In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van een man die verzoekt om een DNA-onderzoek om vast te stellen of hij de verwekker is van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2020. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.J. Köhlen, heeft in hoger beroep de eerdere beslissingen van de rechtbank aangevochten, waarin zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige was afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P.M.A. Laeyendecker, heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bevestiging van de eerdere beschikking.
Het hof heeft de mondelinge behandeling op 7 april 2022 gehouden, waarbij zowel de man als de moeder, alsook de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De moeder was echter afwezig. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende grond is om aan te nemen dat de man de verwekker van de minderjarige zou kunnen zijn, en heeft besloten een DNA-onderzoek te gelasten. Dit besluit is gebaseerd op de noodzaak om duidelijkheid te verkrijgen over het biologisch vaderschap, alvorens verder te kunnen oordelen over de erkenning en de belangen van de minderjarige en de moeder.
Het hof benoemt mevrouw dr. M. Hidding als deskundige voor het DNA-onderzoek en bepaalt dat de kosten van het onderzoek voorlopig worden gedeeld tussen de man en de moeder, waarbij het deel van de man ten laste van 's Rijks kas komt vanwege zijn aanvraag voor een toevoeging. De behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 19 augustus 2022, in afwachting van het deskundigenrapport. Het hof verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een nieuw onderzoek in te stellen, mocht uit het DNA-onderzoek blijken dat de man de verwekker is.