ECLI:NL:GHSHE:2022:1486

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
200.300.715_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag na communicatieproblemen tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2018. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om samen met de moeder belast te worden met het ouderlijk gezag over hun kind, nadat de rechtbank Limburg in eerste aanleg had besloten dat de vader niet gezamenlijk gezag kon uitoefenen. De vader betwistte de conclusie van de rechtbank dat er een kwetsbare dynamiek tussen de ouders bestond, die een gezamenlijke gezagsuitoefening in de weg zou staan. Hij stelde dat de communicatie tussen hen verbeterd was en dat er geen risico was dat het kind klem zou raken tussen de ouders.

De moeder daarentegen stelde dat de communicatie nog steeds problematisch was en dat gezamenlijk gezag extra spanningen zou veroorzaken. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof oordeelde dat de communicatieproblemen niet zo ernstig waren dat deze een gezamenlijk gezag in de weg stonden. Het hof concludeerde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag alsnog toegewezen. Tevens is het ouderschapsplan, dat door beide ouders was ondertekend, aan de beschikking gehecht. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 mei 2022
Zaaknummer: 200.300.715/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/264306 / FA RK 19-1831
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.M.J. de Wit,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. F.J.V.H. Stoffels.
Deze zaak heeft betrekking op de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 21 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 oktober 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op het gezag en verzocht te bepalen dat de vader samen met de moeder zal worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 22 februari 2022, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking integraal te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de vader, mr. C.A.M.J. de Wit;
-de moeder, bijgestaan door mr. F.J.V.H. Stoffels.
2.3.1.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De raad is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de advocaat van de vader met bijlagen, ingekomen op 19 oktober 2021;
- het V6-formulier van 1 december 2021 van de zijde van de vader, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 8 juli 2021;
- het V6-formulier van 30 maart 2022 van de zijde van de vader, met als bijlage het door de moeder en de vader op respectievelijk 25 maart 2022 en 26 maart 2022 ondertekende ouderschapsplan;
- het V6-formulier van 30 maart 2022 van de zijde van de moeder.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben tot januari 2019 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is op [geboortedatum] 2018 [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de vader om hem samen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten afgewezen.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
De vader stelt – samengevat – het volgende.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat op dit moment nog sprake is van een kwetsbare dynamiek tussen de ouders en dat een meer duurzame stabiliteit op ouderniveau dient te ontstaan voordat door de ouders gezamenlijk het gezag kan worden gedragen, zonder dat [minderjarige] daarin risico’s loopt. De kwetsbare dynamiek is volgens de rechtbank het gevolg van moeizaam lopende communicatie op het moment dat de ouders stress ervaren. Dit wordt door de vader betwist. Uit de eindevaluatie van het STOP traject Topaze blijkt dat de ouders zijn gekomen tot een zo goed als mogelijk conflictbestendige communicatie. Daarnaast hebben de ouders overeenstemming bereikt over de omgangsregeling en verloopt deze regeling zonder problemen. Tijdens het mediationtraject is het de ouders ook gelukt om over een aantal andere zaken afspraken te maken en deze vast te leggen in een ouderschapsplan. Er is geen sprake van een situatie waarin [minderjarige] klem en verloren dreigt te raken tussen haar ouders en ook geen reden om aan te nemen dat er binnen afzienbare tijd geen verdere verbetering zal plaatsvinden. Het gebrek aan vertrouwen van de moeder in de pedagogische vaardigheden van de vader is ongegrond en niet deugdelijk door de moeder gemotiveerd. Desondanks is de vader – ter geruststelling van de moeder – bereid om zijn ouders de omgang te laten begeleiden. De vader heeft de afgelopen jaren aangetoond dat hij in staat is de belangen van [minderjarige] centraal te stellen en hij heeft altijd meegewerkt aan de hulpverlening. Er is sprake van een stijgende lijn, zowel in de communicatie als in het maken van afspraken. De ouders zijn prima in staat om samen gezagsbeslissingen te nemen.
3.6.
De moeder stelt – samengevat – het volgende.
De communicatie tussen de ouders moet eerst verbeteren, voordat de vader met het ouderlijk gezag kan worden belast. Van een conflictbestendige communicatie tussen de ouders is nog geen sprake. Topaze heeft gesignaleerd dat de ouders het moeilijk vinden om op een constructieve manier met elkaar te communiceren over zaken met betrekking tot [minderjarige] en dat de ouders hierin een blijvende vraag hebben. Zodra zich een eenvoudig probleem voordoet, werkt de vader niet mee aan het zoeken naar oplossingen en zijn het uiteindelijk de grootouders vaderszijde die de oplossing aandragen. Topaze heeft de vader geadviseerd om deel te nemen aan het traject Zorg voor Elkaar om te werken aan de communicatie en om na te gaan waarom hij het moeilijk vindt om te plannen en te organiseren, maar uiteindelijk is dit traject niet gestart. De moeder communiceert met de vader via een tussenpersoon, die door het CJG is aangesteld. Zij spreekt hem alleen rechtstreeks als het gaat om belangrijke beslissingen over [minderjarige] , maar de vader laat deze beslissingen altijd aan haar over. Gezamenlijk gezag zal leiden tot extra spanningen tussen de ouders. De moeder verzoekt daarom het verzoek van de vader af te wijzen en het eenhoofdig gezag in stand te laten.
De motivering van de beslissing
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.2.
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders is onvoldoende om een verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders die het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat één van de ouders alleen met het ouderlijk gezag over het kind belast blijft. Het hof is van oordeel dat in de onderhavig zaak hiervan geen sprake is en overweegt hiertoe als volgt.
3.7.3.
De ouders hebben zich gedurende het STOP-traject Topaze ingezet om te werken aan de onderlinge communicatie en niet zonder resultaat. Uit de eindevaluatie blijkt dat de ouders hierin stappen hebben gezet. Tijdens dit traject is het de ouders ook gelukt om afspraken te maken over de omgangsregeling en aan deze regeling uitvoering te geven. Weliswaar is de communicatie tussen de ouders nog voor verbetering vatbaar en verloopt de communicatie deels via de grootouders vaderszijde en een tussenpersoon die door het Centrum voor Jeugd en Gezin is aangesteld, maar naar het oordeel van het hof is geen sprake van zodanig ernstige communicatieproblemen dat van het wettelijke uitgangspunt van gezamenlijk gezag moet worden afgeweken. Het hof neemt bij zijn beslissing in aanmerking dat de ouders enkele dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn gekomen tot een gezamenlijk ouderschapsplan, waarbij zij onder meer zijn overeengekomen dat zij bepaalde gezagsbeslissingen, zoals de keuze voor een (type) school en beslissingen ten aanzien van medische aangelegenheden in onderling overleg zullen nemen en dat de moeder ter zitting heeft aangevoerd dat zij de vader reeds betrekt bij belangrijke beslissingen over [minderjarige] . Aangezien de moeder heeft verklaard dat de vader zich niet actief met deze beslissingen bemoeit en de beslissingen aan haar overlaat, ziet het hof geen aanleiding om aan te nemen dat de vader misbruik zal maken van zijn gezag en gezagsbeslissingen zal belemmeren.
3.7.4.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en evenmin acht het hof eenhoofdig gezag van de moeder anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen, en het inleidend verzoek van de vader om hem gezamenlijk met het gezag te belasten alsnog toewijzen.
Opname ouderschapsplan
3.8.1.
De vader heeft bij voornoemd V6-formulier van 30 maart 2022 verzocht om het door beide ouders ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten.
3.8.2.
De moeder heeft bij V6-formulier van 30 maart 2022 ingestemd met dit verzoek van de vader.
3.8.3.
Het hof zal aan het verzoek van de ouders tegemoetkomen en het door hen ondertekende ouderschapsplan aan deze beschikking hechten.
Proceskosten
3.9.
Gelet op het bepaalde in art. 237 Rv juncto art. 353 Rv (partijen zijn voormalige levensgezellen), zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 21 juli 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
belast de moeder en de vader gezamenlijk met het ouderlijk gezag over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
hecht aan deze beschikking het door de vader en de moeder op respectievelijk 25 maart 2022 en 26 maart 2022 ondertekende ouderschapsplan;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, H. van Winkel en J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 12 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.