In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gewezen op 30 september 2020. De verdachte, geboren in 1953, werd beschuldigd van een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een bepaalde hoeveelheid (xxxx milligram) betrokken was. De overtreding vond plaats op 22 oktober 2019 op een nog niet gespecificeerde locatie. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het vonnis van de Politierechter werd vernietigd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 8 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen, met een bijkomende straf van ontzegging van 4 maanden. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens is bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd of ingehouden, in mindering zal worden gebracht op de duur van de bijkomende straf. Deze uitspraak is mondeling gedaan door mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.