ECLI:NL:GHSHE:2022:1137
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, die de ouders zijn van een minderjarige. De man, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 juni 2021, waarin was bepaald dat hij met ingang van 5 maart 2021 een bedrag van € 217,75 per maand aan de vrouw moest betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De man heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en de bijdrage vast te stellen op nihil of op een lager bedrag. De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht om de alimentatie uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en dat hij in staat is om bij te dragen aan de kosten van de minderjarige. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 279,-- per maand, waarbij rekening is gehouden met de draagkracht van beide ouders. De vrouw heeft een uitkering krachtens de Participatiewet en haar draagkracht is vastgesteld op € 25,-- per maand. De man heeft zijn draagkracht onvoldoende onderbouwd, maar het hof heeft geoordeeld dat hij in staat is om € 254,-- per maand bij te dragen aan de kosten van de minderjarige.
De beslissing van het hof houdt in dat de man met ingang van 5 maart 2021 een bedrag van € 212,15 per maand aan de vrouw moet betalen, na toepassing van een zorgkorting van 15%. Het hof heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.