Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[informant],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [verzoekster] , bijgestaan door mr. A.H. de Jong;
- [betrokkene] namens de bewindvoerder, bijgestaan door mr. L.A.M. van Eeden;
- de mentor;
- [informant] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 13 augustus 2021;
- het V6-formulier van 22 december 2021 van de advocaat van [verzoekster] , met bijlagen;
- het V6-formulier van 11 april 2022 van de zijde van de bewindvoerder, met bijlagen (10-13);
- het V6-formulier van 11 april 2022 van de zijde van [verzoekster] , met bijlagen
- het V6-formulier van 15 april 2022 van de zijde van [verzoekster] , met bijlagen (productie 3-5);
- de door de advocaat van bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities.
3.De beoordeling
uitgangspuntte gelden dat een belanghebbende op een mondelinge behandeling dient te worden gehoord. Hieruit kan worden afgeleid dat dit artikel ook de ruimte biedt om een verzoek op de stukken toe te wijzen. Daarnaast is [verzoekster] opgeroepen voor een zitting en is zij ook verschenen. Dat deze zitting niet door een rechter is gehouden doet niets af aan het feit dat [verzoekster] tijdens deze zitting gehoord is. Van een schending van artikel 800 Rv en het EVRM is dus geen sprake.