ECLI:NL:GHSHE:2021:4400

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
20-004060-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot doodslag na aanrijding met voetganger

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 december 2019. De verdachte was veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens werd hem een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 3 jaren opgelegd. De zaak betreft een aanrijding op 20 maart 2019 waarbij de verdachte met zijn auto een voetganger aanreed, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte heeft in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de motivering van de opgelegde straffen aangepast. De verdachte heeft berouw getoond en is inmiddels in een stabiele situatie, maar het hof oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De ontzegging van de rijbevoegdheid werd deels voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met de kans op herhaling en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-004060-19
Uitspraak : 3 november 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-067478-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) bewezenverklaard en is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren opgelegd.
De rechtbank heeft de in beslag genomen personenauto met het kenteken [kenteken] verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Van de zijde van de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit en is subsidiair een verweer met betrekking tot de strafoplegging gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich onder aanvulling van de bewijsvoering en bewijsoverwegingen, met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust met uitzondering van de zinsnede uit de verklaring van de getuige [getuige 1] op p. 3 van het vonnis: “Deze man stak zijn middelvinger op naar de auto” en voor wat betreft de door de rechtbank opgelegde ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het hof zal de motivering van de opgelegde gevangenisstraf en van de opgelegde ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen in zijn geheel vervangen.
Aanvullende bewijsvoering (proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 maart 2019, dossierpagina’s 77 en 78):
De getuige [getuige 2] stond op 20 maart 2019 in de Wycker Brugstraat op de stoep in Maastricht toen hij een auto hoorde claxonneren alsof iemand heel boos was. Hij keek in de richting van de kruising Wycker Brugstraat met de Rechtstraat waar het geluid van de claxon vandaan kwam. Hij zag daar een zilverkleurige auto stil staan voor de haaientanden op de weg. Hij kon het voorste gedeelte zien. De kruising ligt ongeveer 20 meter vanaf de plek waar hij stond. Voor de auto stond een oudere man. Hij zag dat deze man naar de auto keek en zijn middelvinger opstak naar de auto. Op dat moment hoorde hij dat de auto vol gas gaf. Hij hoorde dat de auto echt heel veel toeren maakte. Direct hierop hoorde hij slippende banden. Hij zag en hoorde dat het geluid van de zilveren auto kwam. Hij zag dat de auto heel snel begon te rijden vanuit stilstand en direct naar rechts reed de Wycker Brugstraat op. Hij zag dat de auto met de rechtervoorkant de oudere man aanreed. Hij zag dat de man viel en dat de auto vervolgens met het rechtervoorwiel over de oudere man reed. Hij weet zeker dat de auto over de man reed omdat hij de auto omhoog zag wippen op dezelfde manier als een auto over een drempel rijdt. Hij zag vervolgens dat de auto met het rechterachterwiel ook over de man heen reed. De auto reed onverminderd hard langs hen heen. Hij zag dat hij geen snelheid minderde, sterker nog de auto reed steeds harder naar de brug.
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte een aanvullend verweer gevoerd ten opzichte van de behandeling in eerste aanleg, inhoudende dat niet kan worden gezegd dat de verdachte zodanig hard heeft gereden dat de kans op overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De aard van het gevolg speelt bij de invulling van het begrip aanmerkelijke kans geen rol. Meerdere getuigen hebben verklaard dat het voertuig dat door de verdachte werd bestuurd, geheel tot stilstand was gekomen bij de bewuste kruising waar even later het ongeval heeft plaatsgevonden. Met welke snelheid de verdachte het slachtoffer heeft aangereden en/of heeft overreden, blijkt nergens uit.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 20 maart 2019 omstreeks 21.20 uur als bestuurder van een personenauto van het merk Renault, type Clio, voorzien van het kenteken [kenteken] heeft opgetreden. Op de kruising van de Rechtstraat met de Wycker Brugstraat te Maastricht heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de personenauto van de verdachte en een voetganger, het slachtoffer [slachtoffer] .
De verdachte is tegen het slachtoffer [slachtoffer] aangereden en is vervolgens, nadat het slachtoffer ten val was gekomen, over zijn be(e)n(en) gereden. Het slachtoffer lag in de goot tegen de stoep aan.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de auto met hoge toeren en slippende banden is opgetrokken. De auto reed tegen de man aan, die met zijn hoofd op de grond viel. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de auto vol gas gaf, heel veel toeren maakteen de auto vanuit stilstand heel snel begon te rijden. De auto schoot vooruit en reed tegen de man aan, die aan de bijrijderszijde, maar nog wel voor de auto stond. De man kwam daardoor ten val. Ook de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij hoorde dat de auto vol gas gaf, echt heel veel toeren maakte. Direct hierop hoorde hij slippende banden en zag hij dat de auto heel snel begon te rijden vanuit stilstand. De getuige [getuige 4] heeft eveneens verklaard dat hij de ronddraaiende banden van de auto zag en het geluid van de piepende banden hoorde en rook zag, dat de auto flink gas gaf, vooruit schoot en in volle vaart tegen de man aanreed, die daardoor op het wegdek viel. [1]
Gelet op de soort weg waarop de verdachte reed (te weten in een 30 kilometer zone) met een ondergrond van kinderkopjes, in een drukke wijk met onder meer horeca, in aanmerking genomen dat de Rechtstraat een breedte heeft van ongeveer 3.65 meter, waarbij de weg aan beide zijden wordt begrensd door een trottoir en panden [2] , het donker was, en ook uitgaande van een situatie waarbij de verdachte onverwachts vanuit stilstand met een accelererend toerental is opgetrokken, terwijl het slachtoffer op een harde ondergrond van kinderkopjes stond en daardoor bij het uitwijken of een aanrijding de kans had te vallen met zijn hoofd op die kinderkopjes of de trottoirband en ook is gevallen en met zijn hoofd op het wegdek terecht is gekomen, overweegt het hof dat sprake was van een reëel risico dat een aanrijding zou plaatsvinden met een dodelijke afloop. De enkele omstandigheid dat de exacte snelheid waarmee de verdachte ten tijde van de aanrijding en overrijding heeft gereden niet is vastgesteld, doet aan het voorgaande niet af.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de verdachte, door zich – onder de gegeven omstandigheden – op deze manier te gedragen, iemand zou aanrijden en overrijden waardoor deze vervolgens zou komen te overlijden.
Het hof verwerpt het verweer.
De overige verweren in de door de verdediging in hoger beroep overgelegde aanvullende pleitnota zijn naar het oordeel van het hof in het vonnis van de rechtbank voldoende gemotiveerd verworpen.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 20 maart 2019 een ernstige aanrijding veroorzaakt. De verdachte is tegen het slachtoffer [slachtoffer] aangereden en is vervolgens, toen deze op de grond terechtkwam, met zijn auto over zijn be(e)n(en) gereden. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zoals blijkt uit de ter terechtzitting in eerste aanleg voorgelezen slachtofferverklaring heeft het ongeval diepe en onherstelbare sporen nagelaten in het leven van het slachtoffer. Als gevolg van het ongeval is [slachtoffer] in een rolstoel terechtgekomen. Hij wordt in het dagelijks leven zeer beperkt door de bij het ongeval opgelopen verwondingen, temeer omdat hij sindsdien hulpbehoevend is. Hij woonde tot het ongeval in een appartement op driehoog, maar hij kan daar niet meer komen. [slachtoffer] heeft drie operaties moeten ondergaan aan zijn rechter onderbeen en een bypassoperatie aan zijn linker bovenbeen. Onduidelijk is of [slachtoffer] zijn rechter onderbeen kan behouden. De verdachte is na de aanrijding hard weggereden, waarbij hij vervolgens ten minste één fietser die van de Maasbrug af kwam in gevaar heeft gebracht.
Het hof heeft ook acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 22 juli 2021, waaruit volgt dat de verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld.
Het hof heeft verder gelet op de inhoud van een rapport psychologisch onderzoek Pro Justitia omtrent de verdachte, uitgebracht op 5 december 2019 door H.E.W. Koornstra, psycholoog en op een rapport van de Reclassering Nederland d.d. 29 november 2019 omtrent de persoon van de verdachte.
De verdachte wordt in deze rapporten beschreven als een rustige man die niet van problemen houdt. Hij heeft zijn leven op orde: hij heeft werk, een adequate vrijetijdbesteding, geen schulden en een positief sociaal netwerk. Bij het psychologisch onderzoek is geconcludeerd:
‘Betrokkene staat verhoogd angstig in het leven door een wat gebrekkig in- en overzicht in meer gecompliceerde situaties en neigt bij oplopende stress tot achterdocht en voelde zich bedreigd. (...) Er is bij betrokkene geen sprake van ernstige persoonlijkheidspathologie of psychiatrische problematiek noch van een verminderd adequaat functioneren. Zijn persoonlijkheid kenmerkt zich door een verhoogd angstniveau doch niet in die mate dat hierdoor sprake is van verminderde mogelijkheden adequaat te functioneren.’Zowel in het advies van de reclassering als in het rapport psychologisch onderzoek is het risico op recidive ingeschat als laag.
Ter terechtzitting in hoger beroep is van de zijde van de verdachte naar voren gebracht dat hij inmiddels samen met zijn vriendin in een koopwoning woont en dat hij een andere functie binnen de coffeeshop is gaan uitvoeren. De verdachte heeft berouw getoond.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Met de rechtbank acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Al hetgeen door de verdediging over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, legt tegenover de ernst van het feit onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen dan hiervoor is overwogen.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof ter zake van het primair bewezen verklaarde en voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen ziet het hof evenwel aanleiding te bepalen dat deze bijkomende straf deels voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd. Het hof overweegt dat geen sprake is van recidive, terwijl de kans op herhaling is ingeschat als laag. Daarnaast acht het hof het aannemelijk dat de verdachte voor het vinden van werk de beschikking zal moeten hebben over een rijbewijs. Alles overziende acht het hof een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 36 maanden waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
15 (vijftien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
15 (vijftien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto, kenteken [kenteken] .
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 3 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.M. Koevoets is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [getuige 4] van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, d.d. 24 oktober 2019, inhoudende de verklaring van de getuige voornoemd (pg. 2).
2.Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse, op 3 april 2019 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pg. 127-134 van het dossier van de politie Eenheid Oost Brabant, Districtsrecherche Eindhoven, proces-verbaalnummer 2019043046, gesloten d.d. 22 mei 2019).