In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016, waarbij de inspecteur de persoonsgebonden aftrek in verband met specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven heeft gecorrigeerd. Belanghebbende, die lijdt aan gezondheidsproblemen waaronder COPD, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de inspecteur. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 13 april 2022 verzocht belanghebbende om uitstel, wat door het hof werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de inspecteur de geclaimde aftrekken terecht had gecorrigeerd en dat er geen schending was van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het hof concludeerde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de gemaakte zorgkosten en scholingsuitgaven. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het hof oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.