ECLI:NL:GHSHE:2021:4396

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
20-001862-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1994 en wonende te Middelburg, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, alsook voor witwassen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een grondig onderzoek op de terechtzitting. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van drie weken, met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto en geld. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moest krijgen die langer was dan de tijd in voorarrest. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte op 2 oktober 2019 in Middelburg opzettelijk 17,1 gram cocaïne en 3,8 gram heroïne aanwezig had, en dat hij een geldbedrag van € 703,- had witgewassen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf van 60 uur op, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee dagen. Tevens werden de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor een gehandicapte broer en zijn zwakbegaafdheid.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001862-20
Uitspraak : 27 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Middelburg, van 28 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-046241-20 tegen:

[verdachte 1] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de inbeslaggenomen personenauto en het geld verbeurd worden verklaard.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 feit tenlastegelegde heeft de raadsman zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf. Ten aanzien van de inbeslaggenomen geldbedragen en personenauto heeft de verdediging, gelet op de bepleite vrijspraak, zich op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Middelburg opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17,1 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,8 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Middelburg, in elk geval in Nederland, van een of meerdere voorwerp(en), te weten (een) contant(e) geldbedrag(en) van 703 euro, althans in elk geval een geldbedrag, en/of een personenauto, merk Mercedes-Benz A 220, kenteken [kenteken] , de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op de/het geldbedrag(en) was/waren en/of heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt, terwijl hij wist, althans had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden,
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Middelburg, althans in Nederland, zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen, immers heeft hij, verdachte, een of meerdere voorwerp(en), te weten (een) contant(e) geldbedrag(en) van 703 euro, althans in elk geval een geldbedrag, en/of een personenauto, merk Mercedes-Benz A 220, kenteken [kenteken] verworven of voorhanden gehad welk(e) geldbedrag(en) en/of personenauto onmiddellijk afkomstig is/zijn uit enig eigen misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair tweede cumulatief/alternatief (voor zover betrekking hebbende op de personenauto) en 2 subsidiair (voor zover betrekking hebbende op een geldbedrag), tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 2 oktober 2019 te Middelburg opzettelijk aanwezig heeft gehad 17,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 3,8 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 2 oktober 2019 te Middelburg een voorwerp, te weten een personenauto, merk Mercedes-Benz A 220, kenteken [kenteken] , heeft voorhanden gehad en gebruikt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Het hof acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten aanzien van een geldbedrag van € 703,- het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2019 te Middelburg zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen, immers heeft hij, verdachte, een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van 703 euro, voorhanden gehad welk geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde (eenvoudig) witwassen. Daartoe is aangevoerd dat het witwassen van het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van € 703,- en de personenauto Mercedes-Benz niet kan worden bewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat die voorwerpen afkomstig zijn uit dan wel aangeschaft zijn met gelden die afkomstig zijn van een misdrijf. De verdediging stelt dat de verdachte over de herkomst van het geldbedrag waarmee hij de auto heeft gefinancierd een aannemelijke verklaring heeft gegeven, namelijk dat hij daartoe een lening was aangegaan met zijn broer en dat hij de rest van het bedrag voor de personenauto had gespaard. Met betrekking tot het sparen heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte financieel is bijgestaan door zijn vriendin, waardoor hij geld van zijn uitkering overhield en telkens heeft gepind en vervolgens contant heeft gespaard. Voorts is aangevoerd dat (een deel) van het geldbedrag waarmee de aankoop van de personenauto is gefinancierd, afkomstig is van de inkomsten van zijn schoonmaakbedrijf en uit de inkomsten van het inkopen, opknappen en doorverkopen van auto’s.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van (eenvoudig) (schuld)witwassen is vereist dat voldoende komt vast te staan dat de desbetreffende voorwerpen – in dit geval het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag en de personenauto– afkomstig zijn uit enig (eigen) misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de voorwerpen en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat deze uit enig misdrijf afkomstig zijn, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Als de vastgestelde feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen – in dit geval het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag en de personenauto - niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het hof stelt dienaangaande de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 oktober 2019 werd de verdachte aangehouden in Middelburg. Hij reed in een Mercedes Benz A 220, met kenteken [kenteken] . Desgevraagd verklaart de verdachte van welke woning hij vandaan kwam voordat hij in zijn auto stapte. Omtrent deze woning bestaat bij verbalisanten het vermoeden van handel in verdovende middelen.
In de auto werd in het zijvak van de bestuurdersportier een kleine digitale weegschaal aangetroffen met daarop restanten van witte poeder. Gezien de uiterlijke kenmerken van deze witte poeder en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen vermoedde een verbalisant dat het cocaïneresten waren. Achter de zonneklep aan de bestuurderszijde zag dezelfde verbalisant een klein stapeltje briefgeld wat later 35 euro bleek te zijn. Op de vraag van verbalisanten wat hij allemaal bij zich had, haalde verdachte zijn zakken leeg en toonde een stapel briefgeld. Vervolgens haalde verdachte in totaal drie mobiele telefoons uit zijn kleding. De verbalisanten zagen dat dit twee smartphones en een klaptelefoon betrof. De verbalisanten was bekend dat dit soort telefoons vaak gebruikt wordt als dealertelefoon.
Toen een verbalisant trachtte verdachte de transportboeien om te doen, trok verdachte zich los en rende hij weg. Tijdens zijn vlucht zag een andere verbalisant dat verdachte iets uit zijn broekzak pakte en dat hij even later iets op de grond gooide. Dit bleek een boterhamzakje met daarin 3 witte bolletjes en 1 bruin bolletje, verpakt in vershoudfolie.
Bij controle van de stapel (brief)geld bleek dit een bedrag van ruim € 700, - te zijn, bestaande uit kleine coupures van onder meer 7 briefjes van 50 euro, 14 briefjes van 20 euro en 6 briefjes van 10 euro.
Uit nader onderzoek aan een van de telefoons bleek deze vol te staan met dealergesprekken en telefoonnummers van bij de politie bekende harddrugsgebruikers en/of personen met antecedenten op het gebied van de Opiumwet. Zo blijkt uit een proces-verbaal van bevindingen (p. 39 e.v. van het procesdossier) dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon (Samsung, goednummer 2100214) op 2 oktober 2019, terwijl deze op het politiebureau lag, overging. Een verbalisant heeft de telefoon opgenomen. Uit het gesprek kon worden opgemaakt dat het mogelijk om een dealgesprek ging. Bij nader onderzoek in de politiesystemen naar het gebruikte telefoonnummer bleek dat het telefoonnummer gekoppeld stond aan een bekende harddrugsgebruiker [gebruiker 1] . Nadat verbalisanten naar de woning van voornoemde [gebruiker 1] zijn gegaan, heeft [gebruiker 1] beaamd dat hij degene is geweest die de verbalisant aan de telefoon heeft gehad en dat hij cocaïne en heroïne wilde bestellen. Een ander telefoonnummer in die telefoon kon worden gekoppeld aan [gebruiker 2] , die bij de politie bekend is als drugsgebruiker en antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet. [gebruiker 2] is als getuige gehoord en zij heeft verklaard dat zij wel eens cocaïne bij de verdachte kocht.
Tot slot bleken de aangetroffen bolletjes in het boterhamzakje bij nader onderzoek cocaïne respectievelijk heroïne te bevatten. De verdachte bekent dat dit inderdaad de inhoud was van het zakje.
Voorts is uit onderzoek gebleken dat de Mercedes waarin verdachte reed op 13 mei 2019 door hem, verdachte, was aangekocht voor een bedrag van € 16.900,-. De verdachte heeft daarbij een Seat Leon, zijn oude auto, ingeruild voor een bedrag van € 6.000,- en het resterende bedrag (€ 10.900,-) contant voldaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een Wajong-uitkering van ongeveer € 1.100,- per maand ontving en over zelfstandige woonruimte beschikte. Voorts is gebleken dat de verdachte schulden had bij instanties, waaronder bij de zorgverzekeraar.
Ten aanzien van het geldbedrag
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het aangetroffen geldbedrag, in het bijzonder gelet op de coupures en de omstandigheden waaronder dit bedrag is aan getroffen, duidt op een criminele herkomst, te weten de opbrengst van de handel in harddrugs. Het hof is in dit verband van oordeel dat de hoeveelheden aangetroffen harddrugs een dealerindicatie rechtvaardigen. Het vermoeden is dan ook gerechtvaardigd dat het geldbedrag uit enig eigen misdrijf afkomstig is. Van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft dienaangaande wisselend verklaard. Net voordat hij werd aangehouden kon de verdachte tegenover de verbalisanten geen sluitende verklaring afleggen over de herkomst van het geldbedrag en waarom hij dit bij zich droeg (p.14 van het procesdossier). De verdachte heeft tijdens het eerste politieverhoor op 2 oktober 2019 (p. 98 van het procesdossier) verklaard dat het bij hem aangetroffen geld van zijn neefje is. Tijdens het tweede politieverhoor op 3 oktober 2019 heeft de verdachte geen nadere gegevens willen verstrekken van de persoon van wie het geld zou zijn geweest (p. 111 van het procesdossier). Tijdens het politieverhoor op 6 november 2019 heeft verdachte verklaard dat het bij hem aangetroffen geld van hem was en bedoeld was voor een vriend en dat het geld afkomstig was van zijn uitkering. Het geld had hij bij zich omdat hij dit wilde uitlenen aan een vriendin (p. 120 en 121 van het procesdossier). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat hij het geld niet heeft verkregen door inkomsten uit dealen maar dat hij andere bronnen van inkomsten heeft. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte wederom wisselend verklaard omtrent het geld. In eerste instantie heeft hij verklaard dat het bij hem aangetroffen geldbedrag van hem was. Nadat de verdachte werd geconfronteerd met zijn eerdere verklaringen, stelde de verdachte dat het geld niet van hem was, maar dat het geld van zijn neefje was en bedoeld was voor zijn vriendin.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten aanzien van de verklaring voor de herkomst van het geld wisselend verklaart.
Het hof is van oordeel dat de verklaring die de verdachte heeft gegeven over de herkomst van het geld niet kan worden aangemerkt als een verklaring die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. De verdachte heeft wisselend verklaard en heeft geen nadere gegevens willen verstrekken van de neef voor wie hij het geld bij zich zou hebben. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie.
Bij deze stand van zaken komt het hof op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen volgt, tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het op 2 oktober 2019 bij de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 703,-, onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf, namelijk het handelen in drugs. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een bedrag van € 703,- ‘eenvoudig’ heeft witgewassen. Het hof zal de verdachte daarom ten aanzien van het geldbedrag van € 703,- veroordelen voor het subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen en hem vrijspreken van het primair tenlastegelegde witwassen.
Ten aanzien van de personenauto
Zoals hiervoor overwogen stelt het hof op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte voor € 16.900,- een Mercedes-Benz 220 Cdi, met kenteken [kenteken] heeft gekocht. Dit bedrag is deels gefinancierd door het inruilen van een Seat Leon waarvoor een bedrag van € 6.000,- is verrekend. Het resterende bedrag van € 10.900,- is ter plaatse contant voldaan. De verdachte was eigenaar van deze auto en de auto stond ook op zijn naam. Daartegenover staat dat de verdachte destijds een laag legaal inkomen heeft gehad, te weten een Wajong-uitkering ter hoogte van ongeveer € 1.100,- per maand, met toeslagen.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat de Mercedes € 10.000,- heeft gekost en dat de inruil van zijn vorige auto € 7.000,- zou hebben opgeleverd, zodat hij € 3.000,- heeft bijbetaald. Tijdens het politieverhoor op 6 november 2019 heeft de verdachte verklaard dat de auto € 13.000,- á € 14.000,- heeft gekost. De inruil van zijn vorige auto zou ongeveer € 6.000,- á € 6.500,- hebben opgeleverd en hij heeft € 7.000, - bijbetaald. Van deze € 7.000,- zou de verdachte € 3.000,- zelf hebben gespaard vanuit zijn Wajong-uitkering en het resterende bedrag van € 4.000,- heeft hij van een vriend geleend. Tijdens het verhoor op 11 november 2019 heeft verdachte verklaard dat de Mercedes Benz € 15.000-, heeft gekost. De inruil heeft € 6.000,- opgeleverd, hij heeft € 3.000,- zelf gespaard en hij heeft € 5.000, - geleend van zijn broer. Het verschil tussen het bedrag dat op de ondertekende factuur van de aankoop van de Mercedes staat en het bedrag dat hij in zijn verklaring noemt, is door de verdachte niet betaald. De verdachte overhandigde tijdens dit verhoor een bewijs van een contante lening van € 5.000,- tussen hem en zijn broer [broer verdachte] afgesloten en ondertekend op 10 mei 2019.
In het kader van het onderzoek naar de herkomst van het geld c.q. de verklaringen van de verdachte ter zake, zijn door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep pintransacties overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat er in de periode van augustus 2018 tot en met november 2018 vanuit het rekeningnummer NL10 INGB 06660 3453 82, ten name van [verdachte 1] contante opnames zijn gedaan van in totaal € 7.600,00.
Nader onderzoek
De politie heeft een financieel onderzoek ingesteld naar de inkomsten en uitgaven van de verdachte. Na analyse van de verstrekte gegevens van de op naam van verdachte staande bankrekeningen blijkt dat alleen de ING bankrekening, met rekeningnummer [bankrekeningnummer verdachte] , in gebruik was.
De transacties van deze bankrekening zijn vervolgens gerubriceerd volgens NIBUD waardoor de inkomsten en uitgaven van de verdachte inzichtelijk zijn gemaakt. Hierbij is slechts naar een beperkt aantal categorieën gekeken en zijn huishoudelijke uitgaven, uitgaven voor persoonlijke verzorging en kleding e.d. niet meegenomen. Het is dus zeer aannemelijk dat naast de hierboven genoemde contante gelden er nog meer uitgaven zijn geweest voor de verdachte waarmee in genoemd onderzoek – ten voordele van de verdachte – geen rekening is gehouden.
De conclusie van dit onderzoek is dat aan de hand van de hierboven bedoelde inkomsten en uitgaven de verdachte op zijn minst de beschikking heeft gehad over de volgende contante gelden:
• Brandstofkosten: € 1.306,39
• Kosten voeding: € 5.821,49
• Contante gelden: € 3.940,00
• Aanschaf personenauto: € 10.900,00
• Totaal: € 21.967,88
Voor deze contante gelden heeft de verdachte geen concrete en/of verifieerbare verklaring af gelegd. Zodoende bestaat de verdenking dat de herkomst van deze contante gelden voortvloeien uit enig ander strafbaar feit.
Conclusie
Het hof constateert dat de verdachte niet consistent heeft verklaard. Meer specifiek heeft de verdachte wisselend verklaard over het aankoopbedrag van de personenauto, de hoogte van de geldlening, de persoon bij wie hij een lening zou hebben afgesloten alsmede over de herkomst van het geld waarmee hij de personenauto heeft gefinancierd. Ook heeft de verdachte wisselend verklaard omtrent de wijze waarop hij het overige aankoopbedrag, na verrekening, heeft betaald.
Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen het feit dat de verdachte in eerste instantie bij de politie niet heeft verklaard over een geldlening waarmee hij de auto deels zou hebben gefinancierd vervolgens verklaart hij dat hij geld van een vriend heeft geleend en weer later verklaart de verdachte dat degene van wie hij geld heeft geleend zijn broer is.
Gelet op het voor overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof het ongeloofwaardig dat een deel van het aankoopbedrag, waarmee de Mercedes Benz is gefinancierd, afkomstig is van een lening van de broer, zodat het hof de verklaring van de verdachte terzijde schuift.
De omstandigheid dat de verdediging afschriften van pintransacties heeft ingebracht waaruit blijkt dat de broer van verdachte contante bedragen heeft gepind van zijn rekening, doet aan het voorgaande niet af.
Met betrekking tot de overige verklaringen van de verdachte omtrent de herkomst van het resterende bedrag (het hof begrijpt: een bedrag van € 5.900,00) waarmee de personenauto is aangekocht, overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat (een deel van) het geldbedrag van de aankoop van de personenauto afkomstig is van gelden die hij pinde en in contanten heeft gespaard van zijn uitkering. Hij kon dit doen omdat zijn vriendin hem financieel heeft ondersteund door rekeningen voor hem te betalen. De verdediging heeft ter onderbouwing van deze stelling ter terechtzitting in hoger beroep een schriftelijke verklaring overgelegd van de vriendin van de verdachte, waarin zij – kort gezegd – bevestigt dat zij de verdachte financieel heeft bijgestaan waar nodig. Het hof constateert dat de verdediging eerst bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg de financiële ondersteuning door de vriendin ter berde heeft gebracht. Bovendien acht het hof die verklaring onvoldoende concreet en verifieerbaar. De schriftelijke verklaring van de vriendin van de verdachte maakt dit niet anders. Uit deze verklaring blijkt immers niet in welke periode zij rekeningen heeft betaald voor de verdachte, welke concrete rekeningen zij heeft betaald en wat de hoogte daarvan is. De verdachte heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat de vriendin daadwerkelijk rekeningen voor de verdachte heeft betaald. Bovendien neemt het hof daarbij in aanmerking dat uit de bankanalyse (het proces-verbaal financieel onderzoek, p. 89 van het procesdossier) blijkt dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 2 oktober 2019 een bedrag van in totaal € 3.850, - contant heeft opgenomen. Uit dezelfde analyse blijkt bovendien dat de verdachte in de gevorderde periode € 3.940,- euro meer heeft gestort op zijn bankrekening dan dat hij daarvan contant heeft opgenomen. Deze resultaten zijn niet te rijmen met de verklaring van de verdachte dat het resterende bedrag waarmee hij de auto heeft gekocht afkomstig is van door hem gepinde en contant gespaarde gelden van zijn uitkering. Het hof acht deze verklaring dan ook ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Ten aanzien van de verklaring van de verdachte dat (een deel van) het geldbedrag van de aankoop van de personenauto afkomstig is van de inkomsten uit zijn autoschadeherstelbedrijf, is het hof van oordeel dat dit terzijde dient te worden geschoven, nu de verdachte geen concrete, verifieerbare gegevens heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij uit zijn bedrijf inkomen heeft gegenereerd. De verdachte heeft verklaard dat zijn boekhouder de administratie van het bedrijf heeft weggegooid. Desgevraagd heeft de verdachte de naam van deze boekhouder echter niet willen noemen. Het hof neemt voorts in aanmerking dat er door de verdachte met betrekking tot zijn bedrijf nooit aangifte voor de inkomstenbelasting en ook niet voor de omzetbelasting is gedaan.
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat de verdachte er niet in is geslaagd een voldoende concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven over de herkomst van het geldbedrag van € 10.900,00 waarmee de verdachte de personenauto heeft gefinancierd. Het hof is derhalve van oordeel dat – gelet op het voorgaande – het niet anders kan zijn dan dat de personenauto, te weten Mercedes Benz A220, met kenteken [kenteken] – middellijk of onmiddellijk – afkomstig is uit enig misdrijf en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:

eenvoudig witwassen

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd, kort gezegd inhoudende dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven tot oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals opgelegd door de politierechter. De raadsman heeft bepleit om aan de verdachte onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen gelijk aan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in combinatie een voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte belast is met de zorg voor zijn gehandicapte broer en dat de verdachte sinds het bewezenverklaarde niet met politie of justitie is aanmerking is gekomen voor soortelijke feiten. Voorts is verzocht rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede het feit dat de verdachte zwakbegaafd is.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een personenauto Mercedes-Benz en het eenvoudig witwassen van een geldbedrag van € 703,-. Het plegen van dergelijke strafbare feiten vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Deze werking wordt versterkt indien het geld als vermeend legaal geld wordt aangewend in de legale economie. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. De verdachte heeft zich daar kennelijk niets van aangetrokken en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 17,1 gram cocaïne en 3,8 gram, heroïne. Harddrugsgebruik is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers en daarmee voor de volksgezondheid als geheel. Bovendien brengt de handel in harddrugs allerlei vormen van criminaliteit en overlast met zich mee.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 juni 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, maar niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Alhoewel gelet op de aard en ernst van de feiten een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zou zijn, ziet het hof in de omstandigheid dat hij als bijkomende straf de in beslag genomen voorwerpen verbeurd zal verklaren, waardoor de verdachte financieel wordt getroffen, aanleiding om tot een andere strafmodaliteit te komen. Daarbij houdt het hof voorts in het bijzonder rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte, de bij hem geconstateerde beperkingen en met de omstandigheid dat de verdachte geen relevant strafblad heeft.
Gelet op voornoemde omstandigheden ziet het hof aldus aanleiding om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Alles afwegende acht het hof een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Beslag
Verbeurdverklaring
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder 2 subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot hetwelk het onder 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Teruggave
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van € 35,- en € 5,25 zullen worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair, tweede cumulatief/alternatief, en het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van in totaal € 703,- (G2100204, IBN 02-10-2019;
een personenauto (G2078646 [kenteken] . Grijs, merk: Mercedes, chassisnummer: WDD176003 IJ 122807).
Gelast de teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van in totaal € 35,- (G2100574, IBN 03-10-2019);
een geldbedrag van in totaal € 5,25,- ( G2100585, IBN 03-10-2019).
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 27 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.L.P. van Cruchten, mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. H. Hafti zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.