Op 25 maart 2021 vond de terechtzitting plaats in hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waar de verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, niet aanwezig was. Zijn raadsman verklaarde dat de verdachte hem had gemachtigd om de verdediging te voeren. De advocaat-generaal droeg de zaak voor en vorderde bevestiging van het eerdere vonnis, waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor diefstal. De raadsman voerde aan dat de opgelegde straf te zwaar was en pleitte voor een taakstraf van 28 uur, waarbij hij de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en gezondheid, naar voren bracht. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en het beroep op een taakstraf afgewezen, waarbij het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereisten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte strafbaar voor de bewezenverklaarde diefstal van een paraplu van Albert Heijn, met een gevangenisstraf van twee weken als gevolg. De voorzitter deelde mee dat de verdachte binnen veertien dagen beroep in cassatie kon instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Parketnummer: 20-002234-19
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken op 25 maart 2021.
Tegenwoordig:
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. R.A. Dona, advocaat-generaal,
mr. J. Morre, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
is - hoewel behoorlijk gedagvaard - niet ter terechtzitting aanwezig.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig [raadsman 1] te Amsterdam, die verklaart heden waar te nemen voor zijn kantoorgenoot [raadsman 2] ,
Op vragen van de voorzitter verklaart de raadsman dat de verdachte niet in de gelegenheid was om te verschijnen, maar dat deze hem wel uitdrukkelijk heeft gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren van de verdachte, die het hoger beroep heeft ingesteld, tegen het vonnis op te geven.
De raadsman geeft op dat de verdachte de opgelegde straf te zwaar acht.
De voorzitter deelt vervolgens in het kort de inhoud mede van de stukken van deze strafzaak die zich in het dossier bevinden, in het bijzonder van:
- de bewijsmiddelen waarvan melding wordt gemaakt in het hieronder opgenomen arrest, waarvan de inhoud geacht wordt hier te zijn ingevoegd;
- het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 januari 2021.
Op vragen van de voorzitter omtrent de persoon van de verdachte verklaart de raadsman als volgt.
De twee door u genoemde zaken tegen cliënt ter zake van zwart rijden, zijn gevoegd behandeld door de kantonrechter en zullen in hoger beroep opnieuw worden behandeld.
De twee vonnissen van de politierechter in de rechtbank Amsterdam d.d. 18 december 2020 ter zake van diefstal in vereniging zijn evenmin onherroepelijk. Cliënt stelt tegen ieder vonnis hoger beroep in.
Cliënt heeft her en daar wat klusjes, maar heeft geen vaste baan. Hij woont ook op wisselende plaatsen, ik kan daar niet veel over zeggen.
De advocaat-generaal voert het woord tot requisitoir als volgt.
Ik weet niet goed wat ik met deze verdachte aan moet. Hij gaat maar in hoger beroep telkens als hij een straf krijgt. Hij lijkt zijn manier van leven te hebben geaccepteerd en dan moet hij de straf ook maar accepteren.
De advocaat-generaal leest zijn vordering voor en legt die aan het gerechtshof over. De vordering houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De raadsman voert het woord tot verdediging als volgt.
Cliënt wilde er vandaag graag bij zijn, maar dat lukte niet. Hij wil graag een taakstraf in plaats van elke keer een gevangenisstraf. Kijkend naar de documentatie, zit er tussen het onderhavige feit en het meest recente feit een periode van bijna 1,5 jaar. Hij heeft destijds beloofd zijn leven te beteren en dat is lange tijd goed gelukt. Cliënt is verslaafd aan methadon en heroïne. Kijkend naar zijn leven in totaliteit, is cliënt niet voor het geluk geboren. Hij betuigt spijt en heeft mij verzocht uw hof te vragen om hem een taakstraf op te leggen van 28 uur. Cliënt wil voorkomen dat hij weer in de gevangenis terechtkomt in verband met corona. Hij heeft een zwakke gezondheid.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede onmiddellijk uitspraak te zullen doen.
De voorzitter spreekt vervolgens het arrest uit.

AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft:
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een taakstraf van 28 uren.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal evenwel het gehele vonnis worden vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Eindhoven een paraplu, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen
met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juni 2019 te Eindhoven een paraplu, die aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte het ten laste gelegde feit tegenover de politie heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, wordt volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.
1. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam Eindhoven-Zuid, met registratienummer PL2100-2019120314-1, op ambtsbelofte opgemaakt d.d. 12 juni 2019 door [hoofdagent] , hoofdagent van politie, en [verbalisant] , medewerker van politie (p. 3-4 van het proces-verbaal met registratienr. PL2100-2019120314), inhoudende de aangifte door [aangever] namens Albert Heijn, gevestigd aan het [adres] .
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten (een fotokopie van) het Aangifteformulier Winkeldiefstal d.d. 12 juni 2019, opgemaakt door [verbalisant] , medewerker van politie (p. 5-6 van het proces-verbaal met registratienr. PL2100-2019120314), inhoudende de (nadere) aangifte door [aangever] namens Albert Heijn, gevestigd aan het [adres] .
3. Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam Eindhoven-Zuid, met registratienummer PL2100-2019120314-7, op ambtsbelofte opgemaakt d.d. 12 juni 2019 door [brigadier] , brigadier van politie (p. 14-15 van het proces-verbaal met registratienr. PL2100-2019120314), inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat een feit als thans bewezen verklaard in het algemeen schade teweeg brengt aan het betrokken winkelbedrijf, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijke delicten wordt veroorzaakt aan de gedupeerde;
  • de omstandigheid dat ook de maatschappij als geheel schade ondervindt van winkeldiefstallen als de onderhavige, doordat de schade die door dergelijke feiten wordt veroorzaakt uiteindelijk wordt doorberekend in de consumentenprijzen van producten en doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen, uiteindelijk door de consumenten worden betaald.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 januari 2021, waaruit blijkt dat hij een aantal keren eerder door de strafrechter ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht.
Op grond van het vorenstaande, in het bijzonder de recidive van verdachte ter zake van soortgelijke feiten als thans bewezen verklaard, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Daaruit volgt dat het hof van oordeel is dat oplegging van een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, geen passende reactie zou zijn.
Toegepaste wetsartikelen
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven genoemd feit oplevert.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
De voorzitter geeft de raadsman kennis dat de verdachte binnen veertien dagen na deze einduitspraak tegen het arrest beroep in cassatie kan instellen bij de Hoge Raad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.