ECLI:NL:GHSHE:2021:761

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
200.284.574_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake verbod op beledigende uitlatingen door de moeder over de vader

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vader tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 augustus 2020. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M. van den Heuvel, heeft grieven ingediend tegen het vonnis waarin de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.L.J.M. Wilhelmus, werd verboden om zich beledigend of bedreigend uit te laten over de vader tegenover derden. De vader vordert een uitgebreider verbod, inclusief het verbod om zich negatief uit te laten over hem tegenover de politie, organisaties van jeugdzorg en de school van hun kinderen. Hij vraagt ook om zijn naam uit het Aware-systeem van de moeder te verwijderen.

De moeder heeft de grieven bestreden en stelt dat een dergelijk verbod in strijd is met haar vrijheid van meningsuiting. Het hof heeft de vorderingen van de vader beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet voldoende heeft onderbouwd op welke wijze de moeder zich beledigend of bedreigend heeft uitgelaten over hem. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht het verbod heeft opgelegd, maar dat de vorderingen van de vader om dit verbod verder te concretiseren en om zijn naam uit het Aware-systeem te verwijderen, niet toewijsbaar zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseert de proceskosten in beide instanties, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.284.574/01
arrest van de meervoudige kamer van 16 maart 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.M. van den Heuvel,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.L.J.M. Wilhelmus,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 september 2020 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen vonnis in kort geding van 26 augustus 2020 tussen de vader als eiser en de moeder als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/271136 / KG ZA 19-530)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis in kort geding.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij memorie van grieven heeft de vader een aantal grieven aangevoerd en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ook ten aanzien van de kosten, geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, en, opnieuw rechtdoende, alsnog,
I. de moeder te verbieden om zich vanaf de betekening van het te wijzen arrest, althans binnen een zodanige termijn na betekening van het arrest als het hof in goede justitie zal
vermenen te behoren, op welke wijze dan ook, ook niet via een Aware-systeem, beledigend en/of bedreigend en/of nadelig uit te laten over de vader tegenover de kinderen van partijen en derden, onder wie begrepen de politie, organisaties van jeugdzorg en de school waar de kinderen van partijen naar school gaan, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder het gevraagde verbod zal overtreden althans van zodanige dwangsom als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren,
II. de moeder te bevelen om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen arrest althans
binnen zodanige termijn na betekening van het arrest als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren, de vader als hinder-veroorzakende persoon of hoe hij verder in dat
Aware-systeem gesignaleerd mag zijn te verwijderen uit haar Aware-systeem met afgifte aan de vader van een schriftelijk bewijsstuk van dat verwijderen met volmacht aan de vader om bij in gebreke blijven van de moeder aan het bevel te voldoen namens de moeder die verwijdering te bewerkstelligen en daartoe te doen wat de vader nodig of nuttig zal achten;
III. de moeder te veroordelen in de kosten van beide instanties.
2.2.
Bij memorie van antwoord heeft de moeder de grieven bestreden en geconcludeerd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en de proceskosten van partijen te compenseren.
2.3.
Appellant heeft daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. Het hof heeft vervolgens een datum voor arrest bepaald.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar de memorie van grieven en de memorie van antwoord.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:
[kind 1] , geboren te [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [kind 2] ).
4.2.
De ouders oefenen het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [kind 1] en [kind 2] .
4.3.
[kind 1] en [kind 2] staan met ingang van 15 mei 2017 onder toezicht van de GI. De
ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd voor de duur van negen maanden, met ingang van
15 augustus 2020.
4.4.
[kind 1] en [kind 2] verblijven bij de vader.
4.5.
Uit het proces-verbaal van de zitting bij de voorzieningenrechter van 4 december 2019
blijkt dat de ouders zijn overeengekomen:
‘’ De vrouw trekt haar aantijgingen in;
Partijen spreken af geen nadelige berichten over de ander te uiten, tegenover de kinderen, tegenover derden en tegenover elkaar.’’
4.6.
Bij het bestreden vonnis in kort geding heeft de voorzieningenrechter het de moeder verboden om zich vanaf de betekening van het vonnis beledigend en/of bedreigend en/of nadelig uit te laten over de vader tegenover derden, op verbeurte van een dwangsom van
€ 100,- per keer dat de moeder het verbod zal overtreden met een maximum van € 2.000,-. Het vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het meer of anders
verzochte is afgewezen.
4.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
4.7.1.
De vader heeft bij memorie van grieven - kort samengevat - aangevoerd dat de voorzieningenrechter het door de vader gevorderde uitgebreidere verbod slechts ten onrechte ten dele heeft toegewezen. Het verbod tot het zich niet beledigend uitlaten door de moeder over de vader zou immers ook dienen te gelden ten opzichte van de politie, organisaties van jeugdzorg en de school.
De vader wil daarnaast dat zijn naam uit het Aware-systeem van de moeder verwijderd wordt, nu de vader hierdoor onnodig gecriminaliseerd en sociaal gebrandmerkt wordt. De vader vraagt om veroordeling van de moeder in de proceskosten.
4.8.
De moeder heeft bij memorie van antwoord - kort samengevat - aangevoerd dat het in strijd met de vrijheid van meningsuiting is de moeder een verbod op te leggen waarbij zij zich niet negatief mag uiten over de vader tegenover de politie, organisaties van jeugdzorg en scholen. De moeder wordt dan monddood gemaakt. Dit is in strijd met de openbare orde.
De moeder heeft de vader bovendien al in oktober 2020 geïnformeerd dat haar Aware-systeem is afgemeld per 21 september 2020. De moeder vraagt om compensatie van de proceskosten.
4.9.
Het hof overweegt als volgt.
4.9.1.
Het hof dient alvorens tot een inhoudelijke beoordeling te komen, vast te stellen of de vader een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Daarbij geldt dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen. Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (HR 31 mei 2002, LJN AE3437, NJ 3002/343). Het hof is van oordeel dat het spoedeisend belang gelegen is in de aard van de vorderingen.
4.9.2.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen weging en waardering tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de rechtbank op de goede gronden de vorderingen van de vader waartoe hij in beroep is gekomen, heeft afgewezen. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe. Ook in hoger beroep is door de vader niet gesteld op welke wijze de moeder zich - in relatie tot het in het hoger beroep gevorderde - beledigend, bedreigend of nadelig uit heeft gelaten over de vader tegenover de kinderen. Nu de vader geen concrete feiten ten grondslag heeft gelegd aan zijn vordering en zijn vordering niet nader heeft onderbouwd, acht het hof de vordering van de vader ten aanzien van de kinderen niet toewijsbaar.
Ook de vordering van de vader inhoudende dat de moeder zich niet beledigend, bedreigend of nadelig uit dient te laten over de vader tegenover derden is door de vader niet nader onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft de moeder bovendien reeds een verbod opgelegd zich niet beledigend en/of bedreigend en/of nadelig uit te laten over de vader tegenover derden op verbeurte van een dwangsom. Voor zover de vader bedoelt dat het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod nader geconcretiseerd dient te worden tot de politie, organisaties van jeugdzorg en de school zal het hof de vordering eveneens afwijzen. Immers, de moeder moet de mogelijkheid hebben om – mocht dat nodig zijn – zich te kunnen wenden tot professionele derden (waaronder de politie, organisaties van jeugdzorg en de school) en daar te kunnen spreken over (bijvoorbeeld) de problematiek die tussen partijen
speelt of om hulp te vragen.
De vordering is voorts niet toewijsbaar voor zover deze ziet op de situatie dat de moeder zich niet via een Aware-systeem beledigend, bedreigend of nadelig uit mag laten over de vader. Voor zover dit in praktische zin al mogelijk zou zijn, staat voorts vast dat het Aware-systeem van de moeder per 21 september 2020 is afgemeld.
Het hof ziet voorts op grond van het vorenstaande geen aanleiding om de dwangsom aan te passen zoals door de vader gevorderd.
4.9.3.
Het hof zal ook de vordering van de vader ten aanzien van het verwijderen van zijn persoonsgegevens uit het Aware-systeem van de moeder bij gebrek aan belang afwijzen, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. Van belang is dat de moeder onweersproken heeft gesteld dat haar Aware-systeem is afgemeld per 21 september 2020, en de vader daarover door haar reeds in oktober 2020 schriftelijk is geïnformeerd.
4.9.4.
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren gelet op de aard van de procedure en nu partijen een relatie hebben gehad.
4.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof het vonnis in kort geding waarvan beroep bekrachtigen.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 augustus 2020.
compenseert de proceskosten in beide instanties, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.A.R.M. van Leuven en A.M. Bossink en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2021.
griffier rolraadsheer