[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, opnieuw rechtdoende het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Van de zijde van de verdachte is primair vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de strafoplegging gevoerd.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2018 te Eindhoven terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres 2] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2018 te Eindhoven terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres 2] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal ZSM Artikel 9 WvW d.d. 21 december 2018, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant]:
Datum feit: 23 augustus 2018
Weg/locatie: [adres 2] , voor het verkeer openstaande weg binnen de bebouwde kom
Plaats: Eindhoven
Gemeente: Eindhoven
Er is een onderzoek ingesteld naar aanleiding van: een verkeersongeval.
Verdachte
Naam: [verdachte]
Voorna(a)m(en): [verdachte]
Geboren op: [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats]
Motorrijtuig:
Personenauto, kenteken [kenteken 1] , merk/type [merk]
Rijbewijs
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie B.
Ongeldig verklaard rijbewijs
Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn/haar naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard.
Achternaam: [verdachte]
Voorletters/naam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1977
NL-RDW
Soort: Vorderingsprocedure
Autoriteit: CBR Divisie Vorderingen (Divisie Vordering)
Registratie: 25-04-2017
Vordering
Ingeleverd bij: Cbr Divisie Vorderingen
CBR dossiernummer: [nummer]
Ingang ongeldigverklaring: 25-04-2017
Reden ongeldigverklaring: Geschiktheid
Feitelijke inleverdatum ongeldig: 03-05-2017
Categorieën
Categorie Periode Soort
B vanaf 02-05-2017 Ongeldigheid
T vanaf 02-05-2017 Ongeldigheid
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2018, voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant]:
Op 23 augustus 2019 omstreeks 02:32 uur kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres 2] te Eindhoven. Daar zou zojuist een auto tegen een boom aan zijn gereden. De bestuurder van de auto zou achterop een scooter zijn gesprongen en zijn weggereden. De scooter zou worden bestuurd door een vrouw. De man zou een Oost-Europees type zijn en zou een beetje een kale kop hebben. De melder had een vermoeden dat de bestuurder onder invloed was, gezien zijn manier van lopen. Ter plaatse zagen we inderdaad een auto tegen een boom staan. Het betrof een auto van het merk Opel, type Astra, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 1] . We hebben vervolgens het kenteken bevraagd in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) te Veendam en daaruit bleek dat de auto op naam stond van: [getuige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Wij, verbalisanten, zagen dat er op straat twee jongens stonden. Van hen hebben we de gegevens genoteerd: [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Ik, verbalisant Van den Abeelen, heb in de auto gekeken of ik daar iets kon vinden wat ons aan de bestuurder kon linken. Ik vond in het dashboardkastje vier brieven/enveloppen gericht aan [verdachte] . Volgens informatie van het RTIC was de auto gelinkt aan: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] .
[verdachte] is mij, verbalisant [verbalisant] , ambtshalve bekend. Tijdens mijn werkzaamheden als politieambtenaar heb ik hem door de jaren heen meerdere keren gezien, gesproken en ook aangehouden. Ik weet dat hij dun haar heeft, een doorgaans wat getinte huidskleur waardoor hij zou kunnen lijken op een Oostbloktype. Ik weet dat hij voorheen op de [adres 3] te Eindhoven woonde.
Wij, verbalisanten, zijn vervolgens in de ons aangewezen richting gereden van de [adres 4] . Daar zagen we een vrouw op een scooter staan. We vroegen aan haar of ze zojuist een man had weggebracht die bij het ongeval was betrokken. Ze antwoordde daar bevestigend op. Deze vrouw bleek volledig te zijn genaamd, [getuige 2] .
[getuige 2] vertelde ons, verbalisanten, dat ze de bestuurder van de auto kende. Ze had gezien dat [verdachte] uit de auto stapte. Ze zag en rook dat [verdachte] had gedronken. [verdachte] vroeg haar of ze hem weg kon brengen naar zijn ex. Dit heeft ze vervolgens gedaan. Ze heeft hem afgezet bij zijn ex-vriendin en kind op de [adres 3] te Eindhoven.
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 december 2018, voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [medeverdachte 3]:
Op 23 augustus 2018, midden in de nacht, fietste ik over de [adres 2] te Eindhoven, toen ik een flinke knal hoorde. Ik keek in de richting van de knal en zag in de verte een auto tegen een boom aan staan. Ik fietste erheen en wilde gaan helpen, maar zag dat de bestuurder, een man, zelf al uit de auto stapte. Ik zag dat er geen andere personen in de auto zaten.
Ik zag aan de manier van doen van de man dat hij dronken was. Ik zag dat er op dat moment een vrouw op een brommer de [adres 2] in reed. Kennelijk kenden de man en de vrouw elkaar, want ik zag dat de man haar aansprak en haar vroeg of ze hem naar huis kon brengen. Ik hoorde dat de vrouw zoiets zei als: “Spring maar achterop, ik breng je wel thuis.” Ik zag dat de man hierop bij de vrouw achterop sprong en dat ze wegreden in de richting van de Hoogstraat.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Oost-Europees type;
- Niet heel groot. Ik ben 1.80 meter en hij was kleiner dan ik, dus ik denk tussen de 1.70-1.75 meter;
- Donker haar.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 augustus 2018, voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige]:
Ik ben de eigenaar van een [merk] voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Eigenlijk ligt de situatie iets anders. Ik heb in januari van dit jaar deze auto op mijn naam laten zetten. De auto is eigenlijk van [verdachte] en zijn vrouw, [mede-eigenaar auto] . Ik was erbij toen zij deze auto kochten. Zij vroegen mij om deze auto op naam te zetten omdat zij, vanwege bepaalde instanties, kennelijk zelf geen auto’s op naam kunnen zetten. Ik heb zelf nooit in die auto gereden, sterker nog ik heb niet eens een rijbewijs op dit moment.
5. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 6 september 2018, voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Maak je gebruik van een vervoermiddel en zo ja, wat voor iets?
A: Scooter. Mag verder geen auto rijden want mijn rijbewijs is ingenomen.
V: Ben je in het bezit van een auto?
A: Nu niet meer, hadden we wel. Dat was de auto die [getuige] [het hof begrijpt: [getuige] ] op naam had.
V: Vanaf wanneer tot wanneer is deze geschorst?
A: Onderzoek is klaar, uitslag kan nog twee maanden duren. Ik ben mijn rijbewijs nu ongeveer anderhalf jaar kwijt. Dit omdat ik de kosten niet kon betalen voor CBR (het hof begrijpt: het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen), die waren te hoog.
V: Ben je nog in het bezit van een geldig rijbewijs?
A: Alleen nog voor de scooter. (...) Ik heb een ernstig auto-ongeluk gehad drie jaar geleden. Ik slikte toen morfine en tijdens het rijden met morfine ben ik tegen een container aan gereden. Hieruit is een onderzoek voortgekomen en werd mijn rijbewijs geschorst.
V: [getuige] verklaarde dat ze deze auto op haar naam liet zetten maar dat jij met [mede-eigenaar auto] de eigenlijke eigenaren en gebruikers er van zijn, klopt dit?
A: Ja dit klopt.
6. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 13 mei 2019, voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [medeverdachte 3]:
Ik kan me die avond (het hof begrijpt: de nacht van 23 augustus) nog goed herinneren. Ik hoorde een keiharde klap en zag een auto tegen een boom staan met de airbags eruit. Ik heb het ongeluk niet zien gebeuren, maar ik zag wel dat er iemand uit de auto stapte. Het was een man alleen. Er was verder niemand bij. Hij vroeg of ik hem naar huis kon brengen. De man wilde perse naar huis. Toen kwam er een vrouw aan op een snorscooter of snorbrommertje. Zij kende de man en hij is achterop gestapt.
Volgens mij had hij alcohol gedronken, want hij rook naar alcohol en hij was een beetje verward. U vraagt mij of de man een Marokkaans uiterlijk had. Nee. U vraagt of de man een Marokkaans accent had. Nee. De raadsvrouwe vraagt of de man blank was. Ja.
7. Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 28 mei 2019, voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 2]:
Toen ik langs kwam was [verdachte] al uit de auto gestapt. Het enige wat ik gedaan heb is hem achterop de scooter naar zijn ex gebracht.
Het eerste wat ik zag toen ik aankwam was dat de auto tegen de boom stond en hij buiten de auto stond. Hij stond aan de bestuurderskant langs de auto. Hij was alleen. Er waren 2 andere jongens bij. Die hoorden niet bij hem.
De politie vroeg hoe de man heette. Ik heb gezegd dat hij [verdachte] heet.
8. Een begeleidend e-mailbericht van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) d.d. 10 januari 2019, voor zover inhoudende:
Hierbij de door u gevraagde stukken.
De brief wordt aangetekend en niet aangetekend verstuurd.
Beide brieven zijn niet retour gekomen.
Betrokkene heeft geen bezwaar aangetekend, maar heeft wel een bet reg [het hof begrijpt: een betalingsregeling] en een nw [het hof begrijpt: nieuwe] deelname gevraagd.
9. Het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) d.d. 20 januari 2017, dossiernummer [nummer] , met als onderwerp: ‘Besluit: onderzoek naar uw drugsgebruik, voorlopig geen rijbewijs’, voor zover inhoudende:
AANGETEKEND
De heer [verdachte]
[adres 5]
Geachte heer [verdachte] ,
Door Politie Eenheid Oost-Brabant is aan ons doorgegeven dat bij u sprake is van drugsgebruik, of drugsbezit. Drugs en verkeer gaan niet samen. Daarom hebben we besloten dat u een onderzoek moet laten doen naar uw drugsgebruik. Ook mag u voorlopig niet meer rijden. In elk geval niet tot de uitslag van het onderzoek.
Waarom moet u een onderzoek laten doen?
U bent aangehouden of staande gehouden, waarna bleek dat u onder invloed was van drugs. Wij twijfelen eraan of het wel veilig is dat u een rijbewijs heeft, en deelneemt aan het verkeer. Daarom willen we dat u een onderzoek laat doen naar uw drugsgebruik. Het onderzoek is niet vrijblijvend. Werkt u niet mee, dan wordt uw rijbewijs ongeldig en mag u niet meer rijden.
Waarom mag u niet meer rijden?
U heeft gereden onder invloed van drugs.
In zo’n situatie moeten we volgens de regelgeving ‘de geldigheid van uw rijbewijs schorsen’. Dat wil zeggen: u mag niet meer rijden tot de uitslag van het onderzoek. We vragen u daarom uw rijbewijs zo snel mogelijk naar ons op te sturen.
De kosten betaalt u zelf
U moet het onderzoek zelf betalen. U betaalt € 762,00 onderzoekskosten en € 384,00 opleggingskosten.
Wat moet u nu doen?
• Betaal eerst allebei de facturen.
• Wacht op ons bericht dat we beide bedragen hebben ontvangen.
• Daarna kunt u ons bellen om het onderzoek in te plannen.
• Stuur uw rijbewijs op naar: CBR, divisie Rijgeschiktheid, afdeling Vorderingen, Postbus 3012, 2280 GA in Rijswijk.
Toelichting bij ons besluit
Hoe kunt u betalen?
Bij dit besluit krijgt u twee facturen: een voor de onderzoekskosten, en een voor de opleggingskosten.
Betaal op tijd
Zorg dat de beide bedragen vóór 31 maart 2017 bij ons binnen zijn. Anders verklaren we uw rijbewijs ongeldig.
Betalingsregeling vragen
U kunt ons schriftelijk vragen om een betalingsregeling voor de onderzoekskosten. Dan mag u het onderzoek betalen in zes maandelijkse termijnen. Voor de opleggingskosten kunt u geen betalingsregeling afspreken. U ontvangt van ons een brief waarin staat of u een betalingsregeling kunt krijgen.
10. De brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) d.d. 14 februari 2017, dossiernummer [nummer] , met als onderwerp: ‘Betalingsregeling akkoord’, voor zover inhoudende:
AANGETEKEND
De heer [verdachte]
[adres 5]
Geachte heer [verdachte] ,
U heeft ons gevraagd om een betalingsregeling voor het onderzoek naar uw drugsgebruik. We willen graag een betalingsregeling met u afspreken.
Zorg ervoor dat de maandbedragen steeds vóór de uiterste betaaldatum bij ons binnen zijn. En dat de opleggingskosten vóór de uiterste betaaldatum bij ons binnen zijn. Daarmee voorkomt u dat uw rijbewijs ongeldig wordt.
11. De brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) d.d. 15 maart 2017, dossiernummer [nummer] , met als onderwerp: ‘Ontvangstbevestiging rijbewijs’, voor zover inhoudende:
Geachte heer [verdachte] ,
We hebben uw rijbewijs met nummer [rijbewijsnummer] van Centraal Justitieel Incassobureau ontvangen.
12. Het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) d.d. 25 april 2017, dossiernummer [nummer] , met als onderwerp: ‘Besluit: rijbewijs ongeldig’, voor zover inhoudende:
AANGETEKEND
De heer [verdachte]
[adres 5]
Geachte heer [verdachte] ,
Op 20 januari 2017 hebben we u een brief gestuurd. In die brief stond dat u een onderzoek naar uw drugsgebruik moest laten doen. Helaas heeft u dit onderzoek niet, of niet op tijd betaald. U bent dus ook niet onderzocht. Daarom verklaren we uw rijbewijs ongeldig vanaf 2 mei 2017.
Waarom is uw rijbewijs ongeldig?
U bent verplicht om mee te werken aan het onderzoek. Dat betekent om te beginnen dat u de kosten van het onderzoek op tijd betaalt. U heeft niet, of niet op tijd betaald en bent dus ook niet onderzocht. Volgens de regelgeving moeten wij dan uw rijbewijs ongeldig verklaren.
Wat moet u doen?
U mag uw rijbewijs niet meer gebruiken. U hoeft uw rijbewijs niet meer naar ons op te sturen. We hebben het namelijk al ontvangen.
Toelichting bij ons besluit
Hoe krijgt u een nieuw rijbewijs?
Wilt u uw rijbewijs weer terug? Dan moet u binnen drie jaar na dit besluit alsnog een
onderzoek laten doen. Dat gaat zo:
– Stuur een bericht naar het CBR, en meld u aan voor een onderzoek naar uw drugsgebruik. Dat kan per post, of via het contactformulier op onze website.
Let op! U kunt zich alleen aanmelden als u de factuur voor de opleggingskosten heeft betaald.
– U ontvangt een factuur voor de onderzoekskosten met een nieuw betalingskenmerk.
– Nadat u heeft betaald, krijgt u een oproep voor het onderzoek.
– Als uit het onderzoek blijkt dat u weer mag rijden, kunt u een nieuw rijbewijs aanvragen. Maar alleen als u uw ongeldig verklaarde rijbewijs heeft ingeleverd bij het CBR.
Geen onderzoek? Dan drie jaar geen rijbewijs
Laat u zich niet onderzoeken in de drie jaar na dit besluit? En wilt u daarna toch weer een rijbewijs? Dan kunt u ná deze drie jaar een Eigen verklaring kopen, invullen en naar ons opsturen. Daarna krijgt u alsnog een onderzoek naar uw drugsgebruik. Ook dit onderzoek betaalt u zelf. Daarna beslissen we of u weer een nieuw rijbewijs mag aanvragen.
Geen rijbewijs? Niet rijden!
Rijden zonder geldig rijbewijs is strafbaar. Bovendien bent u niet verzekerd als u schade
maakt. Uw rijbewijs staat geregistreerd in het centraal rijbewijzenregister van de RDW. De politie kan in dit register kijken. Dat betekent dat de politie altijd kan controleren of uw rijbewijs geldig is.
13. De brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) d.d. 9 februari 2018 dossiernummer [nummer] , met als onderwerp: ‘Uw aanmelding voor het onderzoek naar uw drugsgebruik’, voor zover inhoudende:
De heer [verdachte]
[adres 5]
Geachte heer [verdachte] ,
U wilt zich aanmelden voor het onderzoek naar uw drugsgebruik. In deze brief leggen we uit wat u daarvoor moet doen.
U betaalt vooraf.
Eerst betaalt u de kosten voor het onderzoek. Het bedrag dat u moet betalen is € 762,00. U kunt dit bedrag overmaken naar ons rekeningnummer NL10 INGB 0665 5824 12, op naam van het CBR Vorderingen in Rijswijk. Vermeld in de omschrijving het factuurnummer: F 3000 0057 1800 4349. Zorg ervoor dat uw betaling vóór 19 april 2018 bij ons binnen is. Anders kunt u niet in het bezit komen van een geldig rijbewijs.
Daarna kunt u ons bellen voor de planning
Zodra we uw betaling hebben ontvangen, sturen we u een ontvangstbevestiging. Daarna kunt u ons bellen om het onderzoek in te plannen.
De verdediging heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De verdediging heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de verdachte betwist dat hij op 23 augustus 2018 een voertuig heeft bestuurd. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn auto had uitgeleend
aan ene ‘Mo’, van wie hij een omschrijving heeft gegeven. Zijn verklaring wordt ondersteund door die van zijn zoon, [zoon van verdachte] . Het door de getuige [medeverdachte 3] gegeven signalement van de bestuurder van de auto past niet bij het uiterlijk van de verdachte. Ten aanzien van de door de getuige [getuige 2] afgelegde verklaring geldt dat niet uit te sluiten valt dat de politie haar naar aanleiding van de papieren in het dashboardkastje heeft gevraagd of ze zojuist [verdachte] achterop haar scooter heeft gehad en zij daar vervolgens bevestigend op heeft geantwoord. Daarbij is op zijn minst opvallend dat [getuige 2] dit nooit in een officiële verklaring heeft willen bevestigen en nota bene door middel van een bevel medebrenging pas bij de rechter-commissaris is verschenen; niet uit te
sluiten valt dat het niet klopt wat zij eerder heeft verklaard en zij om die reden verre van het strafproces wenste te blijven.
De verdediging heeft in de tweede plaats betoogd dat op grond van het dossier niet is komen vast te staan dat de verdachte wist of had moeten weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende en gewone
brief is verzonden en niet retour is gekomen bij het CBR, niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte is door de politie gehoord op de verdenking van het rijden met een geschorst rijbewijs, niet met een ongeldig verklaard rijbewijs.
De brief met de uitslag van het onderzoek is pas twee dagen voor het tenlastegelegde, namelijk op 21 augustus 2018, aan hem verzonden. Nergens blijkt uit dat de brief met de ongeldigverklaring hem – voor zover hij al zou hebben gereden op 23 augustus 2018 – op dat moment al had bereikt. Dat hij een eerder schrijven van het CBR omtrent ongeldigverklaring heeft ontvangen, blijkt evenmin.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is het hof van oordeel dat de door de verdachte afgelegde verklaring, inhoudende dat niet hij, maar een ander op 23 augustus 2018 de bestuurder is geweest van de [merk] , wordt weerlegd door de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Het door de getuige [medeverdachte 3] gegeven signalement van de bestuurder van de auto past bij de beschrijving van het uiterlijk van de verdachte die verbalisant [verbalisant] heeft gegeven en niet bij de door de verdachte gegeven omschrijving van ‘Mo’. In de auto werden brieven/enveloppen op naam van [verdachte] aangetroffen en uit de verklaringen van [getuige] en van de verdachte zelf blijkt dat hoewel hij niet de tenaamgestelde van de auto was, hij samen met zijn partner wel de gebruiker van de auto was. Het hof heeft verder geen reden om aan de door de getuige [getuige 2] afgelegde verklaring te twijfelen. Zij heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat zij de bestuurder kende en dat zijn naam [verdachte] is, zoals zij ook ten overstaan van de politie had verklaard.
Met betrekking tot het tweede onderdeel van het gevoerde verweer overweegt het hof als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het rijbewijs van de verdachte bij besluit van 25 april 2017 ongeldig is verklaard, nadat hij het onderzoek naar zijn drugsgebruik niet, of niet op tijd had betaald, waardoor hij ook niet is onderzocht. Uit de hiervoor opgenomen stukken van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen volgt dat dit besluit bekend is gemaakt aan de verdachte en dat dit van kracht is geworden doordat zeven dagen zijn verlopen na die bekendmaking. Het rijbewijs van de verdachte was met ingang van 2 mei 2017 ongeldig.
Uit de door de politie geraadpleegde informatie volgt verder dat na ongeldigverklaring van het rijbewijs aan de verdachte geen ander rijbewijs is afgegeven.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen tevens kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Met de verdediging stelt het hof vast dat op grond van bestendige jurisprudentie geldt dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen – zoals ook in deze zaak het geval is –, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof grondt zijn oordeel dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard mede op de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, zoals deze blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen:
• bij besluit van 20 januari 2017 heeft het CBR aan de verdachte medegedeeld dat hij zijn medewerking moest verlenen aan een onderzoek naar zijn drugsgebruik. De geldigheid van zijn rijbewijs werd tot de uitslag van het onderzoek geschorst. In de brief wordt verdachte opgeroepen zijn rijbewijs naar het CBR op te sturen. In de brief is verder opgenomen dat het onderzoek niet vrijblijvend is; indien de verdachte niet zou meewerken, zou zijn rijbewijs ongeldig worden. In de toelichting bij het besluit is opgenomen dat de verdachte twee facturen diende te voldoen: één voor de onderzoekskosten en één voor de opleggingskosten. Als de beide bedragen niet tijdig zouden worden betaald, zou het rijbewijs ongeldig worden verklaard;
• bij brief van 14 februari 2017 heeft het CBR bevestigd dat de verdachte om een betalingsregeling heeft gevraagd en hem medegedeeld dat hij de onderzoekskosten in zes termijnen mocht voldoen. De opleggingskosten dienden wel in één keer te worden voldaan en bij gebreke van tijdige betaling zou het rijbewijs ongeldig worden verklaard;
• bij brief van 15 maart 2017 bevestigt het CBR de ontvangst van verdachtes rijbewijs;
• bij besluit van 25 april 2017 heeft het CBR het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard met ingang van 2 mei 2017, omdat de verdachte het onderzoek naar zijn drugsgebruik niet, of niet op tijd had betaald. Hij is dan ook niet onderzocht. In de toelichting op het besluit is onder meer opgenomen dat als de verdachte zijn rijbewijs weer terug wil, hij binnen drie jaar na het besluit alsnog een onderzoek moest laten doen. Als daaruit zou blijken dat hij weer mag rijden, kan hij een nieuw rijbewijs aanvragen. Zonder rijbewijs mag de verdachte niet rijden;
• in de brief van 9 februari 2018, met als onderwerp ‘Uw aanmelding voor het onderzoek naar uw drugsgebruik’, wordt de aanmelding van verdachte voor het onderzoek naar zijn drugsgebruik bevestigd en heeft het CBR uitgelegd wat de verdachte voor zijn aanmelding moet doen;
• de verdachte heeft bij het verhoor door de politie op 6 september 2018 verklaard dat hij niet met een auto mag rijden, omdat zijn rijbewijs is ingenomen. Hij is zijn rijbewijs al ongeveer anderhalf jaar kwijt, omdat hij de kosten voor het CBR niet kon betalen. Hij is alleen nog in het bezit van een rijbewijs voor de scooter, omdat hij eerder een ernstig auto-ongeluk had gehad, waarbij hij onder invloed van morfine was. De verdachte heeft verder verklaard dat hij in afwachting was van de uitslag van het onderzoek.
Uit deze feiten en omstandigheden kan de conclusie niet anders zijn dan dat uit de brieven van het CBR van een handelen van verdachte blijkt, welk handelen alleen kan worden verklaard uit het feit dat verdachte kennis heeft genomen van de brieven van het CBR waarin de ongeldigverklaring van het rijbewijs werd aangekondigd en waarin deze werd bevestigd. De verklaring van verdachte bij de politie vormt in dit verband een verdere bevestiging van voorgaande conclusie.
De enkele omstandigheid dat de verhorende verbalisant de verdachte heeft gevraagd tot wanneer zijn rijbewijs is ‘geschorst’ in plaats van ongeldig verklaard, doet aan het voorgaande niet af.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 23 augustus 2018 een personenauto heeft bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte is eerder bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 24 mei 2017 veroordeeld voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en voor het verlaten van de plaats van het ongeval (overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994). Uit de stukken volgt dat deze veroordeling is gevolgd naar aanleiding van dezelfde feiten die het CBR aanleiding hebben gegeven om een onderzoek naar het drugsgebruik van de verdachte in te stellen en zijn rijbewijs ongeldig te verklaren. De verdachte verkeerde ten tijde van dat ongeval onder invloed van cocaïne en temazepam. Omdat de verdachte – zoals uit de stukken blijkt bij gebreke van betaling door verdachte – niet is onderzocht, is zijn rijbewijs ongeldig verklaard.
Door vervolgens toch een auto te besturen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, heeft de verdachte getoond zich niets aan te trekken van regels en aanwijzingen van de autoriteiten, die net als ieder ander, ook op hem van toepassing zijn.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. De ernst van het bewezen verklaarde feit, in combinatie met het omvangrijke strafblad van de verdachte, laten geen ruimte voor een geheel voorwaardelijke straf of voor een taakstraf als door de verdediging, mede gelet op de gezondheid van verdachte, is bepleit.
Het hof sluit voor de bepaling van de straf aan bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Voor het besturen van een motorrijtuig in geval van een ongeldig verklaard rijbewijs is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken acht het hof passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.