Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , België, hierna te noemen: [minderjarige] .
Raad voor de Kinderbescherming,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- over te gaan tot de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over [minderjarige] en
- de man te veroordelen om met ingang van 1 januari 2013, althans met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift eerste aanleg, zijnde 27 maart 2017, aan de moeder te voldoen een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige] van € 705,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, althans een bijdrage te doen die het hof juist acht.
- de man te veroordelen om binnen vier weken na datum beschikking zijn medewerking te verlenen aan de vaststelling van het biologisch vaderschap ten opzichte van [minderjarige] door middel van een DNA-onderzoek bij [instantie] te [plaats 1] , indien dat noodzakelijk is voor de vaststelling van het vaderschap en in afwachting van de uitslag van het DNA-onderzoek de procedure aan te houden;
- de man te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de man weigert zijn medewerking te verlenen aan voornoemd DNA-onderzoek met een maximum van € 20.000,-;
- de man te veroordelen om met ingang van 1 januari 2013, althans met ingang van de dag van indiening van het verzoekschrift eerste aanleg, zijnde 27 maart 2017, aan de moeder te voldoen een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige] van € 705,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, althans een bijdrage te doen die het hof juist acht.
10 maart 2021 met instemming van het hof nog nadere stukken in het geding gebracht. Het hof heeft op basis hiervan geconcludeerd dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de man woonachtig is op het adres ‘ [adres 2] , [postcode 1] [woonplaats] , te Spanje’.