ECLI:NL:GHSHE:2022:1501

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
200.285.831_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een familiezorgzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 12 mei 2022 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de zorg en opvoeding van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder, zijn betrokken bij een geschil over de zorgregeling en het hoofdverblijf van [minderjarige 1]. De Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering zijn als belanghebbenden aangemerkt. Het hof heeft eerder een beschikking gegeven op 8 juli 2021, waarin de schoolkeuze voor [minderjarige 2] werd bekrachtigd en een voorlopige contactregeling voor [minderjarige 1] werd vastgesteld. De moeder heeft verzocht om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij haar vast te stellen, terwijl de vader zich verzet tegen deze wijziging en een NIFP-onderzoek verzoekt. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige 1] te behartigen, gezien de complexe problematiek en de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. De bijzondere curator zal de nodige hulpverlening in kaart brengen en adviseren over de contactregeling en het hoofdverblijf. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, en verdere beslissingen zijn aangehouden in afwachting van het verslag van de bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 mei 2022
Zaaknummer: 200.285.831/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/346581 / FA RK 19-2377
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.M. Bakker,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.H. Vullings.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010, hierna te noemen [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 8 juli 2021

5.1.
Bij beschikking van 8 juli 2021 heeft het hof de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2020 bekrachtigd ten aanzien van de schoolkeuze voor [minderjarige 2] , in die zin dat [minderjarige 2] op de [school] in [plaats] ingeschreven blijft, en ten aanzien van de zorg- en contactregeling met betrekking tot [minderjarige 2] . Verder heeft het hof vastgesteld dat het wisselmoment voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in de vakanties plaatsvindt op vrijdag om 18.30 uur.
Ten aanzien van [minderjarige 1] heeft het hof een voorlopige contactregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 1] om de week in het weekend van vrijdag tot zondag 09.00 uur bij de vader verblijft.
Aan de advocaten van de ouders is verzocht om het hof te informeren over het verloop van en de uitkomst van de lopende onderzoeken van [minderjarige 1] bij [instantie 1] en [instantie 2] , onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van die schriftelijke informatie aan de GI en de raad. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1
Het hof heeft vervolgens kennis genomen van:
- het V6-formulier van 13 oktober 2021, met bijlagen, van de advocaat van moeder;
- het V6-formulier van 21 oktober 2021, met bijlagen, van de advocaat van de vader;
- het V6-formulier van 2 november 2021, met bijlagen, van de advocaat van de moeder;
- de brief van de raad van 4 november 2022;
- het V6-formulier van 5 november 2021, met bijlagen, van de advocaat van de vader;
- het V8-formulier van 5 november 2021 van de advocaat van de moeder;
- het V6-formulier van 26 januari 2022, met bijlagen, van de advocaat van de vader.
6.2.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 17 februari 2022. Bij die gelegenheid
zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
6.3.
Nadien heeft het hof kennis genomen van:
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 18 februari 2022, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
6.4.
De zaak is in afwachting van de beslissing van het door de moeder na afloop van de mondelinge behandeling ingediende wrakingsverzoek aangehouden. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 28 maart 2022 de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek, waarna de zaak is voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Vervolgens heeft het hof een datum bepaald waarop uitspraak zal worden gedaan.

7.De verdere beoordeling in hoger beroep

7.1.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. [minderjarige 1] is met toestemming van de GI inmiddels bij de moeder ingeschreven. De moeder wil graag dat ook het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij haar wordt vastgesteld. Met [minderjarige 1] gaat het beter omdat er in de afgelopen periode meer rust is gekomen. De moeder wil graag dat er een opbouwende contactregeling komt, onder begeleiding en onder regie van de GI, tussen [minderjarige 1] en de vader. De moeder wil graag dat er een eindbeslissing wordt genomen.
7.2.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. De vader heeft inmiddels weer contact met [minderjarige 1] , nadat hij gedurende lange tijd geen contact had met hem heeft gehad. Ook de contactregeling met [minderjarige 2] verloopt inmiddels moeizaam. De vader ziet hierin beginsignalen van ouderverstoting. De vader betreurt het dat geen enkel hulpverleningstraject van de grond is gekomen vanwege het handelen van de moeder. De zorgen zijn de afgelopen periode alleen maar toegenomen. Om tot een dieper onderzoek te komen naar de rol van de ouders in het geheel is het nodig dat een NIFP-onderzoek wordt uitgevoerd. De vader verzet zich tegen het gewijzigde verzoek van de moeder ten aanzien van de contactregeling tussen [minderjarige 1] en de vader en ook het hoofdverblijf van [minderjarige 1] is nog in geschil.
7.3.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. De GI heeft de moeder, ondanks de overwegingen van het hof, kort na de tussenbeschikking toestemming gegeven om [minderjarige 1] over te schrijven naar het adres van de moeder. Er is op dit moment nog steeds geen dagbesteding voor [minderjarige 1] . [minderjarige 1] gaat niet naar school. Als gevolg van de overschrijving naar de moeder is de hulpverlening aan [minderjarige 1] komen te vervallen. Op dit moment verlenen de hulpverleners bijstand terwijl zij daar niet voor worden betaald. De GI hoopt dat op korte termijn met de gemeente overeenstemming kan worden bereikt. Het is ook juist dat er enige tijd geen contact is geweest tussen [minderjarige 1] en de vader.
Het is nu van groot belang dat er contact blijft tussen [minderjarige 1] en de vader. Dit contact vindt op dit moment begeleid plaats en de eventuele opbouw zal op korte termijn geëvalueerd worden. De GI vindt een NIFP-onderzoek vergaand en geeft de voorkeur aan KUK. De moeder wil hier echter niet aan meewerken, ondanks een aan haar gegeven schriftelijke aanwijzing.
7.4.
De raad kan de actie van de GI niet volgen om de moeder toestemming te geven [minderjarige 1] bij haar in te schrijven. Indien dit aan de raad gevraagd was, dan had de raad dat niet geadviseerd. Of de overschrijving op dit moment weer teruggedraaid moet worden is echter de vraag. Voor de raad springt er uit dat de moeder geen emotionele toestemming geeft aan de kinderen om bij de vader te mogen zijn. De ouders moeten in hun handelen overruled worden door de GI en hierin zou meer doortastendheid van de GI gewenst zijn. Hulpverlening vanuit KUK is op zichzelf passend, maar niet inzetbaar omdat de emotionele toestemming daarvoor van de moeder ontbreekt. Bovendien is een voorwaarde voor het kunnen deelnemen aan KUK dat er geen juridische procedures worden gevoerd, Het hof zou een nader onderzoek dienen te gelasten om beter inzicht in het opvoedhandelen van de ouders te krijgen en zodoende meer druk uit te kunnen oefenen op de ouders.
7.5.
Het hof overweegt als volgt.
7.5.1.
In de tussenbeschikking van 8 juli 2021 is met betrekking tot [minderjarige 2] al een beslissing genomen ten aanzien van de schoolkeuze en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof constateert voorts dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij de moeder tussen de ouders niet meer in discussie is.
Aan het hof ligt thans ter beslissing nog voor het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] . Het hof heeft de beslissing op deze verzoeken bij beschikking van 8 juli 2021 aangehouden, omdat het hof nader geïnformeerd wilde worden over de resultaten van de onderzoeken van [instantie 2] en [instantie 1] .
7.5.2.
Uit het verslag van [instantie 2] van 26 juli 2021, ondertekend door dr. [kinderneuroloog] , kinderneuroloog, blijkt dat er bij [minderjarige 1] sprake is van refractaire focale epilepsie. [minderjarige 1] heeft nog bijna dagelijks aanvallen, maar de duur van de aanvallen is korter geworden. [minderjarige 1] krijgt hiervoor medicatie. [minderjarige 1] heeft 24/7 toezicht nodig en dat zal volgens de arts waarschijnlijk niet veranderen. Voor de gedragsproblemen van [minderjarige 1] vindt een traject bij [instantie 1] plaats.
Uit het behandelplan van [instantie 1] van 20 juli 2021, ondertekend door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, blijkt dat er bij [minderjarige 1] een lichte verstandelijke beperking is geconstateerd. Voorts is sprake van een autismespectrumstoornis en van epilepsie en heeft [minderjarige 1] te maken met een negatieve invloed van de ouderlijke relatieproblemen. Het is volgens het behandelplan moeilijk te differentiëren wat psychiatrische problematiek is bij [minderjarige 1] , wat epilepsie is en wat neurologisch is bepaald. [minderjarige 1] functioneert op peuterniveau maar is ook in de prepuberteit, wat zijn aansturing ingewikkeld maakt. Het is van belang om per situatie te bekijken wat [minderjarige 1] zelf kan en waarvoor hij afhankelijk is van zijn omgeving. Eerder is ADHD vastgesteld, maar deze kenmerken komen naar het idee van [instantie 1] voort uit LVB, ASS en een sociaal-emotioneel zeer jong niveau. Het risico bestaat dat, omdat [minderjarige 1] zich regelmatig in een fantasiewereld bevindt, dit uiteindelijk zal leiden tot een psychotische ontwikkeling. [minderjarige 1] heeft behoefte aan structuur, voorspelbaarheid, een eenduidige aanpak en aansluiting bij zijn jonge niveau. Individuele psychiatrische behandeling voor [minderjarige 1] is momenteel niet geïndiceerd en overvragend. Het is van belang dat zijn omgeving wordt aangepast en aansluit bij zijn mogelijkheden en beperkingen. Het is wenselijk dat het psychiatrisch beeld wordt besproken met [instantie 3] en school/dagbesteding zodat zij zo goed mogelijk kunnen aansluiten bij [minderjarige 1] . Mogelijk kan op termijn in overleg met de neuroloog gekeken worden of medicatie helpend is.
7.5.3.
Hoewel voornoemde rapportages voornamelijk inzicht geven in de medische kant van de problematiek van [minderjarige 1] , komt onvoldoende concrete informatie naar voren op grond waarvan een verantwoorde en weloverwogen beslissing kan worden genomen over het hoofdverblijf en de verdeling van de zorgtaken. Daarbij speelt niet alleen de ernstige problematiek van [minderjarige 1] een rol maar ook de complexe problematiek die er tussen de ouders speelt en die op [minderjarige 1] invloed heeft, zoals [instantie 1] ook benoemt. Het hof heeft vragen over het welzijn van [minderjarige 1] , aangezien onvoldoende inzichtelijk is gemaakt door de ouders en de GI welke hulpverlening [minderjarige 1] gaat krijgen of krijgt (vanuit het PGB), naar welke school hij zal gaan en/of wat voor dagbesteding [minderjarige 1] zal krijgen. Het hof wil hierover een beter beeld krijgen. Hoewel het hof zich realiseert dat er een ondertoezichtstelling loopt ziet het hof ook dat er nog onvoldoende ontwikkeling rondom [minderjarige 1] is geborgd, terwijl de GI tot nog toe onvoldoende de regie heeft genomen. Zo heeft de GI volgens eigen zeggen aan de moeder wel een schriftelijke aanwijzing gegeven, hetgeen de moeder betwist, maar de GI heeft aan het niet opvolgen daarvan vervolgens geen gevolg gegeven. De GI heeft bovendien op verzoek van de moeder toestemming gegeven het inschrijfadres van [minderjarige 1] te veranderen van de vader naar de moeder, in strijd met de overwegingen van het hof, met als gevolg de door het hof verwachte problematiek omtrent de financiering van de hulpverlening. Dit was voor het hof nu juist één van de redenen om de beslissing op dit verzoek aan te houden. Ook is hangende de ondertoezichtstelling en na de overschrijving van [minderjarige 1] naar de moeder het contact tussen de vader en [minderjarige 1] gestopt, terwijl onvoldoende duidelijk is geworden welke omstandigheden daartoe aanleiding hebben gegeven.
De moeder verzoekt een wijziging van de eerder vastgelegde week-op-week-af-regeling terwijl het voor de vader niet duidelijk is wat op dit moment haalbaar is en in het belang van [minderjarige 1] . De vader sluit niet uit dat het hoofdverblijf bij moeder kan blijven, maar constateert dat ook niet duidelijk is of dat in het belang van [minderjarige 1] is. Bovendien is gebleken dat de GI althans de huidige hulpverlening het in het belang van [minderjarige 1] acht dat de persoon van de begeleider van [minderjarige 1] zowel bij de vader als de moeder dezelfde is, terwijl duidelijk is geworden dat de moeder zich daartegen verzet. Er zijn al met al veel zorgen over [minderjarige 1] , over het handelen van de moeder ten aanzien van het aangaan van hulpverlening en de mogelijkheden van beide ouders om in gezamenlijkheid het ouderschap vorm te geven. Ook zijn er zorgen over het welzijn van [minderjarige 2] in dit geheel, ook al is duidelijk dat er thans in dit hoger beroep rondom [minderjarige 2] geen geschil meer voorligt. De zorgen die het hof eerder heeft geuit, zijn er alles overziende dus zeker niet minder op geworden.
7.5.4.
Gelet op het voorgaande ziet het hof aanleiding om ten behoeve van [minderjarige 1] een bijzondere curator te benoemen om in kaart te brengen wat [minderjarige 1] nodig heeft aan concrete hulpverlening, op welke wijze zijn dagbesteding/onderwijs er dient uit te komen zien en wat dit betekent ten aanzien van de beslissing op het hoofdverblijf en de contactregeling tussen [minderjarige 1] en beide ouders én tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] heeft bijzondere zorg en aandacht nodig en het hof wenst dat, ook al is sprake van een ondertoezichtstelling, een onafhankelijke derde de belangen van [minderjarige 1] behartigt, waarbij aandacht zal moeten zijn voor de manier waarop de strijd tussen de ouders ook van invloed is op de problematiek van [minderjarige 1] . Er is sprake van een belangenstrijd tussen de ouders waardoor [minderjarige 1] klem zit, zodat het hof het aangewezen acht om ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige 1] in deze kwestie te behartigen. In het belang van [minderjarige 1] dient er op korte termijn meer concrete informatie te komen over voormelde aspecten, zodat zoveel mogelijk duidelijk wordt wat [minderjarige 1] van beide ouders nodig heeft. In afwachting van de rapportage van de bijzondere curator over [minderjarige 1] zal het verzoek van de vader tot het gelasten van een nader deskundigenonderzoek uitdrukkelijk worden aangehouden.
7.5.5.
Op grond van het voorgaande zal het hof, mevrouw mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, O2mediation, adres: [adres] , [postcode] [plaats] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] , website: [website] , benoemen als bijzondere curator. Mr. Van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius (hierna te noemen: de bijzondere curator) wordt verzocht de belangen van [minderjarige 1] in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte.
7.5.6.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl. Daarnaast acht het hof het van belang dat de bijzondere curator ervoor zorgt dat de belangen van [minderjarige 1] zo goed mogelijk worden belicht en dat [minderjarige 1] zich gehoord voelt.
7.5.7.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige 1] dat de bijzondere curator meer specifiek tracht inzicht te krijgen in de antwoorden op de volgende vragen:
  • welke vorm van hulpverlening is in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk en op welke wijze dient het onderwijs/dagbesteding van [minderjarige 1] vormgegeven te worden?
  • wat betekent dit voor de door het hof vast te stellen contactregeling en op welke wijze dient de contactregeling in het belang van [minderjarige 1] met de moeder, de vader en [minderjarige 2] te worden vastgesteld;
  • wat betekent het antwoord op de eerste vraag voor het vaststellen van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] ;
  • zijn er nog andere dingen die u als bijzondere curator van belang vindt om aan het hof te kenbaar te maken?
7.5.8.
Het hof verzoekt de bijzondere curator om, gelet op de verzoeken die aan het hof voorliggen, een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en vanuit het belang van [minderjarige 1] aan het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen over de contactregeling en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] .
7.5.9.
Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij onderzoek en rapportage het navolgende in acht zal nemen:
( i) het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
(ii) het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
(iii) in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
(iv) het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
( v) de rapporteur blijft binnen de grenzen van haar deskundigheid.
7.5.10.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van partijen de bijzondere curator van adres-, email- en/of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
7.5.11.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige 1] te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen de ouders zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
7.5.12.
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór
12 augustus 2022, of zoveel eerder als mogelijk,aan het hof te doen toekomen en partijen, de raad en de GI zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven.
7.5.13.
Gelet op de complexe materie merkt het hof met het oog op de van toepassing zijnde vergoedingsregeling inzake rechtsbijstand- en toevoegcriteria op dat de bijzondere curator in dit concrete geval aanspraak kan maken op de hogere vergoedingsregeling in de zin van art. 6 lid 2 van de Regeling toevoeging bijzondere curatoren, nu er sprake is van uiteenlopende belangen en complexe kind-eigen problematiek.
7.5.14.
Het hof realiseert zich dat deze beschikking langer op zich heeft laten wachten in verband met de wrakingsprocedure, zodat met het verstrijken van de tijd mogelijk sprake is van nadere ontwikkelingen sinds de mondelinge behandeling die het hof niet bij de beoordeling heeft kunnen betrekken. Het hof gaat er vanuit dat de bijzondere curator deze eventuele ontwikkelingen betrekt in het te geven advies.
7.5.15.
De voorlopige contactregeling tussen [minderjarige 1] en de vader, die is opgenomen in de tussenbeschikking, zal gelet op het voorgaande vooralsnog gehandhaafd worden, er vanuit gaande dat de GI uitvoering geeft aan die regeling op de wijze die voor [minderjarige 1] mogelijk is. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de GI waar nodig overlegt met de bijzondere curator.
7.5.16.
Het hof merkt tenslotte op dat tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd is dat er namens de ouders twee verschillende versies van het verslag van [instantie 1] zijn verstrekt. De moeder en de vader worden in de gelegenheid gesteld om in gezamenlijkheid, indien zij dat noodzakelijk achten, alsnog een definitief rapport over te leggen binnen de termijn van de aanhouding van deze zaak.
7.6.
Het hof zal iedere verdere beslissing in afwachting van de rapportage van de bijzondere curator aanhouden. Dat geldt eveneens voor het door de vader verzochte NIFP-onderzoek. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
benoemt mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, O2mediation, adres: [adres] , [postcode] [plaats] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] , website: [website] , tot bijzondere curator in de onderhavige procedure ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010 met de taakomschrijving als hiervoor beschreven;
verzoekt de advocaten van partijen de bijzondere curator per omgaande van adres-, email- en/of telefoongegevens van de ouders, alsmede van het BSN-nummer van [minderjarige 1] te voorzien;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator een afschrift van de beschikking krijgt;
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle door het hof relevant geachte stukken;
  • een afschrift van het verslag van de bijzondere curator aan partijen en de raad zal toezenden;
draagt de bijzondere curator op verslag uit te brengen
vóór 12 augustus 2022, of zoveel eerder als mogelijk;
bepaalt dat partijen, de raad en de GI tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren;
handhaaft de voorlopige contactregeling zoals vastgelegd in de eerdere tussenbeschikking van het hof, waarbij [minderjarige 1] om de week in het weekend van vrijdag tot zondag 09.00 uur bij de vader verblijft, en bepaalt dat de opbouw van het contact om te komen tot de uitvoering van deze regeling onder regie van de GI plaatsvindt op een wijze die de GI in het belang van [minderjarige 1] acht;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en
A.M. Bossink en is op 12 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.