[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellante] leefde voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling van de inkomsten uit de eigen onderneming. Naast het inkomen uit eigen onderneming had het gezin tevens de inkomsten van de 100% arbeidsongeschiktheidsuitkering van de voormalige echtgenoot. Aan de inkomsten uit eigen onderneming kwam acuut een einde toen het gezin zich geconfronteerd zag met bedreigingen en daadwerkelijk geweld vanuit de motorclub [motorclub] . Op advies van het Openbaar Ministerie is de onderneming van [appellante] ten einde gekomen. Het behoeft geen betoog dat dit een grote schuldenlast met zich heeft gebracht.
Uit de medische stukken blijkt dat er op een gegeven moment een stagnatie heeft plaatsgevonden in de behandelingen van [appellante] . Deze stagnatie kwam voort uit het feit dat zij weliswaar enigszins vooruitgang boekte tijdens de sessies bij de psycholoog respectievelijk psychiater, doch dat deze sessies ook een schadelijke werking hadden alsook dat de positieve lijn van de sessies veelvuldig doorbroken werd wanneer [appellante] wederom geconfronteerd werd met haar lichamelijke klachten. Uit het dossier blijkt tevens dat er op een gegeven moment door de rechter-commissaris is aangegeven dat [appellante] weer aan haar sollicitatieplicht zou moeten voldoen, dan wel een keuringverslag zou moeten tonen waaruit zou blijken dat zij niet arbeidsgeschikt is. Echter, op het moment van dit besluit was er juist een periode, die ongeveer een jaar heeft geduurd, waarin het voor bewindvoerders niet meer mogelijk was om een medisch deskundige te benaderen die voor de rechtspraak werkte.
Tussentijdse conclusie is derhalve dat haar gezin de druk voelde van enerzijds de wetenschap dat [appellante] simpelweg niet in staat was om welke werkzaamheden dan ook te verrichten, nu zij niet eens op een gedegen wijze voor zichzelf kon zorgen, en anderzijds dat de normale middelen om tot een medisch deskundigenoordeel te komen nu niet aanwezig waren en dat niet gereageerd werd op een kostenbegroting vanuit de gemeente. Het behoeft geen betoog dat dit de gemoedstoestand binnen het gezin geen goed heeft gedaan. Er is onvoldoende aandacht besteed aan de inlichtingenplicht, dat valt niet te ontkennen.
Verder is door de bewindvoerder nog aangegeven dat er, nu er geen afdrachtcapaciteit bestaat, nimmer een voorstel geformuleerd zou kunnen worden omtrent het inlopen van het boedeltekort. Voormelde is in principe juist. Echter, een dergelijke opstelling zou betekenen dat mensen in de laagste inkomstencategorie, die simpelweg geen afdrachtplicht hebben nu en onvoldoende middelen hebben om fatsoenlijk te leven, nimmer in een dergelijk geval met een schone lei de schuldsaneringsregeling kunnen verlaten.
Tot slot wordt in het bestreden vonnis nog aangegeven dat [appellante] bij de toelating tot
de schuldsaneringsregeling verzwegen zou hebben dat ze verslaafd zou zijn. Voormelde wordt betwist. De advocaat van [appellante] heeft reeds de stukken in eerste aanleg opgevraagd om te controleren of voormelde niet reeds in het verzoekschrift tot toelating was gemeld. Echter, de advocaat van [appellante] is zelf aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling tot toelating en de dienstdoende rechter heeft vragen gesteld omtrent het middelengebruik, welke vragen volgens hem door [appellante] naar tevredenheid van de rechtbank zijn beantwoord.