ECLI:NL:GHSHE:2022:137

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
200.296.113_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het kader van ouderlijk gezag en omgangsregeling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2013 en 2014. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 maart 2021 aangevochten, waarin haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling werd afgewezen. De vrouw stelt dat de huidige regeling niet in het belang van de kinderen is en dat er veel onrust en slechte communicatie tussen de ouders is. De man, verweerder in hoger beroep, verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, maar stelt ook dat hij een zorgregeling wil waarbij de zorg gelijk verdeeld is. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2021 zijn beide partijen gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen klem zitten door de slechte communicatie tussen de ouders en dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor hen is. Het hof oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigen. De voorgestelde regeling van de GI, waarbij de kinderen bij de man verblijven van donderdag na school tot maandag naar school, wordt als het meest in het belang van de kinderen beschouwd. De nieuwe regeling gaat in op 1 maart 2022, met een overgangsregeling tot die datum. De vakantieregeling blijft zoals in het ouderschapsplan is vastgelegd, tenzij partijen in onderling overleg tot een wijziging komen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en stelt de nieuwe zorgregeling vast, waarbij de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders worden verdeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 januari 2022
Zaaknummer: 200.296.113/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/364315 / FA RK 20-5375
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. van Rijsewijk.
Deze zaak gaat over:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juni 2021, heeft de vrouw verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de beschikking van 30 maart 2021 betreffende de zorgregeling te vernietigen;
- te bepalen dat het inleidend verzoek van de vrouw tot wijziging van de beschikking van 1 november 2016 voor wat betreft de zorgregeling zal worden toegewezen;
- te bepalen dat de kinderen bij de man verblijven in de even weken van vrijdag 12.30 uur na school tot en met zondag 17.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
- een vakantieregeling vast te stellen zoals omschreven in productie 5 bij het inleidend verzoekschrift.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 6 augustus 2021, heeft de man het hof verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: de vrouw in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep en de grieven te verwerpen;
- subsidiair, enkel in het geval het hof van oordeel is dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek en het hof wijziging van de zorgregeling in het belang van de kinderen acht, een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijven van maandagmiddag na school tot en met maandagochtend voor school.
De man verzoekt daarbij tevens om de vakantieregeling in stand te laten zoals die tussen de man en de vrouw in het ouderschapsplan is overeengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Putten – Van den Heuvel;
- de man, bijgestaan door mr. Van Rijsewijk;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
De raad is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 maart 2021;
- een V-formulier met een brief en producties van de advocaat van de vrouw d.d. 22 november 2021.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn op 1 juli 2011 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 1 november 2016 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 januari 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
3.3.
Bij de beschikking van 1 november 2016 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de kinderen bij de man zullen zijn:
- de ene week van donderdag 8.00 uur tot en met zondag 18.30 uur;
- de andere week op vrijdag van 8.00 uur tot 19.00 uur;
waarbij de man de kinderen op de donderdag en de vrijdag ophaalt bij de vrouw en de vrouw de kinderen op de zondag en de vrijdag ophaalt bij de man.
3.4.
Voorts heeft de rechtbank in die beschikking, voor zover hier van belang, de door partijen getroffen regeling, zoals neergelegd in het aan die beschikking gehechte ‘gedeeltelijke overeenkomst ouderschapsplan’ d.d. 25 mei 2016 (hierna: het ouderschapsplan), opgenomen.
3.5.
Bij beschikking van 8 oktober 2018 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot wijziging van de regeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan d.d. 25 mei 2016 afgewezen. In die beschikking is, voor zover hier van belang, overwogen dat partijen zich bij Veilig Thuis zullen aanmelden en zullen aangeven dat zij systeemtherapie en deelname aan de module Kinderen Uit de Knel willen.
3.6.
Bij beschikking van 30 maart 2021 heeft de rechtbank de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 30 maart 2021 tot 30 maart 2022.
Omvang van het geschil
3.7.
Bij de bestreden beschikking van 30 maart 2021 heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw en de man tot wijziging van de zorgregeling afgewezen.
3.8.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.9.
De vrouw voert, kort samengevat, het volgende aan.
Zij ervaart nog steeds problemen met betrekking tot de zorgregeling. Er is veel onrust en weinig tot geen communicatie tussen partijen. Tot op heden is het niet gelukt om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Ook nu een gezinsvoogd is betrokken lukt het partijen niet om constructief met elkaar in gesprek te gaan. De vrouw verzoekt daarom via een gerechtelijke procedure wijziging van de zorgregeling.
De huidige zorgregeling is niet in het belang van de kinderen. Het wisselmoment voor schooltijd geeft voor hen veel onrust. Daarnaast heeft de huidige regeling en met name de ‘losse vrijdag’ tot gevolg dat de vrouw nimmer in staat is een weekend weg te gaan met de kinderen. Voor de vrouw is het belangrijk dat zij een geheel weekend met de kinderen kan doorbrengen zonder dat zij daarbij ten aanzien van de vrijdag afhankelijk is van de instemming van de man. Bij brief van 22 november 2021 aan het hof heeft de vrouw te kennen gegeven dat haar voorkeur, anders dan bij beroepschrift is verzocht, uitgaat naar een zorgregeling om de week van vrijdag na school tot maandag 8.30 uur (in de oneven weken). Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de kinderen naar de man gaan wekelijks van dinsdag na school tot woensdagochtend. De wisseling vindt dan op school plaats, wat voor iedereen minder spanningen oplevert.
De regeling voor de vakantie- en feestdagen dient gewijzigd te worden, zodat de kinderen feestdagen en verjaardagen met beide ouders kunnen vieren en het mogelijk is in de herfstvakantie een midweek weg te gaan. In haar voorstel wordt hiermee rekening gehouden. Wat betreft de zomervakantie brengt de door haar voorgestelde regeling mee dat de kinderen in de laatste week aan de kindervakantieweek kunnen deelnemen en er meer ritme voor hen komt voordat de school weer begint.
3.10.
De man voert, kort samengevat, het volgende aan.
De verstandhouding en communicatie tussen partijen is al jaren slecht. In de kern zijn de man en de vrouw het eens met elkaar, namelijk dat het voor de rust voor de kinderen goed is om zo min mogelijk wisselmomenten te hebben. Partijen verschillen echter van mening over de vorm van de zorgregeling.
De man heeft altijd aangegeven dat hij een zorgregeling wil waarbij de zorg 50-50 is verdeeld. Een verdeling waarbij de kinderen de ene week bij hem zijn en de andere week bij de vrouw sluit ook aan op de wensen van de vrouw dat er zo min mogelijk wisselmomenten zijn en dat de vrouw een volledig weekend met de kinderen heeft. De kinderen hebben rust bij de man en zij willen meer bij hem zijn. Wanneer de kinderen bij de man zijn is contact tussen de kinderen en de vrouw mogelijk. [minderjarige 1] heeft onlangs een telefoon gekregen. Overdracht van de kinderen voor schooltijd wil de man niet meer. Ook voor de vakantieregeling geldt dat er zo min mogelijk wisselmomenten dienen te zijn.
De man wil dat er een einde komt aan de strijd tussen partijen en dat er rust en duidelijkheid voor hemzelf en de kinderen komt. Hij is op en kan niet langer strijden. Hij ziet parallel ouderschap als enige oplossing.
3.11.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht.
In het kader van de ondertoezichtstelling heeft zij eerst met beide partijen gezamenlijk gesprekken gevoerd. Dit leidde tot veel emoties, daarom is daarna gekozen voor aparte gesprekken met de man en de vrouw. De kinderen zitten klem. Partijen hebben nog een behoorlijk lange weg te gaan. De GI is aan het kijken welke hulpverlening passend is om hen daarin te ondersteunen. In de aanloop naar de mondelinge behandeling bij het hof ontstond bij partijen ruimte om te kijken naar wat in het belang van de kinderen is, maar zij konden niet tot afspraken komen.
Het zou helpend zijn en rust geven voor partijen als het hof een knoop doorhakt over de invulling van de zorgregeling. Een regeling per veertien dagen van donderdag na school tot maandag voor school acht de GI in het belang van de kinderen. Daarnaast adviseert de GI het verblijf van de kinderen op de ‘losse vrijdag’ te veranderen naar bijvoorbeeld de woensdag, als de man dat kan regelen met zijn werk. De ouder waar de kinderen zijn, dient de kinderen naar de andere ouder te brengen.
De motivering van de beslissing
3.12.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Ontvankelijkheid
3.13.
Beide partijen zijn van mening dat de zorgregeling in het belang van de kinderen gewijzigd moet worden, onder andere ten aanzien van de wisselmomenten voor school en het halen en brengen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de zorgregeling opnieuw kan worden beoordeeld.
De vrouw wordt daarom in haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling ontvangen.
Reguliere zorgregeling
3.14.
Voor de beoordeling van de zorgregeling acht het hof het volgende van belang.
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de kinderen klem zitten, omdat het de man en de vrouw niet lukt om op constructieve wijze met elkaar te communiceren over de kinderen. Partijen wijten de communicatieproblemen, over en weer, aan de andere ouder. Ondanks de inzet van meerdere hulpverleningstrajecten in het vrijwillig kader is het partijen niet gelukt om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren. Omdat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, zijn de kinderen onder toezicht gesteld. Thans wordt in het kader van die ondertoezichtstelling bezien welke hulpverlening voor de man en de vrouw nodig is om tot een passende vorm van ouderschap te komen.
Gelet op alle omstandigheden acht het hof een wijziging van de zorgregeling naar een co-ouderschapsregeling, zoals de man heeft verzocht, niet in het belang van de kinderen.
3.15.
Op dit moment komt het hof een zorgregeling zoals de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft geadviseerd, het meest in het belang van de kinderen voor. Die regeling brengt mee dat de man substantieel contact met de kinderen houdt, maar er wel meer rust voor de kinderen en partijen zal zijn. Dit komt doordat er voor schooltijd geen wisselingen in het kader van de zorgregeling meer zijn, er ook minder wisselmomenten zijn en de vrouw eenmaal per veertien dagen een weekend inclusief de vrijdag met de kinderen heeft, zodat daarover geen afstemming meer nodig is.
Aldus zal het hof bepalen dat de kinderen bij de man verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van donderdag na school tot en met maandag naar school;
- eenmaal per veertien dagen op woensdag na school tot 19.00 uur, volgend op het weekend dat de kinderen bij de man zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI met de man eerder over de wijziging naar de woensdag heeft gesproken, maar dat de man nog niet met zijn werkgever heeft geregeld dat hij op woensdag(middag) vrij is. Om de man tijd te geven om dit te regelen, zal het hof bepalen dat deze nieuwe regeling wat betreft de woensdag ingaat vanaf 1 maart 2022. Tot die datum geldt de regeling dat de kinderen bij de man verblijven eenmaal per veertien dagen (in de week dat er geen omgang is) op vrijdag na school tot 19.00 uur.
Wanneer het wisselmoment op school plaatsvindt, dan geldt dat bij school het halen en brengen plaatsvindt door de ouder bij wie de kinderen volgens de regeling zijn. Voor de overige situaties (onder andere de vakanties en het terugbrengen op weekdagen) zal het hof bepalen dat de ouder bij wie de kinderen zijn, de kinderen naar de andere ouder brengt.
Vakantieregeling
3.16.
De vrouw verzoekt het hof bij beroepschrift een vakantieregeling vast te stellen zoals omschreven in productie 5 bij het inleidend verzoekschrift. Bij de brief van 22 november 2021 die de advocaat van de vrouw bij het hof heeft ingediend, is een aangepast voorstel van de vrouw voor de vakantieregeling gevoegd.
De man verzoekt de vakantieregeling in stand te laten zoals die tussen partijen is overeengekomen en neergelegd in het ouderschapsplan.
3.17.
Het hof overweegt als volgt.
In het ouderschapsplan is een vakantie- en feestdagenregeling opgenomen en het hof ziet geen aanleiding om ook daarin thans een wijziging aan te brengen. Vast is komen te staan dat partijen gebaat zijn bij een duidelijke regeling en naar het oordeel van het hof is de vastgelegde regeling gedetailleerd en duidelijk. Ter zitting is gebleken dat partijen uiteindelijk in staat zijn geweest om een gewijzigde regeling te treffen ten aanzien van de kerstvakantie. Gebleken is echter ook dat dit veel energie heeft gekost, dat beide partijen toe zijn aan rust en dat zij de strijdbijl willen begraven. Dan zijn zij naar het oordeel van het hof gebaat bij terughoudendheid in verzoeken aan elkaar tot wijziging van de vakantie- en feestdagenregeling en het hof gaat ervan uit dat beide partijen die terughoudendheid dan ook zullen betrachten. Indien beide partijen het eens zijn dat er een wijziging moet komen, zullen zij dat in onderling overleg, eventueel met hulp van de GI, moeten kunnen regelen.

4.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 maart 2021
en opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2016 met daaraan gehecht het op 25 mei 2016 tussen partijen gesloten ouderschapsplan voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en stelt deze regeling voortaan als volgt vast:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw met betrekking tot de kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
aldus dat de kinderen bij de man verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van donderdag na school tot en met maandag naar school;
- tot 1 maart 2022: eenmaal per veertien dagen op vrijdag na school tot 19.00 uur;
- vanaf 1 maart 2022: eenmaal per veertien dagen op woensdag na school tot 19.00 uur, volgend op het weekend dat de kinderen bij de man zijn;
waarbij geldt dat - wanneer het wisselmoment op school plaatsvindt - bij school het halen en brengen plaatsvindt door de ouder bij wie de kinderen volgens de regeling zijn. Voor de overige situaties (onder andere de vakanties en het terugbrengen op weekdagen) geldt dat de ouder bij wie de kinderen zijn, de kinderen naar de andere ouder brengt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, H. van Winkel en M.J.C. van Leeuwen en is op 20 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.