ECLI:NL:GHSHE:2022:1595

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
200.301.383_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot informatieverstrekking door de moeder aan de vader over de kinderen in het kader van ouderlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de informatieverplichting van de moeder jegens de vader met betrekking tot hun kinderen. De moeder had verzocht om te bepalen dat zij geen informatieverplichting zou hebben, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. Het hof oordeelde dat het van belang is dat de vader op de hoogte is van de dagelijkse gebeurtenissen in het leven van de kinderen, zodat hij beter kan aansluiten bij hun behoeften. De moeder is verplicht om deze informatie te verstrekken, ook al is er een jeugdbeschermer betrokken. Het hof benadrukte dat de informatieverplichting in het belang van de kinderen is en dat de moeder een proactieve houding moet aannemen in het informeren van de vader. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder bepaald dat de moeder de vader één keer per maand schriftelijk moest informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 mei 2021
Zaaknummer: 200.301.383/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/366540 FA RK 19-6501
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Yeral,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. S. Kandemir.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Het hof merkt als belanghebbende aan:
Jeugdbescherming West Regio Zuid-Holland Zuid,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de informatieverplichting van de vrouw en - opnieuw rechtdoende - te bepalen dat de moeder geen informatieverplichting zal hebben.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder, mr. Z. Yeral;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.3.1.
De moeder is niet tijdens de mondeling behandeling verschenen, de vader en zijn advocaat mr. S. Kandemir en de raad zijn, met bericht van verhindering, eveneens niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de brief van de advocaat van de vader van 12 april 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
3.2.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.3.
De kinderen wonen bij de moeder.
3.4.
Bij beschikking van 25 januari 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd tot 25 januari 2023.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de moeder de vader één keer per maand schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de kinderen, waarbij onder andere informatie wordt verstrekt over hun gezondheid en alle andere gewichtige zaken die zich met betrekking tot de (ontwikkeling van de) kinderen hebben voorgedaan en dat de moeder aan de vader eenmalig, uiterlijk een week voorafgaand aan het eerste contactmoment tussen de vader en de kinderen, een recente, goedgelijkende foto van beide kinderen toestuurt.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De moeder is van mening dat bij het vaststellen van voornoemde informatieregeling geen rekening is gehouden met het feit dat de vader als ouder met gezag zelf informatie over de kinderen kan opvragen bij instanties zoals de kinderopvang. Daarnaast vindt de moeder een informatieplicht overbodig, omdat er een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling betrokken is met wie de vader contact op kan nemen om informatie over de kinderen te krijgen.
3.8.
De GI voert - kort samengevat - het volgende aan. Nadat er een periode geen omgang heeft plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen, is er de afgelopen acht maanden gewerkt aan contactherstel. Hoewel de omgangsmomenten in het begin moeilijk tot stand kwamen, is de omgang de afgelopen drie tot vier maanden goed verlopen. De vader heeft momenteel anderhalf uur per week omgang met de kinderen onder begeleiding van [instantie] . Tijdens deze omgangsmomenten is gebleken dat de opvoedvaardigheden van de vader toereikend zijn om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben, dat de vader open staat voor feedback en dat de kinderen gek op hem zijn. Zowel de vader als de kinderen zijn toe aan uitbreiding van het contact en de komende periode zullen er op dit vlak stappen genomen worden. Het is daarbij belangrijk dat de moeder als verzorgende ouder informatie verstrekt aan de vader over de dingen die er in het dagelijks leven van de kinderen plaatsvinden, zodat de vader beter kan aansluiten bij de behoeften van de kinderen. De GI heeft uitgebreid aan de moeder uitgelegd wat de informatieverplichting inhoudt en heeft meerdere gesprekken met de moeder gevoerd over het belang van de informatieregeling voor de kinderen.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Op grond van artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere omvattende wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd.
3.9.2.
Hoewel het hof er begrip voor heeft dat de moeder afhoudend is in het contact met de vader vanwege gebeurtenissen die zich in het verleden op partnerniveau tussen partijen hebben voorgedaan, onderschrijft het hof dat de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling in het belang van de kinderen is. De moeder wil dat de vader zelf informatie over de kinderen opvraagt bij instanties. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader dat ook doet. Voor een goed contact tussen de vader en de kinderen is het echter van belang dat de vader ook op de hoogte is van de dagelijkse gebeurtenissen in het leven van de kinderen. Op deze manier kan hij tijdens de omgangsmomenten met de kinderen zo goed mogelijk aansluiten bij wat de kinderen nodig hebben. Voorts heeft de moeder niet gesteld, en is ook geenszins gebleken, dat de informatieregeling in dit geval niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het is de wettelijke plicht van de moeder om deze informatie aan de vader te verstrekken. Het hof wijst daarbij tevens op artikel 1:247 lid 3 BW dat de ouder verplicht om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. Het verschaffen van informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen draagt daaraan bij. Het hof verwacht daarbij van de moeder een proactieve houding, omdat het niet de bedoeling is dat de GI deze informatieverschaffing op zich neemt. Bovendien wordt het informeren en raadplegen van de andere ouder ook van de moeder verwacht als er in de toekomst geen ondertoezichtstelling meer zal zijn. Indien de moeder moeite heeft met het uitoefenen van haar informatieplicht, kan zij daarbij wel hulp vragen aan de GI.
Tot slot wijst het hof de moeder er op dat de rechter op grond van artikel 1:253a lid 5 BW bij niet nakoming van de informatieplicht ambtshalve een dwangsom kan opleggen. Het hof vertrouwt er op dat dit vooralsnog niet nodig zal zijn.
De slotsom
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de moeder om alsnog te bepalen dat de moeder geen informatieverplichting zal hebben afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 juli 2021 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, A.M. Bossink en M.I. Peereboom-Van Drunick en is op 19 mei 2022 uitgesproken in het openbaar door
mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier.