ECLI:NL:GHSHE:2022:1718

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
20-001297-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld en afpersing van een telefoon en tas

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van straatroof en afpersing van een telefoon en tas van een slachtoffer op 21 februari 2020 te Roosendaal. De verdachte en een medeverdachte hebben het slachtoffer, een 15-jarig meisje, van haar fiets geduwd en haar gedwongen haar telefoon en toegangscode af te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte de straatroof heeft gepleegd, waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft ontkend schuldig te zijn, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-communicatie tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en 40 dagen jeugddetentie, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 21 dagen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.250,00 aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001297-21
Uitspraak : 25 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 mei 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-215993-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de bewijsmiddelen.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit en gelet hierop verzocht dat hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2020 te Roosendaal, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, te weten de Cinnaberdijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een telefoon (iPhone 7), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een tas inclusief inhoud, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de fiets van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] van de fiets heeft geduwd en/of die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Telefoon, telefoon nu nu. Code code code", althans woorden en/of daden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 februari 2020 te Roosendaal, op de openbare weg, te weten de Cinnaberdijk, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van enig goed, te weten een telefoon (iPhone 7), toebehorende aan die [slachtoffer] ,
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas inclusief inhoud, toebehorende aan die [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, de fiets van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en die [slachtoffer] van de fiets heeft geduwd en die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd "Telefoon, telefoon nu nu. Code code code".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2020 (dossierpagina’s 21-23), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

Ik doe aangifte van het incident dat heeft plaatsgevonden op vrijdag 21 februari 2020 om
15:37 uur aan de Cinnaberdijk te Roosendaal. (...) Op vrijdag 21 februari 2020 (...) reed ik
op fietspad (...) in Roosendaal ter hoogte van de kruising Cinnaberdijk. (...) Ik zag toen
twee jongens op een bankje zitten (...).
Ik zag dat deze jongens van de bank afkwamen en naar mij toe renden. Ik zag dat jongen 1 de voorkant van mijn fiets vastpakte en ik voelde en zag dat jongen 2 mij van mijn fiets
afduwde waardoor ik in de bosjes viel. Ik voelde hierna pijn in mijn rug en heb schrammen
op mijn rug overgehouden aan de val. Jongen 2 riep tegen mij dat ik mijn telefoon moest afgeven, wat ik ook deed. (...) Hierna toetsten ze de code in (het hof begrijpt: van de iPhone van aangeefster) om te kijken of deze klopte. Jongen 1 pakte mijn schooltas af en nam deze weg. (...)
Bijlage goederen.
Object: Communicatieap (Telefoon) Merk/type: Apple iPhone 7 (...).

2. Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 21 februari 2020 (dossierpagina’s 24-27, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

(p. 25)
V: Kunt u nog één keer het verhaal vertellen wat er precies is gebeurd en graag zo
gedetailleerd mogelijk?
A: (...) Ik fietste naar huis ik zag twee jongens op een bankje zitten met capuchons over hun
hoofd. Toen zij mij zagen zag ik dat één van de twee jongens zich omdraaide en zijn capuchon nog extra aantrok waardoor hij verder dicht ging. Op die capuchon zat een bontkraag en die jas was (...) blauw of zwart (...). Toen ging het heel snel want er stond er één voor mijn fiets en de andere duwde mij en toen lag ik in de bosjes. Toen begon de jongen met de bontkraag tegen mij te roepen dat ik mijn telefoon moest geven. Toen gaf ik mijn telefoon en toen zeiden ze dat ik mijn code moest geven (...). Toen rende die met de bontkraag weg. Die andere jongen bleef nog bij mij. Die pakte vervolgens mijn tas (...).
(...)
V: Hoe was de rol verdeling tussen de twee verdachten?
A: Ik denk dat die met de bontkraag het meeste deed. Want die sprak tegen mij. Hij heeft mijn telefoon gepakt en die ander heeft alleen mijn tas gepakt.
V: Wie van de twee verdachten voerde het woord?
A: Die met de bontkraag. Dat is ook die mij van mijn fiets heeft afgeduwd en de andere ging voor mijn fiets staan.
V: Wat hebben deze verdachten precies allemaal gezegd tegen jou of tegen elkaar?
A: Tegen elkaar niks. Tegen mij zei die met die bontkraag: ’’Telefoon Telefoon nu nu. Code code code” of woorden van gelijke strekking. Dat hoorde ik hem zeggen nadat hij mij in de bosjes had geduwd.
(p. 26)
V: Hoe zijn ze aan uw telefoon gekomen?
A: Ik heb hem gegeven toen ze daar om vroegen. (...)
V: Welke verdachte heeft uw telefoon meegenomen?
A: Met de bontkraag
V: Welke verdachte heeft uw tas meegenomen?
A: die zonder bontkraag
V: Wat zat er allemaal in deze tas?
A: Schoolboeken, mijn laptop, etui en een stuk van mijn fiets want dat was eraf gevallen.
(...)
V: Hoe kwam u er achter dat uw telefoon werd aangeboden op Marktplaats?
A: Mijn moeder zag het op Marktplaats. (...) Ik herkende mijn telefoon op Marktplaats aan
de krassen die erop zaten. Want in de linkerhoek bovenin is het scherm van mijn telefoon
kapot. En aan de linker zijkant zit er een streep naar beneden van het scherm.
(p. 27)
(...)
V: Onder welke naam werd uw telefoon op Marktplaats aangeboden?
A: [medeverdachte] iets met [medeverdachte] (...)
V: Sinds wanneer werd deze telefoon op Marktplaats aangeboden?
A: De dag nadat het is gebeurd. Afgelopen zaterdag stond hij op Marktplaats
V: Wie heeft er contact opgenomen met de aanbieder van deze telefoon?
A: Ja mijn neef, [betrokkene 1] (...)
V: Hoe is dit contact gemaakt met deze aanbieder? (...)
O: Opmerking vader aangever: Via Marktplaats zelf zijn er berichten gestuurd er was geen
telefoonnummer of e-mail adres bij de advertentie.
V: Wat is er volgens u afgesproken met deze aanbieder?
A: (...) Ik weet alleen dat ze bij de [restaurant] hebben afgesproken om daar de telefoon te
kopen.

3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 24 februari 2020 (dossierpagina’s 100-107) voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :

(p. 103)
O: We hebben jouw telefoon uit de fouillering gehaald. Deze telefoon hebben we in beslag genomen.
V: Wie maken er gebruik van jou mobiele telefoon?
A: Niemand, alleen ik.
(p. 105)
V: Wat voor een telefoon (merk/type) wilde je verkopen?
A: iPhone 7.

4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 25 februari 2020, dossierpagina’s 108-120), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :

(p. 109)
V: Wat voor telefoon heb jij zelf, merk, type, kleur, bijzonderheden?
A: Een Nokia, een zwarte (…).
V: Had jij deze telefoon bij je toen jij gisteren werd aangehouden?
A: Ja.
(p. 112)
V: Hoe wilde jij deze telefoon (het hof begrijpt: de iPhone 7) verkopen?
A: Gewoon via Marktplaats.
V: Wiens idee was het om deze te verkopen?
A: Mijn idee.
(...)
V: (...) Kan het zijn dat het ‘ [medeverdachte] ’ is die naam?
A: Ja, klopt want dat leek op mijn naam. (...)
V: Wie maken er nog meer gebruik van dit Marktplaats-account?
A: Ik weet dat die op een ander apparaat staat. Ik weet niet van wie. Ik heb die aan een vriend gegeven.
V: Aan wie?
(p. 112)
A: Zeg ik niet
V: [verdachte]
A: Ik zeg niks
V: Wiens idee was het om Marktplaats-account te maken?
A: Samen.
(...)
V: Wie is de persoon met de naam [verdachte] in jouw telefoon? (...) Dus het is een vriend?
A: Ja.
V: Waarom ontvang jij op 23 februari een berichtje van [verdachte] op WhatsApp met daarbij een filmpje dat de iPhone gereset is?
A: (...) Volgens mij was het een filmpje om ‘m op Marktplaats te zetten. (...)
(p. 117)
V: [verdachte] en [verdachte] lijkt wel op elkaar?
(...)
V: Klopt het dat hij een goede vriend is van jou?
A: Ja.

5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2020 (dossierpagina’s 70-71), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] alsmede de verklaring van [betrokkene 2] :

Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, heb op 25 februari 2020 omstreeks 10:45 telefonisch contact gehad met de moeder van [medeverdachte] (
hof: [medeverdachte]) genaamd [betrokkene 2] . Dit omdat zij gisteren aan de collega’s welke de aanhouding van haar zoon deden had gevraagd of er nog een andere jongen bij was. Ik vroeg vandaag telefonisch aan haar welke jongen zij daarmee bedoelde. Vervolgens verklaarde zij het volgende aan mij:
Mijn zoon gaat veel om met een jongen die [verdachte] (
hof: verdachte [verdachte]) heet en hij woont op [adres 1] .

6. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 februari 2020 (dossierpagina’s 28-32), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :

(p. 29)
O: Ik heb van u begrepen dat u gisteren een goed gesprek heeft gehad met uw zoon [medeverdachte] (
hof: [medeverdachte]).
V: Wat heeft hij toen aan u verklaard over de heling dan wel de diefstal met geweld?
A: Hij heeft gezegd dat hij erbij was tijdens de diefstal met geweld en dat [verdachte] (
hof: verdachte [verdachte]) het meisje geduwd heeft en haar telefoon heeft afgepakt. Dat zij samen, [verdachte] en mijn zoon, die Marktplaats-advertentie hebben gemaakt. Ik had nog aan hem gevraagd of hij op een afstand stond maar hij zei dat hij er dicht bij stond maar het meisje niet had aangeraakt.
(...)
V: Met hoeveel personen was uw zoon samen tijdens deze diefstal met geweld?
A: Met z’n tweeën, hij en nog een,
V: Welke personen waren dit?
A: [verdachte] van [adres 1] .
(...).
V: Wat was de rol van [verdachte] tijdens deze diefstal met geweld?
A: Hij zou het meisje geduwd hebben en haar telefoon hebben afgepakt.
(p. 30)
V: Wie was er na deze diefstal met geweld in het bezit van de gestolen telefoon?
A: [medeverdachte] zegt [verdachte] (...) volgens mij heeft [verdachte] een filmpje van de gestolen telefoon gestuurd naar [medeverdachte] (...)
V: Hoe weet u dat van dat filmpje?
A: [medeverdachte] vertelde zelf tegen mij dat er een filmpje op zijn telefoon stond welke [verdachte] naar hem gestuurd had.
V: Met wie is uw zoon samen op maandag 24 februari 2020 naar de [restaurant] gegaan?
(...)
A: Ik ga ervan uit dat het samen met [verdachte] was. Met wie anders.

7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2022 (dossierpagina 83), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :

Voorafgaand aan het verhoor van de verdachte (
het hof begrijpt: [medeverdachte]) zat ik samen met de verdachte en zijn advocaat in de verhoorruimte. Ik had de verdachte medegedeeld dat ik zijn moeder kort daarvoor had gehoord als getuige op woensdag 26 februari 2020, en dat zij had verteld dat hij gisteren aan haar had bekend.
Ik hoorde de verdachte toen zeggen: “Heeft mijn moeder anoniem verklaard”?
Ik heb toen tegen hem gezegd dat zijn moeder niet anoniem een verklaring had afgelegd.
Ik zag dat de verdachte met zijn hoofd schudden toen hij dit hoorde. Ik hoorde de verdachte vervolgens zeggen: “Dat is niet handig. Ik had haar nog aangeraden om anoniem te verklaren. Ik ga geen naam noemen. En dat had ik ook aan haar geadviseerd”.

8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 26 februari 2020, dossierpagina’s 124-131), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :

(p. 125)
V: Wat wil je zelf nu verklaren nu je weet dat je moeder een getuigenverklaring heeft afgelegd over de diefstal met geweld?
A: Ja gewoon exact hetzelfde als haar.
V: Vertel gewoon wat jij nu wilt verklaren?
A: (...) Ik ben er wel bij geweest. Ik heb dat wel gedaan.
V: Wat bedoel je daarmee? Waar ben je wel bij geweest?
A: Bij de beroving?
(...)
V: Met hoeveel personen was jij aanwezig met die beroving?
A: In totaal twee.
V: Dus begrijp ik het goed dat jij samen met 1 andere persoon de beroving hebt gepleegd?
A: Ja.
(p. 126)
O: Je moeder heeft verklaard dat jij gisteren tegen haar hebt bekend dat jij bij de overval aanwezig was en dat [verdachte] (hof: [verdachte] ) de andere persoon is en dat [verdachte] op [adres 1] woont.
(...)
A: Ze heeft zelf die link gelegd denk ik.
O: Maar ik heb meerdere keren specifiek aan je moeder gevraagd met wie jij dit gedaan hebt. Jouw moeder heeft specifiek verklaard dat jij meerdere keren tegen haar gezegd had dat jij met [verdachte] was.
V: Wat kan jij daarover verklaren?
(...)
A: Ik heb geen namen genoemd.
V: Maar zeg je dan nu dat je moeder liegt tegen mij?
A: Nee dat niet maar ik heb die naam niet gezegd en dat ze die link legt omdat zij weet met wie ik om ga.
O: Je moeder heeft letterlijk het volgende verklaard: “Hij heeft gezegd dat hij erbij was tijdens de diefstal met geweld en dat [verdachte] het meisje geduwd heeft en haar telefoon heeft afgepakt. Dat zij samen, [verdachte] en mijn zoon, die Marktplaats-advertentie hebben gemaakt.”
(...)
V: Hoe weet je moeder dan dat jij met [verdachte] was.
A: Gewoon omdat ik altijd met hem ben. Ik ga voor de rest met niemand om vanuit mijn wijk.
(p. 127)
V: Wie heeft de tas van het meisje gepakt en meegenomen?
A: Dat heb ik gedaan
(p. 128)
V: Met wie ben jij naar de [restaurant] gegaan?
A: Met een vriend van mij (...)
(p. 129)
V: Wanneer heb jij nou de telefoon in handen gekregen voorafgaand aan de verkoop?
A: Op de dag van de verkoop (...).
V: Dus als ik het goed begrijp heeft je moeder niet gelogen over de naam [verdachte] ?
A: Ik heb niet gezegd wie het is maar ik heb wel gezegd je weet waarschijnlijk wel wie het is.
V: En omdat jij altijd met [verdachte] omgaat denkt zij dat [verdachte] het is?
A: Ja.

9. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 juli 2020 met fotobijlage (dossierpagina’s 139-153) voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

(p. 142)
V: Heb je nog bijnamen? Daarmee bedoel ik hoe je vrienden je noemen.
A: Ja ik heb wel bijnamen.
V: En wat zijn die?
A: Ze noemen mij ook weleens [verdachte] .
(...)
V: Waar woon je?
A: [adres 1] .
(p. 145)
V: Wat zegt de naam [medeverdachte] jou?
A: Dat is een vriend van mij. (...)
V: Wij hebben de camerabeelden van de [restaurant] aan [adres 2] van
maandag 24 februari 2020 opgevraagd en zien dat jij daar op een gegeven moment met [medeverdachte]
het [restaurant] filiaal binnen gaat. Waarom waren jullie daar?
A: (...) Ik ben met hem meegegaan.
(p. 146)
V: Wat zouden jullie daar precies bij de [restaurant] doen?
A: (...) we waren daar aan het wachten op die koper. (...)
V: Met wie hadden jullie daar bij de [restaurant] afgesproken?
A: Met de koper (...).
V: Wat voor telefoon zouden jullie daar verkopen?
A: Die (...) iPhone die ik heb gereset voor [medeverdachte] . (...)
V: Door de politiemensen die [medeverdachte] hebben aangehouden is verklaard dat een Marokkaans uitziende jongen bij de aanhouding van [medeverdachte] had gevraagd wat ze aan het doen waren. Deze persoon droeg een blauw met wit jack en reed op een zilverkleurige scooter. Klopt het dat jij dit was?
A: Ja.
(p. 147)
V: Door de moeder van [medeverdachte] is verklaard dat [medeverdachte] tegen haar gezegd heeft dat jij en [medeverdachte] een
Marktplaats advertentie hadden gemaakt voor het verkopen van een telefoon. Wat kan je
daarover verklaren?
A: Ja, dat klopt wel.. (...)
V: Zij verklaarde ook dat [medeverdachte] had gezegd dat [verdachte] ook op zijn adres had ingelogd op
het Marktplaats account. Wat kan je daarover zeggen?
A: Ja, [medeverdachte] heeft ingelogd op zijn account toen hij bij mij voor de deur kwam.
(p. 148)
V: Op die telefoon van [medeverdachte] is een Whatsappgesprek gevonden tussen [medeverdachte] en een persoon
met het eerder genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1] die ‘ [verdachte] ’ is genaamd. Wij
denken dat jij dat bent. Wat kan je daarover verklaren?
A: (...) Ik denk dat ik dat wel ben. (...)
V: Deze ‘ [verdachte] ’ stuurt op zondag 23 februari 2020, een dag voor de verkoop bij de
[restaurant] , via Whatsapp (foto 1 en 2/ hof:
p. 151 en 152)een videofilmpje naar [medeverdachte] met daarop een geresette zwarte iPhone 7 te zien. Ook stuurt ‘ [verdachte] ’ onder meer de tekst ‘Hij is ready voor verkoop’?
A: Ja, dat ben ik. Dat klopt wel.
V: Daarin staat ook ‘ik zeg tegen hem vanavond aii’? Wat kan je daarover zeggen?
A: Dan heb ik dus wel contact met de verkoper. Maar dat was niet met mijn eigen account
van marktplaats.
V: Van wie dan wel?
A: Die van [medeverdachte] .
V: De volgende dag, op de dag van de verkoop, stuurt ‘ [verdachte] ’ via Whatsapp naar [medeverdachte] de
tekst (foto 3/
hof: p. 153)‘Maak je klaar over 1 uur gaan we [restaurant] ’. Waarop [medeverdachte] antwoordt met ‘we gaan
13:00’ en ‘ [verdachte] ’ met ‘ja dus prepare wat je gaat zegge etc’. [medeverdachte] antwoord weer met de
tekst ‘Asahbi jij wilt echt echt Tijd hebben. Maar is slim. Beter teveel tijd dan te weinig’.
Wat kun je daarover zeggen?
A: Ja, dat heb ik gestuurd.

10. Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris op 22 december 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] :

U vraagt mij of ik me kan herinneren dat ik op 26 februari 2020 ben gehoord door de politie.
Dat klopt. (..) Ik heb daar open en vrij kunnen vertellen wat ik van mijn zoon had gehoord.
(p. 2)
[medeverdachte] heeft nooit de naam [verdachte] genoemd, maar [verdachte] is de enige met wie hij omging. Voor mij is het vrij duidelijk dat de andere persoon [verdachte] is geweest.
(...)
U houdt mij voor dat ik in mijn verklaring heb verteld dat [medeverdachte] tegen mij had gezegd dat
[verdachte] de telefoon had. Ik heb die naam zelf ingevuld. Voor mij was het duidelijk dat het
[verdachte] was. [medeverdachte] zei het tussen de regels door, maar hij heeft nooit specifiek de naam
[verdachte] genoemd. Waar ik in mijn verklaring over [verdachte] als de tweede persoon spreek,
is strikt genomen een invulling van mij, omdat het gewoon niet anders kan dan dat dat
[verdachte] is geweest.

11. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2020, met bijlagen (dossierpagina’s 43-52), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :

Ik, verbalisant, [verbalisant 2] , brigadier werkzaam bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Naar aanleiding van een aangifte van een diefstal met geweld in vereniging, dan wel een afpersing van een telefoon, merk Apple iPhone en een schooltas, gepleegd op vrijdag 21 februari 2020, (...) te Roosendaal, (...) ter hoogte van de Cinnaberdijk nam ik op zaterdag 22 februari 2020 met de vader van het slachtoffer contact op. Deze was genaamd [betrokkene 3] . Ik vroeg hem naar het IMEI-nummer van de gestolen telefoon. Hij deelde mij mede dat het IMEI-nummer was: [IMEI nummer] (...). Op zondag 23 februari 2020, omstreeks 14:16 uur kreeg ik een WhatsApp-bericht binnen van de vader van [slachtoffer] , genaamd [betrokkene 3] . In dit bericht deelde de vader van [slachtoffer] mij mede dat [slachtoffer] haar telefoon had zien staan op Marktplaats. (..)
Vervolgens werd er door mij op Marktplaats gekeken, en zag ik dat er een Apple iPhone 7 met 128 GB werd aangeboden op Marktplaats door een persoon genaamd [medeverdachte] uit Roosendaal. (...) Uit het profiel van [medeverdachte] bleek dat hij sinds 2 weken actief was op Marktplaats en dat men op de telefoon kon bieden vanaf het bedrag van 180 euro. De advertentie was geplaatst sinds 22 februari 2020 om 15:29 uur. Dit is 24 uur na de diefstal van de telefoon. (...). [slachtoffer] herkende haar telefoon aan een kleine beschadiging in de linkerbovenhoek, en een kleine verticale kras langs de uiterste linkerzijde van de telefoon.
(p. 44)
Zij gaf aan dat dat de telefoon was waarvan zij op 21 februari 2020 was beroofd. Dit met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.

12. Het proces-verbaal ven bevindingen d.d. 24 februari 2020 (dossierpagina’s 53-54), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 24 februari 2020 was ik belast met het onderzoek Basmati , diefstal met geweld van een mobiele telefoon (...). Vanuit de overdracht van het voorgaande weekend kreeg ik de opdracht om een koop van de gestolen mobiele telefoon te begeleiden. (..)
Vader (het hof begrijpt: de vader van aangeefster [slachtoffer] ) heeft vervolgens een afspraak gemaakt met de verkoper genaamd [medeverdachte] . De afspraak was dat vader [medeverdachte] zou treffen op/nabij het terrein van de [restaurant] te Roosendaal, vestiging langs de A58, alwaar daar een eventuele verkoop zou kunnen plaats gaan vinden. Vader heeft deze informatie gedeeld met de politie. Vader gaf tevens aan dat hij niet zelf naar de [restaurant] wilde gaan maar dat een familielid van hem, genaamd [betrokkene 1] en een vriend van [betrokkene 1] , de koop zouden gaan doen. Die vriend was genaamd [betrokkene 4] . (...)
Toen [betrokkene 4] en ik het terrein van de genoemde [restaurant] opreden zag ik gelijk een jongen staan die voldeed aan het genoemde signalement. [betrokkene 4] en ik zijn naar die jongen toegelopen. (...) [betrokkene 4] sprak de jongen aan en hij kreeg de aangeboden mobiele telefoon in zijn handen. Ik keek mee en zag aan de beschadigingen dat het de telefoon was die was weggenomen zoals beschreven in de aangifte. Hierop heb ik mij gelegitimeerd als politie en heb de verdachte aangehouden (...) en ik heb de mobiele telefoon in beslag genomen. Mijn collega's [verbalisant 4] en [verbalisant 5] kwamen direct bij de verdachte en collega [verbalisant 4] heeft direct de mobiele telefoon nader bekeken en zag in de sim-tray het IMEI-nummer staan behorende bij de weggenomen mobiele telefoon.
(p. 54)
Verdachte: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te Roosendaal.

13. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2020 (dossierpagina 56), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :

Op 24 februari 2020 ontving ik van collega [verbalisant 5] een Apple iPhone 7 (A1778) met het verzoek te checken of het IMEI-nummer van dit toestel overeen komt met het in de aangifte genoemde IMEI-nummer [IMEI nummer] .
Door mij is het toestel bekeken en ik zag dat op de sim-tray het volgende IMEI-nummer gedrukt stond: [IMEI nummer] .
Het IMEI-nummer in de aangifte blijkt dus overeen te komen met het aangetroffen IMEI-nummer op de sim-tray van het mij aangeboden toestel.

14. Het proces-verbaal van bevindingen veiligstellen digitale gegevens Nokia 6 d.d. 25 februari 2020 (dossierpagina’s 74-75), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :

Op 25 februari 2020 werd bij de Digitale Recherche De Markiezaten onderstaand goed voor
onderzoek aangeboden:
Beschrijving goed:
Beslagnummer: 2163289
Goednummer: 20-1024-001 (UL) (UF) (XL) (XPh)
Soort: Smartphone
Merk en type: Nokia 6 (TA-1033)
IMEI-nummer: [IMEI nummer 2] (...)
Handmatig onderzoek in WhatsApp
Door mij werd op verzoek van het onderzoeksteam handmatig naar chatgeschiedenis gekeken vanaf 21 februari 2020.
Door mij werd een chatcommunicatie aangetroffen in WhatsApp met een persoon ingevoerd onder de naam “ [verdachte] ” met bijbehorend telefoonnummer + [telefoonnummer 1] .
In deze chatcommunicatie trof ik een chat aan, waar over het nakken van een bissie wordt
gesproken. Dit is straattaal voor het stelen van een smartphone. Op 23 februari 2020 te 18.21 krijgt de eigenaar van de onderzochte smartphone een bericht van “ [verdachte] ” Gefixt eh bro. Onmiddellijk daarop wordt door “ [verdachte] ” een filmpje gestuurd waarop te zien is, dat een iPhone gereset is (teruggezet naar fabrieksinstellingen). “ [verdachte] ” stuurt om 18.22 uur het bericht “Hij is ready voor verkoop.”

15. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek GSM verdachte [medeverdachte] d.d. 4 juni 2020 (dossierpagina’s 76-81), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :

(p. 76)
Op 24 februari 2020 werd verdachte [medeverdachte] aangehouden. Bij zijn
aanhouding werd een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6 (TA-1033) aangetroffen en in beslaggenomen. Dit goed kreeg beslagnummer 2163289. (...)
(p. 77)
Door de digitale recherche werd vastgesteld dat het eigen telefoonnummer, middels het opvragen met de code *102#, + [telefoonnummer 2] betrof. Tevens was te zien dat in de veiliggestelde gegevens van de applicatie WhatsApp hetzelfde telefoonnummer gebruikt was als eigen nummer.
Contacten
In het geheugen van de telefoon werden 48 contacten aangetroffen. (...) Onder deze contacten waren:
Contact
Entries
Name: [verdachte]
Source Phone
Source extraction:
Advanced logical
Phone:
General: + [telefoonnummer 1]
+ [telefoonnummer 1]
Audio & video
Op het videobestand met bestandsnaam VID-02200220-WA0012 en aanmaakdatum/tijdstip 23-2-20220 (
het hof begrijpt: 2020),18:21:48 is een zwartkleurige Apple iPhone 7 te zien. Op deze iPhone is verder het zogenaamde inlogscherm van Apple te zien welke verschijnt wanneer deze voor het eerst in gebruik genomen wordt of wanneer deze gereset is (teruggezet naar fabrieksinstellingen).
(p. 79)
Door de digitale recherche werd handmatig naar de WhatsApp chatgeschiedenis gekeken vanaf 21 februari 2020. Daarin werd een chatcommunicatie aangetroffen met een persoon ingevoerd onder de naam ‘ [verdachte] ’ met bijbehorend telefoonnummer + [telefoonnummer 1] .
(..)
Op 23 februari 2020 te 18:21 krijgt de gebruiker van de onderzochte telefoon een bericht van ‘ [verdachte] ’ waarin ‘Gefixt eh Bro’ stond. Meteen daarna wordt door ‘ [verdachte] ’ het filmpje
verstuurd waarop een geresette iPhone is te zien. Hierna stuurt: ‘ [verdachte] ’ om 18:22 uur het bericht ‘Hij is ready voor verkoop’.
(..)
Door de digitale recherche konden (..) een aantal chats tussen de gebruiker van de in beslag genomen telefoon genaamd ‘ [medeverdachte] ’ met telefoonnummer + [telefoonnummer 2] en gebruiker ‘ [verdachte] ’ met telefoonnummer + [telefoonnummer 1] . De navolgende chats bleken relevant voor het onderzoek:
(p. 80)
23-2-2020
[verdachte] : Gefixt eh bro (met videofilmpje verstuurd om 18.21)
[medeverdachte] : kkr strijder
[verdachte] : Hij is ready voor verkoop. Ik zeg tegen hem vanavond aii?
[medeverdachte] : Si contant
(p. 81)
[verdachte] : maak je klaar over 1 uur gaan we [restaurant]
[medeverdachte] : we gaan 13.00
[verdachte] : ja dus prepare
Wat je gaat zeggen etc
[medeverdachte] : Asahbi jij wilt echt Tijd hebben
Maar is slim Beter teveel tijd dan teweinig.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit bij gebreke van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de door aangeefster verstrekte signalementen van de daders niet aansluiten bij dat van de verdachte. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte de bewezenverklaring in belangrijke mate heeft doen steunen op de door [betrokkene 2] , de moeder van de destijds medeverdachte [medeverdachte] , bij de politie afgelegde verklaring, inhoudende dat haar zoon haar verteld zou hebben dat de verdachte degene was die met [medeverdachte] de straatroof gepleegd zou hebben. Deze verklaring is echter, aldus de raadsman, slechts gebaseerd op invulling en gekleurde ervaringen, nu [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de naam van de verdachte niet heeft genoemd in het gesprek met zijn moeder. [betrokkene 2] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris bevestigd dat [medeverdachte] de naam van verdachte niet heeft genoemd en dat er bij haar sprake was van invulling.
Het hof overweegt als volgt.
Gelet op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof vast dat aangeefster op 21 februari 2020, omstreeks 15.30 uur, op het fietspad ter hoogte van de kruising Cinnaberdijk in Roosendaal fietste. Zij zag twee jongens op een bankje zitten. Zij hadden capuchons op. Eén van de jongens trok zijn capuchon, voorzien van een bontkraag, nog wat verder dicht. De aangeefster zag dat de jongens van het bankje afkwamen en dat zij naar haar toe renden. Eén van de jongens pakte de voorkant van de fiets van aangeefster vast. De andere jongen, die met de capuchon met bontkraag, duwde haar van haar fiets af. Zij viel hierdoor in de bosjes en voelde hierna pijn in haar rug. Aangeefster had schrammen op haar rug als gevolg van de val. De jongen die haar van haar fiets geduwd had riep tegen aangeefster dat zij haar telefoon moest afgeven. De jongens zeiden daarna dat zij haar toegangscode moest geven. Dit heeft zij gedaan. De jongen die haar van de fiets geduwd had rende weg en nam haar telefoon mee. De andere jongen, die eerst haar fiets aan de voorkant had vastgepakt, pakte haar schooltas en ging er vandoor.
Een dag na de overval werd de telefoon van aangeefster aangeboden op Marktplaats.
Aangeefster herkende haar telefoon aan de beschadigingen. Er is contact opgenomen met de verkoper waarbij een afspraak is gemaakt voor de overdracht van de telefoon op 24 februari 2020 bij de [restaurant] . Toen de verbalisant de telefoon van aangeefster herkende, is de verkoper, zijnde [medeverdachte] , aangehouden.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met een ander de beroving heeft gepleegd.
Hij was degene die de tas van aangeefster heeft weggenomen.
De politie heeft het IMEI-nummer van de telefoon van aangeefster vergeleken met het
IMEI-nummer van de te koop aangeboden telefoon. De IMEI-nummers komen overeen. Het hof stelt dan ook vast dat de aangeboden telefoon de telefoon van aangeefster is.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat aangeefster [slachtoffer] op 21
februari 2020 op de openbare weg, te weten de Cinnaberdijk, is overvallen door [medeverdachte] en een mededader, waarbij zij haar telefoon en code heeft moeten afgeven en haar tas is gestolen.
Wie is de tweede dader?
De vraag doet zich vervolgens voor wie de tweede dader was van de tenlastegelegde straatroof.
Nadat [medeverdachte] bij de [restaurant] is aangehouden op 24 februari 2020, is de bij hem aangetroffen Nokia in beslag genomen. [medeverdachte] heeft verklaard dat dit zijn telefoon is en dat hij er alleen gebruik van maakt. Op deze telefoon is door de politie een videobestand aangetroffen dat is aangemaakt op 23 februari 2020 (18.21.48), twee dagen na de straatroof. Op dit videobestand is een Apple iPhone 7 te zien. Op deze iPhone is het zogenaamde inlogscherm van Apple zichtbaar dat verschijnt wanneer deze voor het eerst in gebruik wordt genomen of wanneer deze is gereset naar de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
Op 23 februari 2020 te 18:21 krijgt [medeverdachte] een bericht van ene ‘ [verdachte] ’ waarin ‘Gefixt eh Bro’ staat vermeld. Meteen daarna wordt door deze ‘ [verdachte] ’ het voormelde videobestand met de geresette iPhone verstuurd. Hierna stuurt: ‘ [verdachte] ’ om 18:22 uur het bericht ‘Hij is ready voor verkoop’. Hieruit kan worden afgeleid dat “ [verdachte] ” de iPhone7 van [slachtoffer] in ieder geval op 23 februari 2020 onder zich had.
Daarnaast zijn op de Nokia van [medeverdachte] de volgende WhatsAppgesprekken aangetroffen met ‘ [verdachte] .’ Zo krijgt [medeverdachte] op 23 februari 2020 een bericht van [verdachte] “Gefixt eh Bro”. Meteen daarna wordt door [verdachte] voornoemd videobestand verstuurd. [medeverdachte] reageert hierop met “kkr strijder”. Hierna stuurt [verdachte] “Hij is ready voor verkoop” en “Ik zeg tegen hem vanavond au?”. [medeverdachte] reageert hierop met “si. contant”.
Op de dag van de verkoop van de telefoon, 24 februari 2020, stuurt [verdachte] naar [medeverdachte] “Maak
je klaar over 1 uur gaan we [restaurant] ”. [medeverdachte] antwoordt met “We gaan 13:00”. [verdachte] antwoordt
met “ja dus prepare. Wat je gaat zegge etc”. [medeverdachte] antwoordt met de tekst “Asahbi jij wilt
echt echt Tijd hebben. Maar is slim. Beter teveel tijd dan te weinig”.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat “ [verdachte] ” een goede vriend van hem is. Zij hebben samen de Marktplaats-advertentie aangemaakt. [medeverdachte] heeft van [verdachte] op WhatsApp een filmpje ontvangen waarop te zien is dat de iPhone gereset is. [medeverdachte] heeft de telefoon van [verdachte] gekregen op de dag van de verkoop.
Getuige [betrokkene 2] , de moeder van [medeverdachte] , heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte] haar daags na zijn aanhouding onder meer heeft verteld dat hij samen met een ander bij de straatroof betrokken was en dat het ging om [verdachte] die aan [adres 1] woont. [medeverdachte] zou het meisje niet hebben aangeraakt maar wel haar tas hebben meegenomen. [verdachte] zou het meisje hebben geduwd en haar telefoon hebben afgepakt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] zijn bijnaam is en dat hij aan de
[adres 1] woont. [medeverdachte] is een vriend van hem. Verdachte heeft de iPhone gereset en heeft samen met [medeverdachte] de advertentie op Marktplaats voor het verkopen van de telefoon gemaakt. De verdachte heeft contact gehad met de koper via het account van [medeverdachte] . Het klopt dat hij een videofilmpje naar [medeverdachte] heeft gestuurd met daarop een geresette iPhone 7 en dat hij degene is die de Whatsappberichtjes (het hof begrijpt: als “ [verdachte] ”, de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) op de dag van de verkoop aan [medeverdachte] heeft gestuurd. Hij en [medeverdachte] hadden met de koper van de telefoon afgesproken bij de [restaurant] . Ze hadden daar samen op de koper gewacht.
De verklaring van verdachte dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde straatroof en dat hij enkel een vriendendienst heeft willen leveren door [medeverdachte] te helpen met het resetten van een telefoon waarvan hij de herkomst niet kende, acht het hof gelet op het gebezigde bewijsmiddelen ongeloofwaardig. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat de verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] op zondag 23 februari 2020 met de iPhone7 naar hem is toegekomen met het verzoek om hem te resetten (dossierpagina 147) terwijl de Marktplaats-advertentie reeds op 22 februari 2020, een dag na de straatroof, samen door hen is geplaatst.
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 2] overweegt het hof als volgt. Het is zoals de raadsman heeft aangevoerd juist dat [betrokkene 2] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat [medeverdachte] de naam van verdachte in het gesprek met haar niet heeft genoemd en dat er strikt genomen sprake is van invulling aan haar kant. Het hof neemt echter in aanmerking dat [betrokkene 2] bij de raadsheer-commissaris ook heeft verklaard dat het niet anders kan zijn dan dat het [verdachte] de tweede persoon was omdat hij de enige jongen was met wie haar zoon toen omging. Dit wordt ondersteund door hetgeen [medeverdachte] heeft verklaard (p. 126) namelijk dat het logisch is dat zijn moeder de link met de verdachte heeft gelegd omdat zij weet met wie hij omgaat, dat hij altijd met [verdachte] is en dat hij verder met niemand vanuit zijn wijk omgaat. Bovendien heeft [medeverdachte] verklaard (p. 129) dat hij wel tegen zijn moeder heeft gezegd “je weet waarschijnlijk wel wie het is” en dat zij zo de link met de verachte heeft gelegd omdat [medeverdachte] altijd met de verdachte omgaat. Op de mededeling van verbalisant [verbalisant 1] (p. 83) dat zijn moeder heeft verklaard dat hij, [medeverdachte] , het feit aan haar heeft bekend, reageert [medeverdachte] bovendien als volgt: “
Dat is niet handig. Ik had haar nog aangeraden om anoniem te verklaren. Ik ga geen naam noemen. En dat had ik ook aan haar geadviseerd.”
Naar het oordeel van het hof bevestigt [medeverdachte] hiermee dat zijn moeder bekend is met de naam van degene met wie hij de straatroof heeft gepleegd. De verklaring van [betrokkene 2] is daarnaast ook authentiek en bevat details die worden bevestigd door hetgeen [medeverdachte] heeft verklaard. [medeverdachte] heeft ook niet weersproken dat hij het tenlastegelegde met verdachte heeft gepleegd. Wanneer de politie [medeverdachte] voorhoudt dat zijn moeder specifiek heeft verklaard dat [medeverdachte] meerdere keren tegen haar gezegd had dat hij met [verdachte] was en aan [medeverdachte] vraagt of zij dan liegt, antwoordt [medeverdachte] dat dat niet het geval is, maar dat hij die naam niet heeft gezegd (p. 126).
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, ziet het hof in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [betrokkene 2] . Het verweer wordt in zoverre verworpen.
Hetgeen de raadsman overigens ter verdediging heeft aangevoerd vindt naar het oordeel van het hof zijn weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Gelet op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte degene is die zich samen met [medeverdachte] op 21 februari 2020 de ten laste gelegde straatroof heeft gepleegd, waarbij [slachtoffer] is gedwongen tot de afgifte van haar iPhone7 en waarbij tevens haar tas met inhoud is weggenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

de voortgezette handeling van

afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben samen de destijds 15-jarige [slachtoffer] beroofd van haar telefoon en haar tas. [slachtoffer] is tegengehouden op haar fiets, haar fiets is vastgepakt en zij is van haar fiets geduwd. [slachtoffer] heeft hierdoor schrammen op en pijn aan haar rug gekregen. Verdachte heeft met dit feit niet alleen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden, maar ook geen respect getoond voor de eigendommen van [slachtoffer] . Verdachte heeft in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen voor [slachtoffer] en was kennelijk louter uit op materieel gewin. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Het betreft hier een ernstig feit dat, zoals blijkt uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen, een grote impact op het dagelijks leven van [slachtoffer] heeft gehad en bij haar tot angstgevoelens en depressieve klachten heeft geleid waarvoor zij enige tijd behandeld is en een schooljaar heeft moeten doubleren.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof rekening met de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij voor een straatroof wordt uitgegaan van minimaal 60 uur werkstraf dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. Strafverzwarende omstandigheden vormen in dit geval het samen met een ander plegen van het feit, het toepassen van geweld en de nog jeugdige leeftijd van het slachtoffer. Ten aanzien van het geweld houdt het hof er rekening mee dat het hier een relatief lichte vorm van geweld betreft.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door de strafrechter is veroordeeld. Daarnaast heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting naar voren gebracht.
Op 9 mei 2022 heeft de Raad voor de Kinderbescherming een actualisatie van het eerder opgemaakte rapport van 29 maart 2021 opgeleverd. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het hof om ingeval van een bewezenverklaring de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie. De Raad ziet geen aanleiding om bijzondere voorwaarden te verbinden aan de proeftijd.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen jeugddetentie een passende straf. Daarnaast zal het hof bij wijze van stok achter de deur de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 21 dagen opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 21 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank heeft de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep niet bepaald dat de verdachte en de inmiddels onherroepelijk voor dit feit veroordeelde [medeverdachte] voor het toegewezen bedrag hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar beslist dat ieder € 500,00 van de totale door de rechtbank geschatte immateriële schade van € 1000,-- aan de benadeelde partij diende te betalen. Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de benadeelde partij medegedeeld dat [medeverdachte] het bedrag van € 500,00 aan de benadeelde partij heeft betaald en dat de vordering in deze strafzaak derhalve met € 500,00 wordt verminderd. Het hof gaat derhalve uit van een vordering ter zake van immateriële schade ad € 1.250,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. De verdachte heeft door zijn toedoen pijn, letsel en psychische schade bij de benadeelde partij veroorzaakt. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Voorts is het hof van oordeel dat de geleden immateriële schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen blijkt dat het handelen van de verdachte een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad. Zij is lange tijd angstig geweest, durfde een aantal maanden niet naar buiten en heeft zich in verband met posttraumatische stressklachten en depressieve gevoelens onder behandeling moeten laten stellen van een psycholoog. Een en ander had ook grote invloed op haar schoolprestaties. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van
€ 1.250,00. De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding zal derhalve geheel worden toegewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2020, zijnde datum delict, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 1.250,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 56, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
21 (eenentwintig) dagen.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 februari 2020.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 25 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Duijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District de Markiezaten, onderzoeksnummer ZB2R020024/ Basmati , gesloten d.d. 30 juli 2020, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-153),