ECLI:NL:GHSHE:2021:3959

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
20-000011-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken voor het overtreden van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, een motorrijtuig bestuurd terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. De verdediging voerde geen verweer tegen de bewezenverklaring, maar pleitte voor een lichtere straf.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het eerdere vonnis op onderdelen niet kon worden verenigd. Het hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de verkeersveiligheid en de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de recidive en de noodzaak van normhandhaving. De verdachte is schuldig bevonden aan drie overtredingen van de Wegenverkeerswet, waarbij de strafbaarheid van de feiten is vastgesteld en de verdachte als strafbaar is gekwalificeerd. De op te leggen sanctie is in overeenstemming met de richtlijnen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000011-19
Uitspraak : 1 september 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 oktober 2018, in de strafzaak met parketnummer 96-133012-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 1), alsmede ter zake van tweemaal overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis integraal zal bevestigen.
Door de verdediging is geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring. Door de verdediging is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Omwille van de leesbaarheid zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Rijksweg - Zuid , een motorrijtuig, (personenauto) heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg - Zuid , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto) van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, op de weg, de Rijksweg - Zuid , als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de Rijksweg - Zuid , een personenauto heeft bestuurd;
2.
hij op 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg - Zuid , als bestuurder een personenauto van die categorie heeft bestuurd;
3.
hij op 18 juni 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, op de weg, de Rijksweg - Zuid , als bestuurder een personenauto van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het hof is van oordeel dat het onder 2 bewezenverklaarde feit is gepleegd in eendaadse samenloop met het onder 3 bewezenverklaarde feit. De kwalificatie behoort te luiden als hieronder vermeld.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van overtreding van

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en

overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht om aan de verdachte geen gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf. Daartoe is aangevoerd dat verdachte dan aan het werk kan blijven en voor zijn gezin kan blijven zorgen. Indien de verdachte een gevangenisstraf opgelegd krijgt, zal hij zijn baan verliezen, aldus de raadsman.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof overweegt in het bijzonder het navolgende. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een motorrijtuig, te weten een personenauto, ondanks dat hij daartoe op dat moment op meerdere gronden niet bevoegd was. Immers, zijn rijbewijs was voor een of meer categorieën ongeldig verklaard waarbij de recidiveregeling van 123b, derde lid van de WVW 1994 van toepassing is en daarnaast was aan hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd bij rechtelijke uitspraak. Met de ontzegging dan wel ongeldigheid van het rijbewijs werd beoogd de verkeersveiligheid te beschermen. Door desondanks een personenauto te besturen heeft de verdachte zijn eigen belangen boven het maatschappelijk belang van de verkeersveiligheid voorrang gegeven. Bovendien heeft hij daarmee blijk gegeven aan het handelen van het bevoegd gezag onvoldoende gewicht toe te kennen.
Het hof heeft bij de strafbepaling rekening gehouden dat de verdachte, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juni 2021, eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Voorts blijkt daaruit dat artikel 63 van het Wetboek van Stafrecht van toepassing is.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van het besturen van een motorrijtuig tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid, alsmede ten aanzien van het besturen van een motorrijtuig in geval een ongeldig verklaard rijbewijs.
Genoemde oriëntatiepunten geven voor ieder afzonderlijk feit als indicatie voor de op te leggen straf, een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, alsmede de justitiële voorgeschiedenis van verdachte, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het feit dat het onder 2 en onder 3 bewezenverklaarde in eendaadse samenloop zijn begaan.
Alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden. Het enkel volstaan met het opleggen van een taakstraf, zoals door de raadsman is bepleit, doet geen recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de daarmee verband houdende verkeersveiligheid, alsmede de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte. Het hof gaat daaraan dan ook voorbij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 1 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.E. van der Bijl is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.