In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 22 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig te Tilburg, was aangeklaagd voor een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 3 april 2020 te Tilburg. Het hof heeft het vonnis van de Politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. Daarnaast is er een voorwaardelijke straf opgelegd van één week, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft ook bepaald dat een in beslag genomen personenauto, een Peugeot 206 met kenteken 24GKGR, verbeurd wordt verklaard.
Tevens heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 77 dagen, die was opgelegd bij vonnis van de Politierechter in de rechtbank Tilburg op 8 oktober 2019. Deze uitspraak is gedaan in tegenspraak en is mondeling gewezen door mr. F. van Es op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.