In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 15 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 30 april 2020 te Grave. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd bepaald dat een gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof gelastte ook de tenuitvoerlegging van de straf die eerder voorwaardelijk was opgelegd bij een vonnis van de politierechter in een andere strafzaak, met parketnummer 96-075092-18, van 2 augustus 2018. Deze uitspraak is mondeling gedaan door mr. F.C.J.E. Meeuwis en uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.