ECLI:NL:GHSHE:2022:1755

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
200.302.580_01 en 200.309.106_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van beschermingsmaatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor [verzoekster], die lijdt aan Alzheimer. De zaak betreft twee eerder uitgesproken beschikkingen door de rechtbank Oost-Brabant, waarbij [B.V. 1] B.V. als bewindvoerder en [B.V. 2] B.V. als mentor waren benoemd. [verzoekster] was het niet eens met deze benoemingen en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzocht om [informant] als bewindvoerder en mentor aan te stellen, gezien haar langdurige relatie met deze persoon en de lagere kosten die hiermee gemoeid zouden zijn.

Het hof heeft de argumenten van [verzoekster] overwogen, waaronder het gebrek aan een mondelinge behandeling in eerste aanleg en de noodzaak van professionele belangenbehartiging. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] behoefte heeft aan een professionele bewindvoerder en mentor, gezien haar geestelijke toestand en de complexiteit van haar financiële en persoonlijke situatie. De huidige bewindvoerder en mentor zijn in staat om haar belangen adequaat te behartigen, terwijl er twijfels zijn over de geschiktheid van [informant].

Uiteindelijk heeft het hof de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de benoeming van [B.V. 1] B.V. als bewindvoerder en [B.V. 2] B.V. als mentor is gehandhaafd. Het hof heeft ook de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 juni 2022
Zaaknummers: 200.302.580/01 (bewind)
200.309.106/01 (mentorschap)
Zaaknummers eerste aanleg: 9306202 TE VERZ 21-857 (bewind)
9550741 TE VERZ 21-1591 (mentorschap)
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. A.H. de Jong,
In beide zaken wordt als belanghebbende aangemerkt:
[B.V. 1] B.V.,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. L.A.M. van Eeden.
In de zaak t.a.v. het mentorschap wordt tevens als belanghebbende aangemerkt:
[B.V. 2] B.V.,
hierna te noemen: de mentor.
Als informant wordt in beide zaken aangemerkt:
-
[informant],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [informant] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 augustus 2021, respectievelijk van 17 januari 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak t.a.v. het bewind (zaaknummer 200.302.580/01):
2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 november 2021, heeft [verzoekster] verzocht:
voormelde beschikking van 13 augustus 2021 te vernietigen voor zover [B.V. 1] B.V. is benoemd tot bewindvoerder en daarmee samenhangend wat is beslist aangaande de beloning van een professioneel bewindvoerder;
[informant] tot bewindvoerder te benoemen en haar loon toe te kennen conform de daarvoor opgestelde richtlijnen, althans een bewindvoerder te benoemen die het gerechtshof in goede justitie juist acht;
althans een beschikking met gelijke strekking als bedoeld onder sub 1 en 2 te geven, althans met een strekking als door het gerechtshof in goede justitie te geven,
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 december 2021, heeft [B.V. 1] B.V. verzocht het door [verzoekster] ingestelde beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, kosten rechtens.
In de zaak t.a.v. het mentorschap (zaaknummer 200.309.106/01):
2.3.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 april 2022, heeft [verzoekster] verzocht:
voormelde beschikking van 17 januari 2022 te vernietigen voor zover [B.V. 2] is benoemd tot mentor en daarmee samenhangend wat is beslist aangaande de beloning van een professioneel mentor;
[informant] tot mentor te benoemen en haar loon toe te kennen conform de daarvoor opgestelde richtlijnen, althans een mentor te benoemen die het gerechtshof in goede justitie juist acht;
althans een beschikking met gelijke strekking als bedoeld onder sub 1 en 2 te geven, althans met een strekking als door het gerechtshof in goede justitie te geven,
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
2.4.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2022, heeft [B.V. 1] B.V. verzocht het door [verzoekster] ingestelde beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, kosten rechtens.
Voornoemde zaken zijn door het hof gevoegd en zullen gezamenlijk worden behandeld.
2.5.
De mondelinge behandeling in beide zaken heeft plaatsgevonden op 21 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [verzoekster] , bijgestaan door mr. A.H. de Jong;
  • [betrokkene] namens de bewindvoerder, bijgestaan door mr. L.A.M. van Eeden;
  • de mentor;
  • [informant] .
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 13 augustus 2021;
  • het V6-formulier van 22 december 2021 van de advocaat van [verzoekster] , met bijlagen;
  • het V6-formulier van 11 april 2022 van de zijde van de bewindvoerder, met bijlagen (10-13);
  • het V6-formulier van 11 april 2022 van de zijde van [verzoekster] , met bijlagen
(6-8).
  • het V6-formulier van 15 april 2022 van de zijde van [verzoekster] , met bijlagen (productie 3-5);
  • de door de advocaat van bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Bij de bestreden beschikking van 13 augustus 2021 ten aanzien van het bewind (zaaknummer 200.302.580/01) heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die [verzoekster] toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [B.V. 1] B.V. als bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 17 januari 2022 ten aanzien van het mentorschap (zaaknummer 200.309.106/01) heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant een mentorschap ingesteld, met benoeming van [B.V. 2] B.V. als mentor.
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beslissingen, voor zover het betreft de benoeming van [B.V. 1] B.V. tot bewindvoerder en voor zover het betreft de benoeming van [B.V. 2] B.V. tot mentor, niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.4.
[verzoekster] voert - kort samengevat - het volgende aan.
De kantonrechter heeft ten onrechte bepaald dat het verzoek tot het instellen van een mentorschap zonder mondelinge behandeling toewijsbaar is. Uit artikel 800 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) volgt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat een belanghebbende op een mondelinge behandeling op het verzoek wordt gehoord door de rechter. Uit de beschikking volgt dat [verzoekster] niet op een mondelinge behandeling is gehoord, maar dat het verzoek met een senior juridisch medewerker is besproken en dat de kantonrechter kennis heeft genomen van deze aantekeningen. Dat het verzoek is toegewezen zonder [verzoekster] te horen is in strijd met de equality of arms (artikel 6 EVRM).
Daarnaast heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat er geen bezwaren zijn tegen benoeming van [B.V. 1] B.V. als bewindvoerder en [B.V. 2] B.V. als mentor. [verzoekster] heeft nimmer gewenst dat [B.V. 1] B.V. haar bewindvoerder zou worden en dat [B.V. 2] B.V. haar mentor zou worden. Zij heeft geen bezwaar tegen de onderbewindstelling en het ingestelde mentorschap, maar zij wenst een bewindvoerder en mentor uit haar eigen netwerk, die zij vertrouwt en die dichtbij haar staat. Aangezien zij [informant] al meer dan veertig jaar kent en belangrijke zaken met haar bespreekt, is zij van mening dat [informant] beter in staat is om te beoordelen wat zij nodig heeft. Een bijkomend voordeel is dat de kosten voor een niet-professioneel bewindvoerder aanzienlijk lager zijn dan de kosten van een professioneel bewindvoerder en dat [informant] voor de uitvoering van het mentorschap geen vergoeding vraagt.
3.5.
De bewindvoerder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Op grond van artikel 800 Rv heeft als
uitgangspuntte gelden dat een belanghebbende op een mondelinge behandeling dient te worden gehoord. Hieruit kan worden afgeleid dat dit artikel ook de ruimte biedt om een verzoek op de stukken toe te wijzen. Daarnaast is [verzoekster] opgeroepen voor een zitting en is zij ook verschenen. Dat deze zitting niet door een rechter is gehouden doet niets af aan het feit dat [verzoekster] tijdens deze zitting gehoord is. Van een schending van artikel 800 Rv en het EVRM is dus geen sprake.
Het bewind wordt goed uitgevoerd, waarbij de bewindvoerder de wensen van [verzoekster] zo goed mogelijk probeert in te vullen. Dat [verzoekster] op momenten nog onvoldoende vertrouwen heeft in de bewindvoerder is geen reden om de bewindvoerder te vervangen. Het feit dat de professionele bewindvoerder en de mentor salaris in rekening mogen brengen is evenmin een reden om de bewindvoerder en mentor te vervangen. Daarnaast zijn er gegronde redenen die zich verzetten tegen de benoeming van de door [verzoekster] voorgestelde bewindvoerder en mentor. [verzoekster] is gediagnosticeerd met Alzheimer en zij verblijft thans in zorginstelling [zorginstelling]. Uit de overgelegde verklaring van [zorgtrajectbegeleider], zorgtrajectbegeleider van Vitalis Zorggroep, blijkt dat inmiddels een indicatie is afgegeven door het CIZ vanuit de wet langdurige zorg voor zorgzwaartepakket 5 en dat wordt gezocht naar een beschutte woonomgeving waar [verzoekster] voldoende begeleiding en ondersteuning zal krijgen. De aanvraag tot bewind is aanvankelijk geïnitieerd door de wijkagent, omdat hij het vermoeden had dat [verzoekster] werd uitgebuit. Zij zou haar woning ver onder de WOZ-waarde hebben verkocht aan een bekende huisjesmelker. De woning blijkt inderdaad te zijn verkocht. [verzoekster] kan de gang van zaken rondom de verkoop en ook van diverse andere aangelegenheden niet reproduceren. De verkoopovereenkomst is inmiddels buitengerechtelijk vernietigd en er loopt nog een procedure waarbij de geldigheid van de verkoopovereenkomst centraal staat. De inzet van deze procedure is het alsnog verkrijgen van een reële prijs voor deze woning. De bewindvoerder kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de personen die haar hebben bewogen om tot de voor haar onvoordelige verkoop van haar woning over te gaan, nu ook een rol spelen bij het onderhavige beroep. Tussen deze personen en [informant] bestaat een (familie-)relatie en het is onduidelijk of deze mensen [verzoekster] uit goede wil ten dienste staan of een eigen belang nastreven. Op basis van de eigen bevindingen en de verklaringen vanuit de zorgsector is de bewindvoerder van mening dat [verzoekster] niet in staat is om haar eigen belangen te behartigen en niet weet of overziet wat er aan de hand is. De bewindvoerder acht het gezien de psychische en kwetsbare toestand van [verzoekster] in haar belang dat het bewind en mentorschap worden voortgezet door de professionele en onafhankelijke bewindvoerder en mentor.
3.6.
De mentor voert - kort samengevat - het volgende aan.
Na een eerste kennismaking in december heeft [verzoekster] ingestemd met de benoeming van de mentor, al was het op dat moment al duidelijk dat zij de consequenties niet goed kon overzien. [verzoekster] verblijft nu in een appartement op het [zorginstelling], maar hier is te weinig toezicht en ondersteuning. De mentor heeft met diverse hulpverleners en begeleiders van het [zorginstelling] besproken dat het noodzakelijk is dat [verzoekster] gaat verhuizen naar een omgeving met meer zorg. Zij is inmiddels op een wachtlijst geplaatst.
De motivering van de beslissing
3.7.
Het hof stelt voorop dat het hoger beroep er mede toe dient om omissies, in de eerste aanleg begaan, te herstellen. Het hof is van oordeel dat het verzuim, dat het mentorschap is ingesteld zonder mondelinge behandeling, in hoger beroep is hersteld nu de zaak alsnog ter zitting is behandeld waarbij [verzoekster] in persoon is verschenen.
3.8.
Op grond van artikel 1:435, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), respectievelijk artikel 1:452, eerste lid, BW, benoemt de rechter die het bewind dan wel het mentorschap instelt daarbij, of zo spoedig mogelijk daarna, een bewindvoerder/mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Ingevolge het derde lid van deze wetsartikelen volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder respectievelijk de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.9.
Niet in geschil is dat [verzoekster] gelet op haar geestelijke toestand behoefte heeft aan de hulp van een mentor en een bewindvoerder. [verzoekster] heeft geen bezwaar tegen het ingestelde bewind en mentorschap, maar zij heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij een uitdrukkelijke voorkeur heeft voor benoeming van [informant] als haar bewindvoerder en mentor, omdat zij haar al jarenlang kent en haar vertrouwt. Daarbij heeft zij aangevoerd dat de benoeming van [informant] in plaats van de professionele bewindvoerder en mentor als bijkomend voordeel heeft dat de kosten lager zijn.
Nog daargelaten of [verzoekster] in staat is om haar wil op dit punt te bepalen, acht het hof het in het belang van [verzoekster] dat de professionele bewindvoerder en mentor benoemd blijven, omdat zowel op vermogensrechtelijk als op niet-vermogensrechtelijk vlak zaken spelen die professionele belangenbehartiging noodzakelijk maken.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [verzoekster] is gediagnosticeerd met Alzheimer en dat inmiddels een zorgindicatie is afgegeven voor zorgzwaartepakket 5, waaruit volgt dat zij niet meer terug naar huis zal kunnen keren, omdat zij intensieve zorg en veel bescherming nodig heeft. Mede dankzij de inspanningen van de huidige professionele mentor is [verzoekster] inmiddels op een wachtlijst geplaatst voor een geschikte woonvorm. Het hof acht het in haar belang dat deze mentor betrokken blijft, zodat zij de komende periode erop toe kan zien dat de plaatsing van [verzoekster] in een geschikte woonvorm goed zal verlopen en zij de zorg en bescherming ontvangt die zij nodig heeft.
Het hof acht het ook in het belang van [verzoekster] dat de professionele bewindvoerder betrokken blijft om haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen, nu gebleken is dat de woning van [verzoekster] ver onder de WOZ-waarde is verkocht tegen ongunstige voorwaarden en de bewindvoerder inmiddels een procedure heeft ingesteld over de geldigheid van deze koopovereenkomst. Het hof heeft de overtuiging dat de huidige bewindvoerder en mentor hun taken goed en zorgvuldig uitvoeren, terwijl er twijfels zijn bij de intenties van [informant] en het onduidelijk is of [informant] in staat is om de belangen van [verzoekster] in voldoende mate te behartigen, aangezien zij, zo is in ieder geval bij de mondelinge behandeling bij het hof gebleken, onvoldoende op de hoogte lijkt te zijn van de mate van zorg die [verzoekster] nodig heeft en in hoeverre zij zelf nog in staat moet worden geacht om haar eigen belangen waar te nemen.
Conclusie
3.10.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat sprake is van gegronde redenen die zich verzetten tegen benoeming van [informant] als bewindvoerder en mentor. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
3.11.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
's-Hertogenbosch, van 13 augustus 2021, respectievelijk van 17 januari 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel en L.N. Geerman en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens op 2 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.