ECLI:NL:GHSHE:2021:4427

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
20-002984-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van babbeltruc gericht op kwetsbare ouderen met gebruik van valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging met gebruikmaking van valse sleutels, waarbij kwetsbare ouderen als slachtoffers zijn gekozen. De feiten dateren van november en december 2018, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten zich voordeden als werknemers van een schoonmaakbedrijf en de slachtoffers onder valse voorwendselen naar hun woningen lokten. Tijdens deze bezoeken hebben zij geldbedragen en waardevolle spullen, waaronder een kluis, weggenomen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij met de gestolen pinpas heeft gepind, maar ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstal zelf. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig bestempeld en heeft op basis van de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en telefoongegevens, vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn recidive en de kwetsbaarheid van de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen omdat de benadeelde partij inmiddels is overleden. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is eveneens gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002984-19
Uitspraak : 5 februari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 september 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 02-128868-19 en 02-210660-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf met parketnummer 01-077467-14, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1987,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Voorts heeft de verdediging het hof verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 01-077467-14 bepleit dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 02-128868-19:
1.
hij op of omstreeks in de periode van 02 november 2018 tot en met 06 november 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis en/of 2000 euro contant geld, althans enig geldbedrag, en/of een pinpas en/of een pincode, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] , hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 5 november 2018 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van een betaalpas die niet aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde;
In de zaak met parketnummer 02-210660-19 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstip(pen) in omstreeks de periode 3 december 2018 tot en met 4 december 2018 te Best tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een groot geldbedrag (ongeveer 10.000 euro) en/of een autosleutel en/of een kentekenbewijs (deel II), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of autosleutel en/of kentekenbewijs deel II onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de (eerder gestolen en/of aan [benadeelde 2] toebehorende) sleutel van de kluis.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-128868-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-210660-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 02-128868-19:
1.
hij op 5 november 2018 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander een kluis en 2000 euro contant geld en een pinpas en een pincode, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 5 november 2018 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander geldbedragen, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van een betaalpas die niet aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde;
In de zaak met parketnummer 02-210660-19 (gevoegd):
hij op 4 december 2018 te Best tezamen en in vereniging met een ander een groot geldbedrag (ongeveer 10.000 euro) en een autosleutel en een kentekenbewijs (deel II), die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die/dat weg te nemen geld en autosleutel en kentekenbewijs deel II onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de (eerder gestolen en aan [benadeelde 2] toebehorende) sleutel van de kluis.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Verweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken.
Daartoe is in de zaak met parketnummer 02-128868-19 – kort gezegd – aangevoerd dat onvoldoende bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat door het bedrijf [nepbedrijf 1] werkzaamheden aan de dakgoten van de woning van [benadeelde 1] zijn verricht. Voorts kan niet worden bewezen dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was en de kluis met inhoud heeft weggenomen. Indien het hof van oordeel is dat wel kan worden bewezen dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was, stelt de verdediging zich op het standpunt dat onvoldoende bewijs voorhanden is om bewezen te kunnen verklaren dat sprake was van medeplegen.
Voorts heeft de verdediging in de zaak met parketnummer 02-210660-19 – kort gezegd – aangevoerd dat onvoldoende bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat de twee mannen die op 4 december 2018 in de woning van [benadeelde 2] aanwezig waren, degenen zijn die de diefstal hebben gepleegd. Indien het hof van oordeel is dat wel kan worden vastgesteld dat deze twee mannen zich schuldig hebben gemaakt aan de diefstal, stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte één van deze twee mannen was. Indien het hof desalniettemin van oordeel is dat kan worden bewezen dat de verdachte één van de twee mannen was, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een actieve rol had en een significante bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde feit.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
In de zaak met parketnummer 02-128868-19Op 6 november 2018 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van diefstal van zijn kluis. [benadeelde 1] heeft verklaard dat op 2 november 2018 een vrouw bij hem aan de deur van zijn woning aan [adres 2] kwam met de vraag of hij de dakgoten wilde laten schoonmaken. Op de folder stond dat dit 10 euro per goot kostte. [benadeelde 1] maakte een afspraak voor 5 november 2018 en op die datum omstreeks 11.00 uur of 11.30 uur kwamen twee Nederlandse mannen om de werkzaamheden te verrichten. Nadat de mannen de dakgoten hadden bekeken, vertelde één van de mannen tegen [benadeelde 1] dat er schade aan de dakgoot was en dat hij dit voor 900 euro kon maken. [benadeelde 1] ging hiermee akkoord en ging vervolgens naar boven. In de kast op de slaapkamer stond een kluisje waarin [benadeelde 1] zijn geld bewaarde. Toen [benadeelde 1] het geld aan het tellen was, stond één van de mannen achter hem. Hij vroeg aan [benadeelde 1] of het lukte. [benadeelde 1] gaf aan dat het lukte en dat hij hem zo wel beneden zag. Hierop deed de man het raam open, keek naar de dakgoot en ging daarna naar beneden. [benadeelde 1] ging vervolgens ook naar beneden en heeft de mannen betaald. De mannen zeiden dat zij de bus aan de achterzijde van de woning gingen zetten, zodat zij daar konden beginnen. De mannen zijn daarna nooit meer teruggekomen. De volgende dag, 6 november 2018, constateerde [benadeelde 1] dat de gehele kluis was weggenomen. In de kluis zat op dat moment ongeveer 2.000 euro aan contant geld en een pinpas met daarbij (
het hof begrijpt: op een briefje) de pincode. Toen [benadeelde 1] de Rabobank belde om de pas te laten blokkeren, hoorde hij van de bankmedewerker dat er al meerdere transacties met de pinpas waren gedaan voor in totaal ongeveer 6.000 euro. [2]
Volgens de historische verkeersgegevens van het laatst bekende telefoonnummer van de verdachte, te weten [telefoonnummer 1] , straalde het genoemde telefoonnummer op 5 november 2018 op de tijdstippen 11.08.28 uur, 11.26.39 uur en 12.14.18 uur aan op telecommasten gelegen in de omgeving van de woning van [benadeelde 1] . Bovendien is met genoemd telefoonnummer op 5 november 2018 een aantal keer getracht te bellen met het nummer [telefoonnummer 2] . [3] Dit telefoonnummer behoort toe aan getuige [getuige] . Getuige [getuige] heeft verklaard dat begin november (
het hof begrijpt: 2018) een vrouw bij haar aan de deur van haar woning aan [adres 3] stond met het aanbod om de dakgoten voor en achter voor 20 euro te laten schoonmaken. Getuige [getuige] ging akkoord en kreeg een bon met daarop de naam [nepbedrijf 1] . [4]
Uit het rekeningafschrift van de Rabobank ten name van [benadeelde 1] blijkt dat op 5 november 2018 om 13.08 uur en 13.09 uur met zijn pas bij een geldautomaat in ’s-Hertogenbosch is gepind voor een bedrag van in totaal 1.250 euro. Op het rekeningafschrift is verder te zien dat op 5 november 2018 om 13.47 uur bij [winkel 1] te ’s-Hertogenbosch een bedrag van 2.390 euro is betaald met de pinpas van [benadeelde 1] en dat om 14.02 uur met zijn pas een bedrag van 2.155 euro is betaald bij [winkel 2] te ’s-Hertogenbosch. [5]
Van die laatste transactie zijn camerabeelden gemaakt. Op de beelden is te zien dat een man en een vrouw, welke tassen van verschillende winkels draagt, de winkel binnen komen lopen. De man en vrouwen lopen samen door de winkel en praten met elkaar. Na ongeveer 2 minuten verlaat de vrouw de winkel. De man blijft in zijn eentje in de winkel. Tijdens het passen van de kleding is te zien dat de manspersoon een wit T-shirt aan heeft met op de achterkant de tekst [nepbedrijf 1] . De man betaalt vervolgens met een Rabobank pinpas. De man toetst de verkeerde pincode in, pakt vervolgens een briefje uit zijn zak en kijkt op dat briefje. Hierna verricht de man wederom handelingen op het pinapparaat. Er werden twee jassen, meerdere T-shirts en 6 pakken met vermoedelijk boxers gekocht en voor een bedrag van 2.155 euro gepind met de gestolen bankpas van [benadeelde 1] . [6]
De manspersoon op een beeld uit kledingzaak [winkel 2] werd door verbalisant [verbalisant 1] herkend als de verdachte. [7] Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft de manspersoon op een foto van de beelden herkend als de hem ambtshalve bekende verdachte. [8] De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij degene is die in de winkel [winkel 2] met de gestolen pinpas van [benadeelde 1] heeft gepind. Voorts heeft verbalisant [verbalisant 1] de vrouw herkend als [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1991 te [geboorteplaats 2] . [9]
In het dossier bevinden zich ook beelden van de gemeente Den Bosch van een man en een vrouw die op 5 november 2018 om 13.40.31 uur de winkel [winkel 1] binnengaan en om 13.48.38 uur de winkel verlaten. De man loopt voorop en de vrouw loopt met meerdere tassen achter de man aan. Om 13.49.27 uur lopen zij naar de winkel [winkel 2] en gaan hier naar binnen. Om 13.51.53 uur komt de vrouw de winkel [winkel 2] uit en om 14.06.47 uur verlaat ook de man de winkel. [10] Het hof heeft – evenals de rechtbank – waargenomen dat de man op de beelden van kledingzaak [winkel 1] gezien zijn kleding, postuur, gezicht en kapsel dezelfde is als de man die op eerdergenoemde beelden van [winkel 2] is herkend als de verdachte.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang en in onderling tijdsverband bezien met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-210660-19 volgt, is het hof – met de rechtbank – van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met een ander de onder 1 tenlastegelegde diefstal van een kluis met inhoud uit een woning te Tilburg heeft gepleegd. Uit historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer van de verdachte ten tijde van de diefstal aanstraalde op telecommasten gelegen in de omgeving van de betreffende woning. Zeer kort na de diefstal was de verdachte in ’s-Hertogenbosch in het bezit van de gestolen pinpas met bijbehorende pincode. Die omstandigheden duiden op betrokkenheid van de verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde feit. De verdachte heeft zich in zijn verhoren door de politie en de rechter-commissaris telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Eerst ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon enkele dagen in ruil voor een schuld heeft moeten uitlenen aan een persoon waarvan hij de naam niet wil noemen. Hij heeft ontkend bij [winkel 1] te hebben gepind en heeft verklaard dat hij in een smalle straat tussen [winkel 1] en [winkel 2] van die persoon de pinpas en bijbehorende pincode heeft gekregen. Het hof stelt vast dat de verdachte die verklaring pas voor het eerst in hoger beroep heeft afgelegd, terwijl deze verklaring niet is te verifiëren. Bovendien is niet te verklaren dat de telefoon van de verdachte ook op 3 en 4 december 2018 aanstraalde in de omgeving van de woning van het slachtoffer van een diefstal uit haar woning waarbij op dezelfde manier te werk is gegaan, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon (slechts) enkele dagen heeft uitgeleend. Tot slot is meegewogen dat het hof heeft waargenomen dat de man op de beelden van [winkel 1] dezelfde man is als de man die op de beelden van [winkel 2] is herkend als de verdachte, zodat het hof ook om die reden de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig acht. Het hof stelt de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde en stelt vast dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte degene is die zich aan het onder 1 tenlastegelegde feit heeft schuldig gemaakt.
Voorts kan op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang en in onderling tijdsverband bezien met de bewijsmiddelen ten aanzien van de zaak met parketnummer 02-210660-19, de onder 2 tenlastegelegde diefstal in vereniging met een ander door gebruikmaking van een valse sleutel worden bewezen, zowel ten aanzien van het totaalbedrag van de betalingen bij [winkel 1] en [winkel 2] als ten aanzien van de daaraan voorafgegane geldopnames bij de Rabobank. Binnen een uur nadat het laatst bekende telefoonnummer van de verdachte telecommasten in de omgeving van de woning van het slachtoffer te Tilburg aanstraalde, zijn deze betalingen en opnames in ’s-Hertogenbosch verricht. De verdachte heeft daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd door de in Tilburg gestolen pas met pincode beschikbaar te stellen aan dan wel te laten gebruiken door een ander. Daarbij heeft hij willens en wetens het risico genomen dat deze persoon de valse sleutel zou gebruiken om zich wederrechtelijk enig geldbedrag van [benadeelde 1] toe te eigenen. Die ander heeft na de geldopnames bij de Rabobank de pas en code weer beschikbaar gesteld aan de verdachte, die deze nog geen drie kwartier later heeft gebruikt in de winkel [winkel 1] en kort daarna in [winkel 2] . Het hof stelt vast dat derhalve sprake is van een dermate nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en die ander bij het gebruiken van die valse sleutel dat sprake is van medeplegen.
In de zaak met parketnummer 02-210660-19Op 7 december 2018 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan diefstal uit haar woning. [benadeelde 2] heeft verklaard dat op 29 november 2018 door een jonge vrouw werd aangebeld bij haar woning aan [adres 4] . De jonge vrouw deed [benadeelde 2] een aanbod voor het schoonmaken van de dakgoten. [benadeelde 2] gaf te kennen dat zij daarin interesse had en maakte een afspraak voor 3 december 2018 tussen 12.00 uur en 13.00 uur. Op die datum rond 12.00 uur stonden twee mannen aan de deur voor het verrichten van de werkzaamheden. Zij waren met een grote bestelbus. De mannen droegen een jack met op de achterkant het opschrift “ [nepbedrijf 2] ”. Even later kwam een van de mannen naar [benadeelde 2] met de mededeling dat er het een en ander aan het dak moest gebeuren en dat dit 4.000 euro zou kosten. [benadeelde 2] heeft dit bedrag van haar rekening gepind en betaald. Een dag later, 4 december 2018, rond 10.00 uur waren de twee mannen weer terug. Door de hulp in de huishouding werd genoteerd dat zij kwamen in een bestelauto met het kenteken [kenteken] . Op enig moment werd door één van de twee mannen tegen [benadeelde 2] gezegd dat er 2.500 euro extra moest worden betaald voor het maken van het dak en dat zij dit gelijk cash moest afrekenen. [benadeelde 2] had in haar kluis, die was ingebouwd in de schouw nabij de open haard, nog wat spaargeld liggen. Zij pakte de kluissleutel, die op het dienblad op de eettafel in haar woonkamer lag, opende de kluis en haalde het geld eruit. Toen zij klaar was met het tellen van het geld, zei één van de mannen tegen haar: “oh, ik zie dat je ook geld in huis heb”, waarop [benadeelde 2] bevestigend antwoordde. Zij had nog wat extra geld in haar hand toen zij de man 2.500 euro gaf. Daarna zijn de twee mannen aan de slag gegaan bij de open haard, waarna zij rond 13.00 uur vertrokken. Op 5 december 2018 constateerde [benadeelde 2] dat 10.000 euro, een reserve autosleutel en het kentekenbewijs deel II uit de kluis waren weggenomen. Ook was de kluissleutel weg. [11]
Het door de huishoudster genoteerde kenteken is volgens het systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer van een Volkswagen Transporter, die op naam staat van [medeverdachte 2] . Volgens het systeem van de Kamer van Koophandel heeft deze [medeverdachte 2] het bedrijf [nepbedrijf 3] , gevestigd te ’s-Hertogenbosch, op zijn naam staan. [12] Na raadpleging van de politiesystemen bleek dat [nepbedrijf 1] en de verdachte contacten zijn van elkaar. De verdachte werd in januari 2019 gecontroleerd als bestuurder van eerdergenoemde Volkswagen Transporter. [13]
Het hof stelt vast dat de verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dat telefoonnummer stond op naam van de verdachte en hij heeft dit telefoonnummer in februari 2018 zelf opgegeven als zijn telefoonnummer. Verder werd hij in de zaak met parketnummer 02-128868-19 herkend op een camerabeeld op het moment dat er gebruik werd gemaakt van een gestolen pinpas, terwijl het telefoonnummer op dat moment een mast aanstraalde in de omgeving van deze transactie. Uit analyse van de telefoongegevens op 3 en 4 december (
het hof begrijpt: 2018) blijkt dat er veelvuldig telefonisch contact is met de partner van de verdachte. Voorts blijkt uit de analyse dat er met dat telefoonnummer contact werd onderhouden met de zus van de verdachte, [medeverdachte 2] en de zus van [medeverdachte 2] . [14] Tevens bleek dat met het telefoonnummer veelvuldig werd gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Uit het politiesysteem bleek dat dit nummer was gekoppeld aan de vriendin van de verdachte, genaamd [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 3] 1984. [15]
Volgens de historische verkeersgegevens straalde het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarvan het hof hierboven heeft vastgesteld dat het bij de verdachte in gebruik was, op 3 december 2018 een telecommast in Best aan rond het tijdstip dat de twee mannen zich voor de eerste keer bij [benadeelde 2] meldden. Op 4 december 2018 straalde het telefoonnummer van de verdachte wederom een telecommast in Best aan. Dit is rond het tijdstip dat de twee mannen voor de tweede keer bij [benadeelde 2] aan het werk waren. Voorts heeft het telefoonnummer van de verdachte op 3 en 4 december 2018 contact gehad met drie telefoonnummers die op naam stonden van bewoners van woningen in de straat waar ook [benadeelde 2] woonachtig is. [16] Deze bewoners hebben verklaard dat het contact dat zij met dit nummer hadden, werkzaamheden aan de dakgoten betroffen. Zij hadden met een vrouw een afspraak gemaakt om de dakgoten te laten schoonmaken. [17]
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen in de zaak met parketnummer 02-128868-19, komt het hof – evenals de rechtbank – tot een bewezenverklaring diefstal in vereniging met een ander door gebruikmaking van een valse sleutel. Daarbij wordt meegewogen dat bij beide feiten dezelfde werkwijze is gehanteerd. De slachtoffers hebben met een (jonge) vrouw een afspraak gemaakt om de dakgoten te laten schoonmaken. Op een later moment komen de twee mannelijke daders om de werkzaamheden uit te voeren en maken van die gelegenheid gebruik om de diefstal te plegen. Dat niet is gebleken dat dacty of DNA van de verdachte is aangetroffen op de plaats delict of hij daar is herkend, doet – anders dan de verdediging heeft betoogd – daaraan niet af.
Conclusie
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-128868-19 onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het in de zaak met parketnummer 02-128868-19 onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 02-210660-19 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft samen met een ander in een periode van een maand met behulp van een babbeltruc twee keer toegang gekregen tot de woning van steeds een bejaard slachtoffer. Het ene slachtoffer was 98 jaar en het andere slachtoffer was 82 jaar oud. De verdachte en de medeverdachte zijn daarbij op een planmatige en geraffineerde wijze te werk gegaan. De slachtoffers was aangeboden om de dakgoten schoon te maken, maar na een zogenaamde inspectie werd gezegd dat er schade was en moesten voor een beweerdelijke reparatie flinke geldbedragen contant worden betaald. Van daadwerkelijke reparaties is niet gebleken. De verdachte en de medeverdachte hebben telkens de gelegenheid misbruikt om bij het ene slachtoffer een kluis, met daarin onder andere zijn pinpas en bijbehorende pincode, weg te nemen en bij het andere slachtoffer de inhoud van een kluis mee te nemen.
Het hof is van oordeel dat hun handelen getuigt van een lafhartig optreden. De verdachte en de medeverdachten hebben bewust kwetsbare en afhankelijke ouderen als slachtoffer gekozen, kennelijk omdat zij veel vertrouwen in de medemens hebben en daardoor eerder geneigd zijn in de babbeltrucs mee te gaan. De slachtoffers waren aldus een gemakkelijke prooi. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens ernstig geschaad en hun gevoel van veiligheid in hun eigen woning aangetast. Deze schaamteloze zelfverrijking ten koste van kwetsbare ouderen veroorzaakt veel verontwaardiging en afkeer in de samenleving.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 november 2020, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Bovendien liep de verdachte in een proeftijd van een voorwaardelijk straf die eerder aan hem was opgelegd ter zake van diefstal. Die omstandigheden hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een dergelijk strafbaar feit. Uit voormeld uittreksel volgt eveneens dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof voorts acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Voor insluiping in een woning, waarbij sprake is van recidive ter zake van soortgelijke strafbare feiten, wordt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geïndiceerd. Als strafverhogende factoren hebben te gelden de omvang van de schade, dat sprake was van een samenwerkingsverband en dat de slachtoffers kwetsbaar en aanwezig waren ten tijde van het plegen van de diefstal. Voorts wordt voor het geld opnemen met/gebruik maken van een valse bankpas met geskimde gegevens een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geïndiceerd.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en de recidive van de verdachte, in verband met een juiste normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.795,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Bij vonnis waarvan is de vordering van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van
€ 5.795,00 toegewezen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts is aan de verdachte de verplichting opgelegd, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.795,00 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 73 dagen hechtenis.
Het hof overweegt als volgt.
In het dossier bevindt zich een uittreksel uit de overlijdensakte betreffende de benadeelde partij [benadeelde 1] . Daaruit blijkt dat de benadeelde partij op 29 september 2019 te Tilburg is overleden. Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij daarom niet in de vordering kan worden ontvangen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft op 28 mei 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 26 augustus 2016 onder parketnummer 01-077467-14. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast. Het hof ziet – anders dan de verdediging heeft verzocht – in het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14g, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-128868-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-210660-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-128868-19 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-210660-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 26 augustus 2016 met parketnummer
01-077467-14, te weten van: een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 5 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2018261790 van de politie Zeeland-West-Brabant, Hart van Brabant, Team Tilburg Leijdal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 190 (hierna te noemen proces-verbaal 1) of op een pagina van het eindproces-verbaal met registratienummer PL2100-2018246165 van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam De Kempen, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 61 (hierna te noemen proces-verbaal 2).
2.Het proces-verbaal van de op 6 november 2018 gedane aangifte van [benadeelde 1] d.d. 10 november 2018, pagina’s 76-77 van proces-verbaal 1.
3.Het proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens d.d. 1 december 2018, met bijlage, pagina’s 154-156 van proces-verbaal 1.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 3 december 2018, met bijlagen, pagina’s 80-83 van proces-verbaal 1.
5.Het geschrift, te weten een rekeningafschrift ten name van [benadeelde 1] , pagina 163 van proces-verbaal 1.
6.Het proces-verbaal van bevindingen beelden [winkel 2] d.d. 15 november 2018, pagina’s 93-96 van proces-verbaal 1, het proces-verbaal van relaas d.d. 28 mei 2019, pagina 6 van proces-verbaal 1 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2018, met bijlagen, pagina’s 103-114 van proces-verbaal 1.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2018, met bijlagen, pagina’s 120-126 van proces-verbaal 1.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2018, met bijlagen, pagina’s 127-131 van proces-verbaal 1.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2018, met bijlagen, pagina’s 120-126 van proces-verbaal 1.
10.Het proces-verbaal van bevindingen beelden gemeente d.d. 16 november 2018, pagina’s 97-99 van proces-verbaal 1.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] d.d. 7 december 2018, met bijlagen, pagina’s 17-27 van proces-verbaal 2.
12.Het proces-verbaal algemeen d.d. 14 juni 2019, pagina’s 3-4 van proces-verbaal 2.
13.Het proces-verbaal algemeen d.d. 14 juni 2019, pagina 5 van proces-verbaal 2.
14.Het proces-verbaal algemeen d.d. 14 juni 2019, pagina 6 van proces-verbaal 2.
15.Het proces-verbaal onderzoek historische telefoongegevens d.d. 11 juni 2019, pagina’s 43-44 van proces-verbaal 2.
16.Het proces-verbaal onderzoek historische telefoongegevens d.d. 11 juni 2019, pagina’s 43-44 van proces-verbaal 2.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2019, pagina’s 54-55 van proces-verbaal 2.