In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het vervoeren en binnenbrengen van GHB (Gamma Hydroxy Boterzuur) in Nederland. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar trok een deel van het hoger beroep in, waardoor het hof zich enkel richtte op het eerste feit van de tenlastelegging.
Het hof oordeelde dat de verdachte op 22 oktober 2020 te Zevenbergschen Hoek opzettelijk GHB had binnengebracht en vervoerd. De verdachte had een rugtas bij zich met daarin flesjes met vloeistof die positief testten op GHB. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van GHB, maar het hof oordeelde dat er voldoende ondersteunend bewijs was, waaronder de verklaring van de verdachte zelf. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.
De straf die het hof oplegde bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Daarnaast werd er een straf bepaald voor het niet inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen feit, wat resulteerde in een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof benadrukte de ernst van het bewezenverklaarde en de impact van harddrugs op de volksgezondheid.