In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, dat op 29 januari 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met een verbod op basis van artikel 3 onder B van de Opiumwet. De feiten van de zaak betroffen een incident dat plaatsvond op 22 juni 2019 te Haelen, gemeente Leudal. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, evenals verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 120 uren en is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, die kan worden omgezet in hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Deze beslissing is mondeling uitgesproken door mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen tijdens de openbare terechtzitting van het hof.