ECLI:NL:GHSHE:2021:652

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
200.283.227_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar Fivoor voor onderzoek en behandeling in een gezagskwestie met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep in een gezagskwestie tussen de ouders van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in principaal appel, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 juni 2020 aangevochten, waarin het gezamenlijk gezag over de kinderen was vastgesteld. De vader, verweerder in principaal appel, heeft incidenteel appel ingesteld en verzocht om een wijziging van de contactregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2021 zijn beide ouders gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat er een ernstige communicatieproblematiek tussen de ouders bestaat, wat de opvoeding van de kinderen negatief beïnvloedt. Het hof heeft de ouders verwezen naar het Ambulant Centrum Fivoor voor onderzoek en behandeling, met als doel de ouderlijke betrekkingen te herstellen en de communicatie te verbeteren. De ouders zijn akkoord gegaan met deze verwijzing. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek en de behandeling door Fivoor. De voorlopige regeling voor contact tussen de vader en de kinderen is vastgesteld, waarbij de vader en de kinderen in de weekenden contact hebben, en de moeder de kinderen naar de vader brengt. De beslissing is op 4 maart 2021 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 maart 2021
Zaaknummer: 200.283.227/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/368600 FA RK 20-591
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.R. Klaver,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
hierna te noemen: [minderjarige 1] respectievelijk [minderjarige 2] , dan wel tezamen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 juni 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 september 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de beslissing ten aanzien van het gezag en de vastgestelde contactregeling. De moeder verzoekt het inleidende verzoek van de vader om te komen tot gezamenlijk gezag over de kinderen alsnog af te wijzen en een omgangsregeling vast te stellen, waarbij de kinderen met de vader contact hebben:
  • tot 1 december 2020: iedere woensdagmiddag uit school van 13.00 uur tot 19.00 uur en eens in de twee weken op zaterdag en zondag, beide dagen van 10.00 uur tot 17.00 uur, zonder overnachting;
  • vanaf 1 december 2020: iedere woensdagmiddag uit school van 13.00 uur tot 19.00 uur en eens in de twee weken van zaterdag 10.00 uur tot en met zondag 17.00 uur, met overnachting.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 30 oktober 2020, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep, althans haar verzoek af te wijzen als ongegrond dan wel onbewezen.
Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen, voor zover het de contactregeling betreft, en opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, (alsnog) te bepalen dat de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende:
  • één weekend per 14 dagen van vrijdag uit school tot zondagavond 19.00 uur;
  • in de andere week op vrijdag vanaf einde schooltijd tot 20.30 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, jaarlijks in goed onderling overleg tussen partijen te verdelen.
Subsidiair verzoekt de vader een contactregeling vast te stellen zoals het hof juist acht.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 14 december 2020, heeft de moeder verzocht het verzoek van de vader in incidenteel appel af te wijzen als zijnde ongegrond en ongemotiveerd.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. G. Demir, waarnemend voor mr. Klaver;
-de vader, bijgestaan door mr. Van Kerkhof;
-de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 13 mei 2020;
  • het V-formulier met brief van de advocaat van de vader d.d. 14 oktober 2020;
  • het V-formulier met brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 5 november 2020.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
De kinderen zijn geboren uit de inmiddels verbroken affectieve relatie die partijen met elkaar hebben gehad. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder oefende tot de bestreden beschikking van rechtswege het gezag over de kinderen uit.
3.2.
De vader heeft in eerste aanleg verzocht:
- een omgangsregeling/contactregeling vast te stellen op basis waarvan de vader gerechtigd is tot omgang/contact met de kinderen;
o eens per twee weken vanaf vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 uur;
o op woensdagmiddag vanaf einde schooltijd tot 19.00 uur;
o de helft van de vakanties en de feestdagen, in goed onderling overleg te verdelen;
waarbij de ouder bij wie de kinderen hebben verbleven de kinderen naar de andere ouder zal brengen als er gewisseld moet worden;
  • primair:
  • te bepalen dat de kinderen het hoofdverblijf bij de moeder hebben.
3.3.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, behoudens het verzoek ten aanzien van het hoofdverblijf.
3.4.
Bij de bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking heeft de rechtbank bepaald dat:
  • partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de kinderen;
  • de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de moeder;
  • de vader en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van onbegeleid contact met elkaar op de volgende wijze:
o iedere woensdagmiddag uit school tot 19.00 uur;
o eenmaal per twee weken op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
vanaf de derde maand:
o iedere woensdagmiddag uit school tot 19.00 uur;
o eens per twee weken op zaterdag en zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur (zonder overnachting).
De rechtbank heeft de kosten van het geding aldus gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt en afgewezen het meer of anders verzochte.
Ten aanzien van de contactregeling heeft de rechtbank daarbij overwogen ervan uit te gaan dat partijen zich aan hun toezegging ter zitting zullen houden en zich zullen wenden tot het CJG voor hulpverlening. Binnen deze hulpverlening kunnen partijen nadere afspraken maken over een (definitieve) contactregeling.
3.5.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert aan dat er ten aanzien van het gezag ten onrechte geen onderzoek door de raad is gelast. Gezamenlijk gezag is onmogelijk gebleken. Partijen kunnen als ouders niet overleggen met elkaar. Het is onmogelijk om tot gezamenlijke afstemming in besluitvorming aangaande de kinderen te komen. De moeder wijdt dit aan de absolute dominantie van de vader. Deze dominantie heeft ook effect op het wel en wee van de kinderen, nu het leidt tot een gebrek aan orde, rust en regelmaat. De moeder verzoekt een raadsonderzoek te gelasten met betrekking tot de vraag hoe de verhouding tussen de ouders vorm gegeven kan worden, zonder dat daartoe communicatie noodzakelijk is. De moeder denkt zelf aan parallel ouderschap. Daarbij zou de raad tevens het nut en de noodzaak van een eventuele kinderbeschermingsmaatregel dienen te onderzoeken. De moeder opteert voor een ondertoezichtstelling, waarbij de gezinsvoogd nadere instructies en advisering kan geven, zodat ook het omgangstraject verder kan worden begeleid. De moeder pleit voor een omgangsregeling, zoals in het dictum van haar beroepschrift verwoord.
3.7.
De vader acht het in het belang van de kinderen wenselijk en noodzakelijk dat het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand blijft. Uitgangspunt van de wet is dat beide ouders met het gezag zijn belast. Als partijen gehuwd waren geweest, was de vader van rechtswege mede met ouderlijk gezag belast. Aan gezamenlijk gezag zijn geen nadelen verbonden. Er dreigt geenszins een risico dat de kinderen bij gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Hoewel het altijd beter kan, reden waarom partijen zich bereid hebben verklaard hun medewerking te verlenen aan hulpverlening vanuit het Uniform Hulp Aanbod, kunnen partijen constructief met elkaar spreken. Dat de communicatie niet vlekkeloos verloopt, vormt geen contra-indicatie voor gezamenlijk gezag.
Ten aanzien van het contact tussen de vader en de kinderen waren partijen met elkaar in gesprek onder leiding van de [organisatie] te [plaats] . Deze gesprekken waren constructief van aard en gesproken werd over uitbreiding van de regeling. Als gevolg van het appel van de moeder moest de hulpverlening echter worden gestaakt. Partijen zijn al wel overeengekomen dat het wekelijkse contact tussen de vader en de kinderen niet meer op woensdag, maar op vrijdag plaatsvindt, omdat de vader op de woensdagen werkt. Het contact tussen hem en de kinderen verloopt zonder problemen en de kinderen genieten van de contacten.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.
Ter mondelinge behandeling heeft het hof de ouders voorgehouden dat het Ambulant Centrum Fivoor te [plaats] de aangewezen instantie lijkt voor de gesignaleerde problematiek. De ouders zijn vast komen te zitten in een patroon dat bij ongewijzigde instandhouding een ernstige bedreiging voor het gemeenschappelijk ouderschap en het welzijn van de kinderen kan gaan opleveren. De vader is boos en gefrustreerd, omdat hij geen regie ervaart ten aanzien van de kinderen. De moeder vreest de emoties van de vader en is bang de regie ten aanzien van de kinderen kwijt te raken. De vader zou graag willen dat ieder in het ouderschap zijn/haar eigen rol kan vervullen en er, waar nodig, communicatie is tussen de ouders om het goed te laten verlopen. De moeder zou graag zien dat er rust ontstaat, maar ziet nog niet in hoe dat met de vader te bereiken.
Beide partijen hebben positief gereageerd op de vraag van het hof of zij akkoord kunnen gaan met een doorverwijzing naar Fivoor , zodat het hof hiertoe zal overgaan.
De onderliggende hulpvraag betreft zowel die naar onderzoek naar het eigen aandeel van iedere ouder in de ontstane klemsituatie, als vervolgstappen in de naar aanleiding van de uitkomsten van onderzoek te aanvaarden individuele en / of gemeenschappelijke behandeling op ouderniveau.
3.10.
Teneinde onderzoek en behandeling in gang te zetten, dienen beide ouders zich individueel tot hun huisarts te wenden met het verzoek tot doorverwijzing via de polis ziektekosten naar Fivoor (tweedelijns hulp). Vervolgens kan aanmelding geschieden bij Fivoor onder vermelding van de naam [psychotherapeut] , psychotherapeut, verbonden aan Fivoor . De ouders zullen eerst individueel in gesprek gaan met Fivoor en later – als zij er klaar voor zijn – samen. Zo nodig kunnen ook de kinderen bij het traject worden betrokken. Dat zou dan via de gemeente geregeld moeten worden.
3.11.
De ouders zijn ter mondelinge behandeling voorts een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen.
3.12.
Op grond van het voorgaande zal het hof partijen verwijzen naar Fivoor . Het hof zal voorts de voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals partijen die tijdens de mondelinge behandeling zijn overeengekomen, vastleggen. Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden in afwachting van het verloop en de uitkomsten van het onderzoek en de behandeling. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op de uitkomsten van de behandeling. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verwijst [de moeder] , wonende te [woonplaats] , voor onderzoek en behandeling naar Ambulant Centrum Fivoor te [plaats] , Ambulant Centrum [plaats] , [adres]
[postcode] [plaats] , [e-mailadres] , [telefoonnummer] ;
en
verwijst [de vader] , wonende te [woonplaats] , voor onderzoek en behandeling naar Ambulant Centrum Fivoor te [plaats] , Ambulant Centrum [plaats] , [adres]
[postcode] [plaats] , [e-mailadres] , [telefoonnummer] ;
een en ander via tussenkomst van de huisarts(en) van de ouders, tot wie de ouders zich zullen wenden om voor verwijzing naar Fivoor in aanmerking te komen,
zulks met het oog op herstel van de ernstig geschonden ouderlijke betrekkingen en de persoonlijke aandelen van ieder der ouders daarbij, ziende op hun kinderen: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
verzoekt het Ambulant Centrum Fivoor een onderzoek in te stellen en te behandelen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.9. is overwogen;
verzoekt het Ambulant Centrum Fivoor tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , voorlopig de volgende regeling vast:
bepaalt dat de vader en de kinderen voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op:
  • eens in de twee weken (in de weken dat er in het weekend geen contact is) op vrijdag; de vader haalt de kinderen na zijn werk op bij de moeder thuis op en brengt ze om uiterlijk 20.00 uur naar haar terug;
  • eens in de twee weken van zaterdag 10.00 uur tot en met zondag 19.00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar de vader toe brengt en de vader de kinderen weer naar de moeder terug brengt;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 2 juli 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.M. Bossink en is op 4 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.