ECLI:NL:GHSHE:2021:4393

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
20-002928-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake witwassen en voorbereidingshandelingen Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis dat hem betrof in een strafzaak met parketnummer 02-236736-20. De verdachte werd beschuldigd van witwassen en voorbereidingshandelingen voor het plegen van een misdrijf op basis van de Opiumwet. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van een maand. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, maar in het geval van veroordeling voor een lagere straf.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 maart 2020 in Nederland een geldbedrag van € 5090,- voorhanden had, waarvan hij had moeten vermoeden dat het afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast had hij verschillende voorwerpen in zijn bezit die bestemd waren voor de hennepteelt, waaronder een sealmachine en sealbags. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon aantonen dat het geld niet van misdrijf afkomstig was en dat de aangetroffen voorwerpen bestemd waren voor grootschalige hennepteelt. Het hof heeft het beroep van de verdachte verworpen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen.

De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 11a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van de feiten en het justitieel verleden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002928-20
Uitspraak : 27 oktober 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Middelburg, van 21 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-236736-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde – kort gezegd – het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en zal bewezenverklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1 (witwassen) en onder 2 subsidiair, – kort gezegd – het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, en dat het hof de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand. Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen heeft de advocaat-generaal de verbeurdverklaring gevorderd.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair, in geval van een veroordeling, heeft de verdediging bepleit wat betreft de bewezenverklaring aan te sluiten bij de vordering van de advocaat-generaal en tevens een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft de verdediging, gelet op de bepleite vrijspraak, zich primair op het standpunt gesteld dat deze dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2020 te Terneuzen, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen (5090 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten dat/die geldbedrag(en), was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten dat/die geldbedrag(en), voorhanden heeft gehad en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of heeft gebruikt, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2020 te Terneuzen, althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen een sealmachine/-apparaat (Sealer PK 400) en/of (100) sealbags en/of een (digitale) weegschaal en/of een verpakkingstaperoller en/of (werk)handschoenen en/of een PGP-telefoon dan wel vervoermiddelen (te weten een personenauto, Toyota Auris, kenteken [kenteken] ) en/of gelden (te weten 5090 euro)
voorhanden heeft gehad, waarvan de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
en/of
hij, op of omstreeks 26 maart 2020 te Terneuzen, althans in Nederland,
voorwerpen heeft vervoerd en/of voorhanden heeft gehad, te weten een sealmachine/-apparaat (Sealer PK 400) en/of (100) sealbags en/of een (digitale) weegschaal en/of een verpakkingstaperoller en/of (werk)handschoenen en/of een PGP-telefoon dan wel vervoermiddelen (te weten een personenauto, Toyota Auris, kenteken [kenteken] ), en/of gelden (te weten 5090 euro),
voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 2, eerste cumulatief/alternatief
Het hof is, evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, van oordeel dat hetgeen de verdachte onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste is gelegd – kort gezegd: het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet – niet kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 26 maart 2020 in Nederland
een voorwerp, te weten een geldbedrag (5090 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij had moeten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op 26 maart 2020 in Nederland
voorwerpen heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad, te weten een sealmachine/-apparaat (Sealer PK 400) en (100) sealbags en een (digitale) weegschaal en een verpakkingstaperoller en (werk)handschoenen en een PGP-telefoon, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2020, met proces-verbaalnummer PL2000-2020075979-2, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 26 maart 2020 kreeg ik, verbalisant [verbalisant 1] een melding van een ANPR hit. In deze hit stond dat er een Toyota Auris voorzien van het kenteken [kenteken] richting Terneuzen kwam en stond het verzoek het voertuig te controleren en de gegevens van de inzittenden te controleren. Er stond dat er extra aandacht moest zijn voor verborgen ruimtes.
Wij zagen het genoemde voertuig rijden op de Wersterscheldetunnelweg ter hoogte van Hoek. Wij, verbalisanten, gaven de bestuurder van dit voertuig een stopteken waaraan hij voldeed. In het voertuig zat één persoon.
De bestuurder was [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bevroeg de bestuurder via mijn diensttelefoon. Ik zag dat betrokkene 10 antecedenten had waarvan 4 opiumgerelateerde delicten. Namelijk: handel harddrugs 2x, vervaardigen softdrugs lx en voorbereidingsartikel ten opzichte van artikelen 2 en 3 Opiumwet prepareren, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van softdrugs lx. Tevens zag ik dat de bestuurder antecedenten had op het gebied van witwassen.
Wij hoorden [verdachte] zeggen dat hij in de rugleuning van de bijrijdersstoel een zakje had zitten met 4000 euro contant geld en dat wij de auto mochten doorzoeken.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , keek in de rugleuning van de bijrijdersstoel en zag daarin een plastic zak met daarin een grote stapel geldbriefjes. Ik zag dat het 20 euro briefjes en 200 euro briefjes waren. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , opende vervolgens de kofferbak van het voertuig. Ik zag dat er in de kofferbak een stapel sealbags lag en dat er een dichte doos lag met het opschrift impulse sealer pk 400. Ik zag dat er ook een digitale weegschaal van het merk Louis Tellier in de kofferbak lag. De sealmachine en weegschaal zaten nieuw in de doos. Ik zag dat er verder nog twee nieuwe blik en vegers en een verpakkingstaperoller in de kofferbak lagen. Wij, verbalisanten, weten uit ervaringen met eerdere drugsvondsten dat drugs, voornamelijk hennep, vaak wordt verpakt in sealbags. De drugs wordt eerst gewogen en wordt vervolgens in zakken, van meestal 1 kilo, geseald. Dit sealen gebeurt om de geur van hennep te kunnen verstoppen/maskeren.
Wij hebben het geld, de telefoon, de sealbagmachine, weegschaal, sealbags en het voertuig inbeslaggenomen.
Tijdens de transportfouillering trof ik, verbalisant [verbalisant 1] , in de broekzak van de verdachte [verdachte] een zwarte smartphone zonder merk/typeopdruk, en 310 euro aan briefgeld; 1 briefje van 50 euro, 12 briefjes van 20 euro en 4 briefjes van 5 euro.
Op de bijrijdersstoel van het voertuig lag een jas. In de linker jaszak troffen wij 32 briefjes van 20 euro, 640 euro totaal. In de rechter jaszak troffen wij 7 briefjes van 20 euro aan, totaal 140 euro.
Wij hebben het geld wat wij in het zakje achter de bijrijdersstoel hadden aangetroffen nageteld. Hierin zaten 20 briefjes van 200 euro [het hof begrijpt – gelet op de Kennisgeving van Inbeslagneming d.d. 26 maart 2020 met registratienummer PL2000-2020075979-9 – 10 briefjes van 200 euro] en 100 briefjes van 20 euro. Totaal 4000 euro.
In totaal hebben wij bij de verdachte en in het voertuig een totaalbedrag van 5090 euro aangetroffen.
Wij zagen dat er in het rechter voorportier witte werkhandschoenen lagen.
2.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 maart 2020 met registratienummer PL2000-2020075979-7, voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1982
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Goednummer: PL2000-2020075979-2175688
Categorie omschrijving: Colli/fust
Object: Sealbag
Aantal: 100 stuks
Merk/type: Sealbags 35x50
Eigenaar: [verdachte]
Goednummer: PL2000-2020075979-2175689
Object: Keukenartikel (Weegschaal)
Merk/type: Louis Tellier
Bijzonderheden: Tot 50 kg
Eigenaar: [verdachte]
3.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 maart 2020 met registratienummer PL2000-2020075979-9, voor zover inhoudende:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1982
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Goednummer: PL2000-2020075979-2175673
UP Object: Geld
Aantal: 10 stuks
Totale hoeveelheid: 2000 EUR
Merk/type: Euro 10 X 200 Euro
Bijzonderheden: 10 x 200 euro biljetten
Eigenaar: J.W. [verdachte]
4.
Het relaas proces-verbaal Witwassen en voorbereidingshandelingen Opiumwet d.d. 6 mei 2020, met proces-verbaalnummer PL2000-2020075979, blad 3, voor zover inhoudende als
opmerking/relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
De telefoon van verdachte [verdachte] is door [recherche] van de digitale recherche in
Middelburg overgedragen aan de digitale recherche van Den Haag. Het betreft namelijk een
nieuw soort PGP telefoon waarvan zij zelf het IMEI nummer niet konden achterhalen.
5.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 maart 2020 met registratienummer PL2000-2020075979-6, voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Datum en tijd: 26 maart 2020
Omstandigheden: Telefoon aangetroffen bij verdachte. Betreft een PGP
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1982
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Goednummer: PL2000-2020075979-2175682
Categorie omschrijving: Geluid en beeldapp/drager
Object: Communicatieap (Telefoon)
Eigenaar: [verdachte]
6.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2020, met proces-verbaalnummer PL2000-2020075979-5, voor zover inhoudende als
verklaring van verdachte:
V = Vraag verbalisant A = Antwoord verdachte O = Opmerking verbalisant
V; Wat is jouw thuissituatie?
V: Ik woon bij mijn moeder.
V: Werk je? A: Ik doe nu niks
V: Heb je inkomsten? A: Ik heb nu geen inkomsten.
V: Heeft u een uitkering? A: Nee. Mijn moeder onderhoudt me niet.
V: Heeft u een schenking gekregen? A: Nee. Het geld is van mijzelf.
V: Heeft u spaartegoeden?
A: Nee
A: Ik heb kortgeleden wel eens gegokt. Het geld komt daar niet vandaan.
V: Hoe heeft u zich overtuigd van de hoeveelheid van het geldbedrag? A: Het is 100 x 20, 10x 200 in de plastic tas. In mijn linker jaszak zat 960 euro. In mijn tasje zat ook nog wat zakgeld in, ongeveer 200 euro.
V: Wij hebben geteld en kwamen op 5090 euro. A: Dat kan dus kloppen.
O: In uw rechter jaszak werd geld aangetroffen
O: Dit is 7 x 20 euro, totaal 140 euro
V: Van wie is dit geld? A: Van mijzelf.
V: Hoe komt u aan dit geld? A: Ik zou niet weten.
O: In uw kofferbak lagen verhuisdozen, sealbags en een seal apparaat en een digitale
weegschaal zijn aangetroffen A: Zijn mijn spullen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte ten aanzien van het aan hem onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is en dat het openbaar ministerie heeft nagelaten nader onderzoek te doen naar deze verklaring. In dat kader is tevens aangevoerd dat de verdachte het geldbedrag bij elkaar zou hebben gespaard en ook dat hij geld heeft gewonnen bij Fair Play Casino. De reden dat de verdachte met contant geld op zak liep, was omdat hij onderweg was naar een garage om een auto te kopen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van de artikelen 420bis en 420quater, eerste lid, onder a/b, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
In het licht van deze vooropstelling, stelt het hof het navolgende vast.
Op 26 maart 2020 is de verdachte aangehouden met een contant geldbedrag van in totaal
€ 5090,- (in kleine coupures, waaronder 151 coupures van € 20,-, en voorts 10 coupures van € 200,-, die in de reguliere Nederlandse financiële praktijk hoogst ongebruikelijk zijn). Het geld werd bovendien verspreid en in pakketjes op verschillende plekken aangetroffen, te weten in de auto van de verdachte in het zakje achter de bijrijdersstoel, in de broekzak en rechter- en linker jaszak van de verdachte.
Voorts zijn onder de verdachte diverse voorwerpen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met Opiumwetgerelateerde feiten.
Tijdens een verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij geen werk heeft, geen uitkering ontvangt, geen inkomen heeft en geen schenkingen heeft ontvangen. Hij woont bij zijn moeder, zij onderhoudt hem niet. Bij de politie heeft de verdachte omtrent het aangetroffen geldbedrag verklaard dat dit van hem was en dat dit niet van gokken vandaan komt. Het geld betreft zijn eigen spaarcenten.
Het hof is van oordeel dat enerzijds het voorhanden hebben van een groot geldbedrag in de coupures als vernoemd onder de omstandigheden waaronder het is aangetroffen en anderzijds de omstandigheid dat de verdachte geen legale inkomsten en vermogen heeft gehad het vermoeden rechtvaardige dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte geld gewonnen heeft bij Fair Play, een casino te Dordrecht. Nog daargelaten dat de raadsvrouw deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, stelt het hof vast dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat het bij hem aangetroffen geld niet afkomstig is van het gokken, maar dat het zijn spaargeld betrof.
Dat de verdachte een bedrag van € 5.090,- heeft gespaard acht het hof onaannemelijk gezien het feit dat de verdachte naar hij heeft verklaard ten tijde van het tenlastegelegde geen inkomen genoot noch schenkingen heeft gehad. Nu verdachte heeft nagelaten zijn stelling met nadere (financiële) gegevens te onderbouwen is het hof van oordeel dat de verklaring van verdachte niet is aan te merken als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring waaruit zou moeten worden afgeleid dat genoemd geldbedrag niet van enig misdrijf afkomstig is. Dat de verdachte van plan was om daarmee een auto te kopen, zoals door de raadsvrouw kennelijk van redengevend belang is geacht, maakt dat niet anders.
Gelet hierop verwerpt het hof het verweer van de verdediging dat het onder 1 tenlastegelegde voorwerp niet van enig misdrijf afkomstig is.
Al het voorgaande in aanmerking genomen, is het hof van oordeel dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat het in de bewezenverklaring genoemde geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit minst genomen had moeten vermoeden. Naar het oordeel van het hof is het impliciet subsidiair tenlastegelegde schuldwitwassen daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen bestemd waren voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf of voor het telen van een grote hoeveelheid hennep.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 11a Opiumwet stelt onder meer strafbaar degene die voorhanden heeft en vervoert stoffen of voorwerpen, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het telen van hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, Opiumwet), dan wel voor het telen van een grote hoeveelheid hennep (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, Opiumwet). Met betrekking tot de term ‘grote hoeveelheid’ als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet geldt dat in artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit is bepaald dat als een grote hoeveelheid moet worden beschouwd: 500 gram hennep, 200 hennepplanten en 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in lijst II.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat de politie op 26 maart 2020 in de auto van de verdachte verschillende aan hennepteelt gerelateerde voorwerpen heeft aangetroffen, onder welke met name 100 sealbags, een verpakkingsroller, een sealmachine/-apparaat, een (digitale) weegschaal, en (werk)handschoenen. Daarnaast heeft de politie bij de fouillering van verdachte een PGP telefoon aangetroffen; een type telefoon dat regelmatig in het criminele circuit wordt gebruikt.
Gelet op de aard en samenstelling van (het geheel van) alle aangetroffen voorwerpen en in het bijzonder de sealmachine, het aantal aangetroffen sealbags en de afmetingen daarvan (30/50 cm), kan uit de gezamenlijkheid van de aangetroffen voorwerpen niet anders afgeleid worden dan dat sprake is van een gerichtheid op en bestemming tot grootschalige hennepteelt en dat dit bij de verdachte bekend was of dat hij ernstige redenen had om zulks te vermoeden, te meer nu verdachte eerder is veroordeeld ter zake van hennepteelt. Daaraan doet niet af dat er voorwerpen zijn die ieder afzonderlijk ook voor de teelt van andere producten of anderszins kunnen worden gebruikt.
Het hof verwerpt in zoverre het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

schuldwitwassen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
voorwerpen vervoeren en voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om aan de verdachte, in geval van bewezenverklaring, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft in dat kader aangevoerd dat de verdachte na de bewezenverklaarde feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Door de raadsvrouw is verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van een bedrag van € 5.090,-. Het plegen van een dergelijk strafbaar feit vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Deze werking wordt versterkt indien het geld als vermeend legaal geld wordt aangewend in de legale economie. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. De verdachte heeft zich daar kennelijk niets van aangetrokken en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Voorts heeft de verdachte zich zoals bewezenverklaard schuldig gemaakt aan het vervoeren en voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor grootschalige hennepteelt. Met zijn handelen heeft de verdachte dus ook de illegale hennephandel gefaciliteerd. De illegale hennephandel brengt allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten met zich. Daarnaast kan het frequent gebruik van softdrugs schadelijk zijn voor de gezondheid.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2015 een transactie heeft gehad ter zake van witwassen. Voorts is gebleken uit voornoemd uittreksel dat de verdachte al eerder voor Opiumwetgerelateerde feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het justitieel verleden van de verdachte, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1 of 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een
geldbedragvan in totaal EUR 5.090,-, genummerd als goednummers PL2000-2020075979-2175673, PL2000-2020075979-2175675, PL2000-2020075979-2175676 en PL2000-2020075979-2175679 op de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL200-2020075979-9;
- 100
sealbags, genummerd als goednummer PL2000-2020075979-2175688 op de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL2000-2020075979-7;
- een
weegschaal, merk Louis Tellier, genummerd als goednummer PL2000-2020075979-2175689 op de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL2000-2020075979-7;
- een
sealmachine/-apparaat, PK 400, genummerd als goednummer PL2000-2020075979-2175690 op de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL2000-2020075979-7;
- een
PGP-telefoon, genummerd als goednummer PL2000-2020075979-2175682 op de kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL2000-2020075979-6.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 27 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.L.P. van Cruchten, mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. H. Hafti zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2020075979, afgesloten d.d. 6 mei 2020 (ongenummerd), nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.