Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. E.M. Diesfeldt;
- de vader, bijgestaan door mr. M. Krijger;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad);
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
- het V6-formulier van 19 oktober 2021 van de zijde van de moeder, met bijlagen (1-10);
- het V6-formulier van 3 november 2021 van de zijde van de moeder, met bijlagen (1-13);
- het V6-formulier van 11 april 2022 van de zijde van de vader, met biljagen (7-10).
3.De beoordeling
voorlopigezorgregeling vastgesteld, zoals opgenomen in rechtsoverweging 4.16, inhoudende dat [minderjarige] één weekend per veertien dagen van donderdag of vrijdag na school tot zondagavond 18.00 uur bij de moeder zal verblijven en de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld, daarbij rekening houdend met beider werkroosters. Daarnaast heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf, de zorgregeling en de kinderalimentatie aangehouden.
voorlopigezorgregeling gehandhaafd zou blijven en dat de voorjaarsvakantie en meivakantie zouden plaatsvinden volgens het door de moeder opgestelde schema. Met betrekking tot de belcontacten tussen de moeder en [minderjarige] zijn partijen overeengekomen dat deze plaatsvinden op maandag en vrijdag rond 17.00 uur en indien gewenst (en mogelijk) ook op woensdag rond 17.00 uur. Het verzoek van de moeder ten aanzien van de kinderalimentatie is eveneens aangehouden.
voorlopigeen zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] zal gelden, inhoudende dat [minderjarige] bij de moeder verblijft één weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot en met zondag, waarbij [minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer bij de vader thuis is en bij de vader eet, hij de eerste vier weken van de zomervakantie 2021 bij de moeder verblijft en de laatste twee weken bij de vader, en dat de overige vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld. De belmomenten tussen [minderjarige] en de moeder vinden (in beginsel) wekelijks plaats op woensdag en vrijdag om 17.00 uur.
definitievezorgregeling is aangehouden, zodat gedurende de ondertoezichtstelling kan worden bezien of de voorlopige regeling aanpassing behoeft. De verzoeken van de moeder om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te bepalen én om een door de vader te betalen kinderalimentatie vast te stellen, zijn afgewezen.