In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in Colombia in 1991, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 26 januari 2017. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 9 maart 2021 uitspraak gedaan. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, maar met een andere bewezenverklaring. De verdachte is vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en MDMA, maar is wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 november 2015 in Lith, gemeente Oss, een hoeveelheid cocaïne van ongeveer 59,53 gram opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het chalet aanwezig was om de cocaïne te versnijden. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 108 dagen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling gedeeltelijk toegewezen, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte en het feit dat hij zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd. Het hof heeft de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 430,00 gelast.