In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de opheffing van bewind en mentorschap van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J. de Wit, had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 3 juni 2021 het verzoek tot opheffing van het bewind en mentorschap had afgewezen, te vernietigen. De rechthebbende voerde aan dat de noodzaak voor het bewind en mentorschap niet meer aanwezig was, en dat zij in staat was om haar eigen belangen te behartigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2022 heeft het hof de rechthebbende gehoord. De bewindvoerder en mentor waren niet aanwezig. De rechthebbende stelde dat haar situatie was verbeterd en dat zij weer in staat was om haar financiën zelfstandig te beheren. De advocaat van de rechthebbende benadrukte dat er geen onderbouwing was voor de eerdere medische diagnose van wilsonbekwaamheid.
Het hof heeft vastgesteld dat de geestelijke en lichamelijke toestand van de rechthebbende was verbeterd sinds haar terugkeer naar huis en dat zij redelijk zelfredzaam was. De bewindvoerder en mentor hebben niet kunnen aantonen dat het bewind en mentorschap nog noodzakelijk waren. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind en mentorschap toegewezen. De beslissing houdt in dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording moet afleggen aan de rechthebbende.