ECLI:NL:GHSHE:2022:165

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
200.268.055_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en extinctieve verjaring met betrekking tot manipulatie van bewijsstukken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, staat de erfdienstbaarheid centraal, met een specifiek beroep op extinctieve verjaring. De zaak betreft een geschil tussen een appellante en twee geïntimeerden over de aanvang van het gebruik van de erfdienstbaarheid en de vraag of er manipulatie heeft plaatsgevonden van een belangrijke brief die door de appellante is verzonden. De appellante heeft in eerdere procedures grieven ingediend, waarvan enkele zijn verworpen. Het hof heeft in een tussenarrest van 27 juli 2021 besloten dat er deskundigenonderzoek nodig is om de authenticiteit van de brief van 5 december 2011 vast te stellen. De appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een deskundige, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De geïntimeerde heeft een deskundige voorgesteld die in staat is om zowel handschriftonderzoek als digitaal onderzoek uit te voeren. Het hof heeft vervolgens de heer W.C. de Jong benoemd als deskundige en heeft de procedure voortgezet. De uitspraak van het hof bevat richtlijnen voor het deskundigenonderzoek en de verdere procesgang, waarbij de appellante verantwoordelijk is voor de kosten van het onderzoek. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht, dat bepalend zal zijn voor de verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.268.055/01
arrest van 25 januari 2022
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
verder: [appellante] ,
advocaat: mr. J.J.M.C. Huppertz te Maastricht,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,2. [geïntimeerde 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerden,
verder in mannelijk enkelvoud: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. N.P.H. Vissers te Leusden,
als vervolg op de tussenarresten van dit hof van 10 december 2019 en 27 juli 2021 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer/rolnummer C/03/234760 / HA ZA 17-219 tussen partijen gewezen vonnissen van 1 augustus 2018 en 10 juli 2019.

8.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 27 juli 2021;
  • de akte van [appellante] van 21 september 2012 met twee producties;
  • de akte van [geïntimeerde] van 21 september 2021 met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd.

9.De verdere beoordeling

Het tussenarrest van 27 juli 2021
9.1
Bij tussenarrest van 27 juli 2021 heeft het hof de grieven I, II en VI van [appellante] verworpen. Bij de bespreking van grief III, over de brief van [appellante] van 5 december 2011, heeft het hof het aangewezen geacht om eerst uitsluitsel te verkrijgen over die brief door een deskundige het originele exemplaar ervan dat [geïntimeerde] heeft op authenticiteit te laten onderzoeken. Het hof heeft tevens vermeld dat van [appellante] wordt verwacht dat zij een digitale kopie van het originele Word-bestand (geen PDF e.d.) van haar brief van 5 december 2011 aan de deskundige zal doen toekomen, zodat deze kan vaststellen of dit bestand al dan niet later is gewijzigd (r.o. 6.23). Het hof heeft vermeld voornemens te zijn één deskundige te benoemen ter beantwoording van de vraag of het originele exemplaar van de brief van [appellante] van 5 december 2011 authentiek is en niet na ontvangst ervan gemanipuleerd door de vervanging van het jaartal 1993 door 2003. Tevens zou de deskundige worden gevraagd vast te stellen of het Word-bestand van de brief dat hem door [appellante] zal worden verstrekt al dan niet later is gewijzigd (r.o. 6.24). Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld bij akte op dit voornemen te reageren en - bij voorkeur eensluidend - een deskundige voor te stellen.
De reacties van partijen
9.2
[appellante] heeft in haar akte verzocht de voorgenomen benoeming van een deskundige in heroverweging te nemen. Daartoe voert zij aan dat zij in algemene zin heeft uitgelegd dat niet standaard kan worden aangenomen dat een scan of een kopie van een brief origineel is, dat [geïntimeerde] eerst bij memorie van antwoord heeft laten weten dat hij over het origineel van de door hem ontvangen brief beschikt, dat zij niet in staat is eventuele aanvullende kosten van deze procedure te betalen en dat zij niet over een digitale kopie van het Word-bestand van de brief beschikt.
9.3
[geïntimeerde] heeft in zijn akte naar voren gebracht dat voor de beantwoording van de voorgenomen vragen twee deskundigheden zijn vereist: op het gebied van handschriftonderzoek en op het gebied van digitaal onderzoek. Deze deskundigheden zijn volgens hem te vinden bij Justio BV, die hij als deskundige voorstelt. Over de vraagstelling heeft hij geen opmerkingen. Wat de brief zelf betreft heeft [geïntimeerde] laten weten dat er twee authentieke exemplaren zijn, een aangetekend verzonden en een per gewone post verzonden, die beide voor onderzoek beschikbaar zijn.
Verdere gang van zaken
9.4
Het hof zal het verzoek van [appellante] tot heroverweging niet inwilligen. Haar opmerkingen over het manipuleren van brieven in de memorie van grieven, aangehaald in rechtsoverweging 6.22 van het tussenarrest van 27 juli 2021, kunnen in de context ervan redelijkerwijze niet anders worden opgevat dan als een beschuldiging aan het adres van [geïntimeerde] dat hij zich van dergelijke technieken heeft bediend. Dat [geïntimeerde] zijn mededeling over de originele brief eerder had kunnen en moeten doen, is door [appellante] niet onderbouwd. In deze procedure is discussie ontstaan over de brief van 5 december 2011 waardoor een onderzoek door een deskundige noodzakelijk is gebleken. Wanneer [appellante] de (verdere) kosten van de procedure die zij zelf tegen [geïntimeerde] aanhangig heeft gemaakt niet kan opbrengen, is dat niet een omstandigheid die de noodzaak van het onderzoek wegneemt of anderszins tot een andere beslissing leidt. Wanneer [appellante] niet in staat is de door het hof gewenste ‘digitale kopie van het originele Word-bestand (geen PDF e.d.) van haar brief van 5 december 2011’ aan de deskundige ter beschikking te stellen, vervalt de onderzoeksvraag die daarop betrekking heeft. De producties die [appellante] bij haar akte heeft overgelegd, kunnen vanzelfsprekend niet als vervanging daarvan worden beschouwd. De consequenties van het niet beschikbaar komen van de digitale kopie van het originele Word-bestand zullen in een later stadium aan de orde komen.
9.5
[appellante] heeft zich niet uitgelaten over de voorgenomen vraagstelling met betrekking tot het originele exemplaar van de brief en [geïntimeerde] heeft geen bezwaar. Het hof zal deze voorleggen aan de te benoemen deskundige. Nu partijen voor de te benoemen deskundige geen eensluidend voorstel hebben gedaan, heeft het hof zelf een deskundige benaderd en de heer W.C. de Jong van Niehoff & De Jong, Forensisch Schriftonderzoek, te [plaats] bereid gevonden het onderzoek uit te voeren.
9.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

10.De uitspraak

Het hof:
10.1
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de volgende vragen:
Kunt u vaststellen of de twee originele exemplaren van de brief van [appellante] van 5 december 2011 authentiek zijn en niet na ontvangst ervan gemanipuleerd door de vervanging van het jaartal 1993 door 2003?
Wat acht u verder van belang om op te merken?
10.2
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer W.C. de Jong
Niehoff & De Jong, Forensisch Schriftonderzoek
[adres] , [postcode] [plaats]
telefoon: [telefoonnummer]
e-mail: [e-mailadres] ;
10.3
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
10.4
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
10.5
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.815,- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat partij [appellante] genoemd voorschot van € 1.815,- inclusief btw zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
10.6
benoemt mr. L.S. Frakes tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
10.7
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 24 mei 2022 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellante] ;
10.8
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, J.H.M. van Erp en B.A. Meulenbroek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 januari 2022.
griffier rolraadsheer