ECLI:NL:GHSHE:2021:4348

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
20-002025-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van witwassen, maar werd wel veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 60 uren opgelegd en het inbeslaggenomen geldbedrag van € 5.135,00 verbeurd verklaard. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte voor de tenlastegelegde feiten. De verdediging pleitte voor vrijspraak en teruggave van het geldbedrag.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door hasjiesj en hennep te verkopen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte had wisselende verklaringen gegeven over de herkomst van het in beslag genomen geldbedrag, wat het hof niet geloofwaardig achtte. Het hof legde een taakstraf op van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van drugshandel. De verdachte is eerder veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002025-20
Uitspraak : 26 juli 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 september 2020 in de strafzaak met parketnummer 02-048235-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
thans uit anderen hoofde verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van feit 2 primair (witwassen) en veroordeeld voor feit 1 (opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd) en feit 2 subsidiair (eenvoudig witwassen) tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Tevens heeft de politierechter het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten
€ 5.135,00 verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en 2 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren, voor wat feit 1 betreft overeenkomstig de beslissing van de eerste rechter, en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren met verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag ad € 5.135,00.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde dealen en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor het tenlastegelegde vervoeren en opzettelijk aanwezig hebben. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van feit 2 (primair en subsidiair) en om teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag verzocht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 april 2018 tot en met 14 juli 2018 te Roosendaal, althans in Nederland en/of Zonnebeke en/of Herzele en/of Waterland-Oudeman en/of Aalst, althans in België, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep en op 14 juli 2018 te Roosendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 196 gram hasjiesj en/of ongeveer 5,4 gram hennep, in elk geval een of meer hoeveelheden/hoeveelheid van meer (in totaal) dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij, op of omstreeks 14 juli 2018, te Roosendaal, een voorwerp, te weten een groot contant geldbedrag van (ongeveer) 5135,00 euro, althans enig(e) contant(e) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden (heeft) gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2. subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2018, te Roosendaal, een voorwerp, te weten een groot contant geldbedrag van (ongeveer) 5135,00 euro, althans enig(e) contant(e) geldbedrag(en), voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 juli 2018 te Roosendaal, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid hasjiesj en hennep zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2. primair
hij op 14 juli 2018 te Roosendaal, een voorwerp, te weten een groot contant geldbedrag van (ongeveer) 5135,00 euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel, dat het wettig bewijs tekortschiet voor het in de periode van 14 april 2018 tot en met 14 juli 2018 verkopen dan wel afleveren of verstrekken van hasjiesj en hennep. De berichten in de telefoon van de verdachte die niet specifiek zien op een bepaalde drug zijn hiervoor niet toereikend, nu enig verder bewijs in deze ontbreekt.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van feit 2
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd onder feit 2. Daartoe is aangevoerd dat de door de verdachte afgegeven verklaring over de herkomst van het geld verifieerbaar is en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat de verdachte op 14 juli 2018 is staande gehouden waarbij een hoeveelheid hasjiesj en hennep, en een geldbedrag (te weten € 5.135,00) in beslag is genomen. De verdachte heeft erg wisselend verklaard over de herkomst van dit grote geldbedrag. De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat het bedrag in de aangetroffen enveloppe (€ 4.250,00) zijn vakantiegeld betrof. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij dat geldbedrag heeft gewonnen bij Holland Casino en dat het geldbedrag in zijn broekzak bestaat uit een bedrag van € 400,00 dat hij op 14 juli 2018 zou hebben gewonnen bij de Toto en voor een deel uit gespaard geld. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij een jaar voor het bedrag heeft moeten sparen en hij € 3.000,00 heeft gewonnen bij de Toto. Dit bedrag van € 3.000,00 dat de verdachte volgens eigen opgave heeft gewonnen bij de Toto heeft hij cash ontvangen bij de Jumbo in Roosendaal. Het totale bedrag in de enveloppe heeft hij vanwege gokproblemen bij iemand in bewaring gegeven en net voor het moment van staande houding opgehaald, aldus de verdachte.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het geldbedrag bestaande uit meerdere coupures, is grotendeels aangetroffen in een spleet bij de middenconsole van de auto. De politie heeft nader onderzoek verricht naar de herkomst van het geld. Uit dit onderzoek is gebleken dat de verdachte in 2018 een netto loon heeft ontvangen van € 2.489,00, zodat niet valt in te zien dat de verdachte in dat jaar vakantiegeld van € 4.250,00 zou hebben ontvangen. Daarnaast is gebleken dat de Jumbo supermarkt aan de Lindenburglaan te Roosendaal geen bedragen groter dan € 500,00 uitkeert, dat in de door de verdachte opgegeven periode in deze supermarkt geen bedragen van € 3.000,00 zijn gewonnen en dat op voornoemde data in deze supermarkt € 1.000,00 is uitgekeerd verdeeld over 12 personen. Het hof hecht dan ook geen geloof aan zijn verklaring dat het geld afkomstig is uit gokwinsten en vakantiegeld dan wel gespaard geld. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het geld in bewaring heeft gegeven. De verdachte heeft echter geen naam genoemd van deze persoon bij wie hij dit bedrag tijdelijk zou hebben ondergebracht, waardoor deze verklaring niet is gespecificeerd en evenmin kan worden geverifieerd. Gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag en de niet te verifiëren verklaring van de verdachte bij wie hij het geldbedrag in bewaring heeft gegeven, is het hof van oordeel dat bewezen is dat het geldbedrag van € 5.135,00 uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wetenschap had. Dat dit bedrag onmiddellijk afkomstig zou zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, is niet aannemelijk geworden, nu de verdachte daarover geen opheldering heeft verschaft en het dossier daartoe geen enkele aanwijzing bevat. Gelet hierop acht het hof wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte zich op 14 juli 2018 heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
de eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof aan de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op zal leggen. Daartoe is - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte recent in een andere zaak is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, dat hem dat zwaar valt, dat de verdachte kampt met neerslachtigheid en dat hij bezig is met resocialisatie maar door de nieuwe wetgeving 6 maanden langer in detentie moet blijven. De verdachte is gestopt met blowen en hij wordt voldoende gestraft door verbeurdverklaring van het geldbedrag, aldus de raadsman.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van hasjiesj en hennep. Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft het hof in het bijzonder gelet op het gegeven dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte in relatie staat met de handel in softdrugs, welke handel (vaak) allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten bevordert. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het (frequent) gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte door het bewezenverklaarde de integriteit van het financiële en economische verkeer heeft geschonden door een geldbedrag, verkregen uit een misdrijf, aan het zicht van justitie te onttrekken door daaraan een schijnbaar legale herkomst te geven. Ook neemt het hof in aanmerking dat de verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 juli 2021 waaruit blijkt dat hij eerder door een strafrechter is veroordeeld. Daaronder bevinden zich geen veroordelingen voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft het hof in aanmerking genomen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en in deze zaak een belangrijke factor is voor het bepalen van de straf.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis passend en geboden.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
€ 5.135,00, verdeeld over verschillende coupures, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Deze inbeslaggenomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring nu met die voorwerpen het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Gelet hierop zal het hof dit geldbedrag verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 55, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 5.135,00, G1905388, ibn 14-07-2018.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 26 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.