ECLI:NL:GHSHE:2022:136

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
200.296.012_01 en 200.296.090_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering over de goederen van een gezin van Syrische afkomst

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, zijn de man en de vrouw in hoger beroep gekomen tegen de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij bewind is ingesteld over hun goederen. De man en de vrouw, beiden afkomstig uit Syrië, hebben verzocht om het bewind op te heffen, omdat zij van mening zijn dat zij in staat zijn hun financiën zelf te regelen. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 december 2021, waarbij de kinderen van het paar ook hun standpunten naar voren brachten. De bewindvoerder heeft aangegeven dat er een onoverzichtelijke financiële situatie was, maar dat er inmiddels een betalingsregeling is getroffen en er geen problematische schulden meer zijn. Het hof heeft geoordeeld dat er geen grond meer is voor het voortduren van het bewind, aangezien de man en de vrouw nu in staat zijn om hun financiële belangen zelf te behartigen. Het hof heeft daarom het bewind opgeheven met ingang van 1 februari 2022, maar heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummers : 200.296.012/01 en 200.296.090/01
zaaknummers rechtbank : 8911877 TF VERZ 20-1461 en 8904370 TF VERZ 20-1436
beschikking van de meervoudige kamer van 20 januari 2022
in de zaak in hoger beroep 200.296.012/01:
[de man],
en
[de vrouw],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna respectievelijk te noemen: de man en de vrouw,
advocaat mr. R. Akkaya te Helmond,
en in de zaak in hoger beroep 200.296.090/01:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. R. Akkaya te Helmond.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • [bewindvoerder] te [plaats] (hierna: de bewindvoerder);
  • [zoon] , zoon van de man en de vrouw (hierna: [zoon] );
  • [dochter 1] , dochter van de man en de vrouw (hierna: [dochter 1] );
  • [dochter 2] , dochter van de man en de vrouw (hierna: [dochter 2] ).

1.Het geding in eerste aanleg in beide zaken

In zaak 200.296.012/01
1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 1 april 2021, uitgesproken onder zaaknummers 8911877 TF VERZ 20-1461 en 8904370 TF VERZ 20-1436.
In zaak 200.296.090/01
1.2.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 april 2021, uitgesproken onder zaaknummer 8904370 TF VERZ 20-1436.
2. Het geding in hoger beroep in beide zaken
In zaak 200.296.012/01
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2021, hebben de man en de vrouw verzocht voormelde beschikkingen met zaaknummers 8911877 TF VERZ 20-1461 en 8904370 TF VERZ 20-1436 te vernietigen en opnieuw rechtdoende primair het bewind op te heffen en de huidige bewindvoerder te ontslaan, dan wel subsidiair de man en de vrouw in de gelegenheid te stellen om binnen een redelijke termijn een zelfgekozen bewindvoerder aan te dragen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen
.
In zaak 200.296.090/01
2.3.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 25 juni 2021, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking met zaaknummer 8904370 TF VERZ 20-1436 te vernietigen en opnieuw rechtdoende het bewind op te heffen en de huidige bewindvoerder te ontslaan, dan wel subsidiair de vrouw in de gelegenheid te stellen om binnen een redelijke termijn een zelfgekozen bewindvoerder aan te dragen.
2.4.
Er is geen verweerschrift ingekomen
.
In beide zaken
2.5.
Gelet op de onderlinge samenhang van de onder nummers 200.296.012/01 en 200.296.090/01 bij de griffie ingeschreven zaken, heeft het hof de zaken gezamenlijk behandeld en wordt in beide zaken in deze beschikking beslist.
2.6.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 december 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • appellanten, bijgestaan door mr. Akkaya en door een beëdigd tolk, H. Chabbou;
  • de bewindvoerder;
  • [dochter 2] ;
  • [zoon] .
[dochter 1] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 januari 2021;
  • het aanvullend appelrekest met bijlagen, ingekomen op 8 november 2021;
  • het tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de man en de vrouw overgelegde e-mailbericht van [betrokkene] .
  • een tweetal tijdens de mondelinge behandeling door de bewindvoerder overgelegde budgetplannen.

3.De beoordeling

In zaak 200.296.012/01
3.1.
Bij de bestreden beschikkingen met zaaknummers 8911877 TF VERZ 20-1461 en 8904370 TF VERZ 20-1436 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die respectievelijk de man en de vrouw als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, bewind ingesteld met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder en verder bepaald dat het bewind wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister.
In zaak 200.296.090/01
3.2.
Bij de bestreden beschikking met zaaknummer 8904370 TF VERZ 20-1436 heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die de vrouw als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder en verder bepaald dat het bewind wordt ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister.
In beide zaken
3.3.
De man en de vrouw kunnen zich met de bestreden beschikkingen niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De man en de vrouw voeren, samengevat, het volgende aan.
De man en de vrouw wisten niet dat het door hen getekende formulier op het aanvragen van bewind zag en evenmin dat de mondelinge behandeling hierover ging. In eerste aanleg was geen tolk aanwezig, terwijl de man en de vrouw de Nederlandse taal niet machtig zijn.
De man en de vrouw hebben geen lichamelijke en/of psychische klachten en er is geen sprake van problematische schulden. Dat de man en de vrouw uit Syrië komen en zij niet goed Nederlands spreken, zijn geen redenen voor bewind. De man en de vrouw zijn zelf in staat hun financiën te regelen. Zij hebben kinderen die hen daarbij kunnen ondersteunen. Hun dochter heeft kwijtschelding aangevraagd voor de schuld aan de gemeente. De inkomsten en uitgaven zijn nu duidelijk. Ook komt er drie tot vier keer per week hulpverlening ( [betrokkene] ) vanuit de gemeente bij de man en de vrouw thuis.
Indien het bewind in stand blijft, wensen de man en de vrouw een door hen gekozen bewindvoerder. Met de huidige bewindvoerder hebben zij geen vertrouwensband.
3.5.
De bewindvoerder brengt, samengevat, het volgende naar voren.
De bewindvoerder is bij de man en de vrouw thuis geweest. Mevrouw Solo was hierbij aanwezig als tolk. De bewindvoerder heeft met de man en de vrouw afgesproken dat zij de financiën zou herstructureren. Vanwege de financiële constructie in verband met het verblijf van de familie in een particuliere huurwoning, is sprake van een onoverzichtelijke financiële situatie. Er waren ook veel vaste lasten die niet betaald konden worden. De bewindvoerder heeft een begroting gemaakt.
De samenwerking met de man en de vrouw verloopt moeizaam. Het bewind, eventueel met een andere bewindvoerder, is wel noodzakelijk. De gemeente was ook van mening dat de man en de vrouw gebaat zijn bij bewind. De schulden zijn summier, maar dat is niet de grondslag van het bewind. De psychische grondslag valt niet goed te onderbouwen, maar de man en de vrouw hebben wel veel meegemaakt. De begeleiding door [betrokkene] in plaats van het bewind is niet voldoende. Het budget is heel krap, waardoor de kans groot is dat het misgaat. Op de schuld aan Budget Energie wordt maandelijks afgelost. De bewindvoerder heeft de kwijtschelding van de schuld aan de gemeente afgerond, dit was door de familie niet goed geregeld.
3.6.
[dochter 2] brengt, samengevat, het volgende naar voren.
[dochter 2] wil haar familie graag helpen. Zij reageert overal op en helpt haar ouders, ook op financieel vlak. Haar ouders hebben niet om het bewind gevraagd.
3.7.
[zoon] brengt, samengevat, het volgende naar voren.
Het bewind is niet nodig. Wij zijn een gezin, leven samen en helpen elkaar. Door het bewind wordt het gezin verhinderd om hun financiën zelf te regelen.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
In zaak 200.296.090/01
3.8.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Akkaya het hoger beroep van de vrouw in de onder nummer 200.296.090/01 ingeschreven zaak ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de grieven niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek in hoger beroep.
In zaak 200.296.012/01
3.8.2.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.8.3.
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat bij de man en de vrouw sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand waardoor zij niet in staat zijn hun financiële belangen behoorlijk waar te nemen. Het enkele feit dat zij uit Syrië zijn gevlucht en dat zij het een en ander meegemaakt zouden hebben, is volstrekt onvoldoende ter onderbouwing van deze grondslag. Voorts is niet gebleken dat nog langer sprake is van problematische schulden. Wel was de financiële situatie van de man en de vrouw op het moment dat het door hen ondertekende inleidend verzoekschrift werd ingediend onduidelijk. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het bewind, weliswaar op een andere grondslag, destijds terecht is ingesteld. Inmiddels heeft de bewindvoerder de financiële situatie van de man en de vrouw inzichtelijk gemaakt. Met Budget Energie is een betalingsregeling overeengekomen en voor de schuld aan de gemeente is kwijtschelding aangevraagd. De bewindvoerder erkent ook dat er geen problematische schulden zijn. De kinderen van de man en de vrouw begrijpen en spreken Nederlands en kunnen hun ouders ondersteunen. Daarbij komt er vanuit de gemeente meerdere malen per week hulpverlening bij de man en de vrouw thuis, die de familie waar nodig kan ondersteunen. Naar het oordeel van het hof is niet langer voldaan aan de gronden welke een bewind rechtvaardigen.
3.8.4.
Om de bewindvoerder voldoende gelegenheid te geven voor de afwikkeling van het bewind zorg te dragen, zal het hof het bewind opheffen met ingang van 1 februari 2022.
3.9.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
3.10.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
in zaak 200.296.090/01
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep;
in zaak 200.296.012/01
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 1 april 2021, uitgesproken onder zaaknummers 8911877 TF VERZ 20-1461 en 8904370 TF VERZ 20-1436 voor zover het betreft de instelling van het bewind over de periode vanaf 1 februari 2022;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft op, met ingang van 1 februari 2022
,het bewind over de goederen van [de man] , geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 1971 en [de vrouw] , geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 1981, beiden wonende aan de [adres] [woonplaats] ;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbenden en een – zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend – exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, J.C.E. Ackermans-Wijn en
A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2022 door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.