In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2001, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De politierechter had de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een zwaardere straf, waaronder een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand.
Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit voor een van de tenlastegelegde feiten en verzocht om enkel een taakstraf op te leggen. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de overwegingen van de politierechter beoordeeld en heeft besloten om het vonnis te bevestigen, met enkele aanpassingen in de kwalificaties van de feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft de strafbaarheid van de feiten bevestigd.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, waarbij is opgemerkt dat de verdachte binnen een korte tijd tweemaal met cocaïne is aangehouden. Het hof heeft geoordeeld dat de combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de gevaren die harddrugs met zich meebrengen voor de gezondheid van gebruikers en de samenleving. De beslissing van het hof is om het vonnis van de politierechter te vernietigen ten aanzien van de kwalificaties, maar het vonnis te bevestigen met inachtneming van de nieuwe kwalificaties.