ECLI:NL:GHSHE:2022:1870

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
20-000170-20 (PROMIS)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake afpersing met geweld in Turkije

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van afpersing van een bedrag van € 3.300,00 van een medevakantieganger in Turkije. De feiten vonden plaats op 11 en 12 juli 2019, toen de verdachte de aangever onder bedreiging dwong om geld over te maken. De verdachte had eerder een goede relatie met de aangever, maar na een avond uitgingen, veranderde de situatie dramatisch. De verdachte dreigde de aangever met geweld en eiste geld, wat leidde tot meerdere overboekingen naar de rekening van de partner van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de afpersing, ondanks de verdediging die stelde dat het geld geleend was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, evenals een schadevergoedingsmaatregel van € 3.300,00 aan de aangever. Tevens werd een gedeelte van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000170-20
Uitspraak : 10 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 17 januari 2020 met parketnummer
01-222692-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer
01-084856-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] [in het jaar] 1981,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en subsidiair aangevoerd dat hooguit kan worden bewezenverklaard dat de verdachte een bedrag van € 3.300,00 heeft afgeperst. In geval van een veroordeling heeft de verdediging verzocht om oplegging van een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Ten slotte is verzocht om de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 01-084856-18 om te zetten in een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2019 en/of 12 juli 2019 te Alanya te Turkije, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (van totaal ongeveer 3560 euro), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte toebehoorde(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, (telkens) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “we gaan vandaag nog naar huis, het interesseert me niet hoe, jij gaat dat betalen, zo niet dan vermoord ik jou, hang ik jou op aan de gordijnen” en/of “als je je nou niet je bakkes houd, ik zweer je ik maak je af” en/of “dit ga ik niet redden met 1000 euro, je moet meer overmaken, er moet nog minimaal 1500 euro bij” en/of “dat hij hem zou afmaken als hij dit geld niet zou overmaken”, en/of waarbij hij, verdachte, met zijn vuist tegen de muur sloeg.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 12 juli 2019 te Alanya te Turkije, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen (van totaal ongeveer 3300 euro), die aan die [slachtoffer] toebehoorden, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte (telkens) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “we gaan vandaag nog naar huis, het interesseert me niet hoe, jij gaat dat betalen, zo niet dan vermoord ik jou, hang ik jou op aan de gordijnen” en “als je je nou niet je bakkes houd, ik zweer je ik maak je af” en “dit ga ik niet redden met 1000 euro, je moet meer overmaken, er moet nog minimaal 1500 euro bij” en “dat hij hem zou afmaken als hij dit geld niet zou overmaken” en waarbij hij, verdachte, met zijn vuist tegen de muur sloeg.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hieronder wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal met registratienummer PL2100-2019144477 van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam De Kempen, sluitingsdatum 16 september 2019, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 58. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 4-8, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(pagina 4)
Op 3 juli 2019 vertrok ik samen met mijn vriendin [getuige 1] en onze zoon [getuige 2]
(2,5 jaar oud) op vakantie naar Turkije. Wij hadden een 15 daagse reis geboekt naar
Club Paradiso in Alanya. Wij hebben [verdachte] voor het eerst ontmoet bij de bagageband (…). Twee dagen later kwamen we elkaar tegen in het resort, het bleek dat [verdachte] hier ook verbleef samen met [getuige 3] en de kinderen, ook [getuige 3] haar moeder was erbij. (…) Het klikte goed tussen ons. (…) [verdachte] en [getuige 3] zouden maar 9 dagen daar verblijven.
11 juli 2019 was de laatste dag voor [verdachte] en [getuige 3] . (…) Wij vonden het eigenlijk wel jammer dat ze gingen want we hadden echt een leuke week samen gehad. (…). Toen [verdachte] in de bus naar het vliegveld zat heeft hij contact met mij gezocht via Facetime. [verdachte] gaf aan dat ze het zo gezellig hadden gehad dat ze bij thuiskomst gingen kijken of ze een vlucht terug konden boeken naar Alanya. Tevens zouden ze kijken voor een hotel of appartement in Alanya. Toen ik dit hoorde zei ik tegen [verdachte] “kun je dan niet beter meteen blijven, in plaats van terug naar huis te gaan om dan weer terug te komen.” (…)
(pagina 5)
Ik ben voor hen gaan informeren, het bleek dat er geen plek meer was in het hotel waar wij zaten, maar (…) ik [heb] een appartement kunnen regelen in Alanya voor 300 euro voor 5 dagen. Intussen had ik ook uitgevonden dat ze voor 260 euro terug konden vliegen naar Eindhoven.
Toen ik [verdachte] en [getuige 3] vertelde dat ik een appartement voor hen had geregeld gaven ze aan dat ze graag wilde blijven. Op het vliegveld hebben ze de moeder van [getuige 3] op het vliegtuig gezet naar Amsterdam. [verdachte] , [getuige 3] en de kinderen zijn teruggekomen. De afspraak was dat ze die betreffende nacht in onze kamer zouden verblijven, en dan een dag later naar het appartement zouden vertrekken.
Op 12 juli 2019 iets na middernacht arriveerde [verdachte] , [getuige 3] en de kinderen bij ons op de kamer. Toen was er nog niets aan de hand. Iedereen ging slapen, behalve [verdachte] , want die wilde wat gaan drinken. Ik wilde niet mee met [verdachte] omdat ik erg moe was, dit heb ik [verdachte] ook aangegeven. Ik merkte wel dat [verdachte] hierdoor geïrriteerd raakte.
[verdachte] is vervolgens weggegaan. [verdachte] is ruim een uur weggeweest. Omstreeks 01.00/ 01.15 uur kwam [verdachte] terug, hij bonkte op de deur. Het was geen vriendelijk klopje. Iedereen sliep, of sliep bijna op dat moment. Ik heb de deur voor [verdachte] opengedaan. Ik zag dat [verdachte] had gedronken, dit zag ik aan zijn blik, ik zag ineens een ander persoon voor de deur staan, een heel andere [verdachte] , die ik nog niet eerder had gezien. Ik hoorde dat [verdachte] riep “ [getuige 3] dit werkt zo niet, we gaan vandaag naar huis, ik ben er helemaal klaar mee, ik ben niet teruggekomen om de hele avond op de kamer te zitten.” Ik snapte op dat moment totaal niet waar deze ommekeer vandaan kwam. (…) Vervolgens hoorde ik dat [verdachte] zei “we gaan vandaag nog naar huis, het interesseert me niet hoe, en jij gaat dat betalen, zo niet dan vermoord ik jou, hang ik jou op aan de gordijnen.” (….) Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] zei “als je je nou niet je bakkes houd, ik zweer je ik maak je af.” Toen [verdachte] dit zei keek hij in de richting van de kast. Naast de kast lag [getuige 2] te slapen. Ik was ontzettend geschrokken toen ik [verdachte] dit alles hoorde zeggen. (…) Ik was bang dat [verdachte] iets zou doen waar [getuige 2] heel erg van zou schrikken, die sliep namelijk nog op dat moment.
Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist tegen de muur sloeg. Hierbij sloeg hij een stukje uit de muur. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog nooit zo bang ben geweest als op dat moment. [verdachte] is een ontzettend gespierde man, ik had op dat moment niets kunnen inbrengen tegen hem. [getuige 1] zag op een gegeven moment kans om [getuige 2] uit zijn bed te pakken en is met hem de kamer uitgevlucht naar de lobby toe. (…)
Vervolgens gaf [verdachte] aan dat hij 1000 euro moest hebben voor de vliegtickets. Constant werd herhaald door [verdachte] dat als ik dit niet ging betalen dat hij mij dood zou maken. Ik heb toen die 1000 euro overgemaakt. Ik heb dit overgemaakt naar de rekening van [getuige 3] , de bankpas van [verdachte] had hij thuisliggen, dit zou zijn zakelijke pas zijn. Ondertussen werd [getuige 3] door [verdachte] gemaand om de spullen te gaan pakken, dit is ze ook gaan doen. De dochters waren intussen ook wakker geworden.
(pagina 6)
Vervolgens gaf [verdachte] aan “dit ga ik niet redden met 1000 euro, je moet meer overmaken, er moet nog minimaal 1500 euro bij.” Dit werd op een dreigende toon gezegd, en wederom zei [verdachte] tegen mij dat hij mij zou afmaken als ik dit geld niet zou overmaken, want door mij zou hij in deze shitzooi zitten. Ik had geen idee wat hij hiermee bedoelde, maar ik heb vervolgens eerst 1500 euro overgemaakt naar de rekening van [getuige 3] en hierna nog eens 800 euro naar de rekening van [getuige 3] . Ik heb dus in totaal op dat moment 3.300 euro overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [getuige 3] .
Hierna vertrokken [verdachte] , [getuige 3] en de kinderen met hun koffers richting de lobby. Ik
ben via een omweg naar de lobby gelopen om [getuige 1] en [getuige 2] op te halen. (…) Eerst hebben wij achter een bus staan wachten. [verdachte] stond voor het hotel te roken namelijk, wij waren bang dat [verdachte] ons zag. [getuige 1] was op blote voeten, ik heb mijn slippers uitgedaan en vervolgens zijn wij snel en zachtjes naar meest verre zwembad op het complex gelopen. Hier hebben wij een dik uur gezeten. Wij hebben doodsangsten uitgestaan op dat moment. (…)
Op 13 juli 2019 nam [verdachte] contact met mij op. (…)
Een dag of twee later had ik weer een afspraak met [verdachte] bij de security (omdat hier
camera's hingen). [verdachte] zou mij het geld terugbetalen.
(…)
(pagina 7)
Ik zou [verdachte] om 17.00 uur ontmoeten. [verdachte] bevestigde de afspraak dat hij er inderdaad zou zijn omstreeks 16.30/17.00 uur. (…) Ik heb tot 18.00 uur bij de security op [verdachte] staan wachten. [verdachte] is nooit op komen dagen om mij het geld terug te betalen. Zijn laatste appje kwam ook weer dreigend op mij over. [verdachte] appte “we zijn ook weer een keer allemaal in Nederland maatje.” (…)
Wij hebben op 16 juli 2019 aangifte gedaan bij de politie in Turkije. (…) Op 18 juli 2019 zijn wij naar Nederland gevlogen. [verdachte] had van te voren naar mij geappt “wanneer komen jullie aan???? donderdag nacht toch 3/4 uur.” Door deze berichten waren wij heel erg bang dat [verdachte] ons op Schiphol zou staan op te wachten. Wij hebben voordat wij uit Turkije vertrokken contact gezocht met de marechaussee op Schiphol. Toen wij waren geland stond de marechaussee ons keurig op te wachten en hebben ze ons naar de auto gebracht. Gelukkig hebben wij [verdachte] niet gezien. (…)
Ik had [verdachte] nooit dat geld overgemaakt als hij mij niet had gedreigd te vermoorden.
Ik ben echt nog nooit zo bang geweest als die nacht van 11 op 12 juli 2019. (…) Ik voelde mij echt bedreigd en gechanteerd. Ik was ook bang voor [getuige 1] en [getuige 2] .
(…) Als [verdachte] echt van plan was geweest om mij terug te betalen had hij dit al lang kunnen doen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris van het hof d.d. 9 februari 2022, doorgenummerde pagina’s 1-5, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [slachtoffer] :
(pagina 2)
Als ik het mij goed herinner heb ik 3300 euro onder dwang afgegeven aan [verdachte] .
(pagina 3)
U houdt mij een stuk tekst voor uit de tenlastelegging en vraagt mij of ik deze bewoordingen herken en waar ik mij toen bevond. “We gaan vandaag... gordijnen”. Dit heeft [verdachte] tegen mij gezegd op de hotelkamer in Turkije. (…) U vraagt mij aan te geven waar in de hotelkamer [verdachte] die woorden tegen mij heeft geuit. Ik stond in de slaapkamer en [verdachte] volgens mij in de deuropening of in het woongedeelte, ik weet dat niet meer. Mevrouw [getuige 1] was met [getuige 2] naar buiten gerend want die was bang. (…) U houdt mij een ander stuk uit de tenlastelegging voor: “ als je nou niet je bakkes... maak je af”. Dat herinner ik me als de woorden van [verdachte] . Ik weet niet meer waar die woorden geroepen zijn, in ieder geval op die hotelkamer in Turkije. (...) U vraagt mij wat ik zei, waarop [verdachte] zei dat ik mijn bakkes moest houden. Ik zei tegen hem “doe rustig”, want hij was helemaal geflipt. U houdt mij mijn verklaring op pagina 6 bovenaan voor “dit ga ik niet redden... 1500 euro bij”. Dit herken ik ook weer. Deze woorden zijn door [verdachte] op de kamer in Turkije geroepen. Dat weet ik nog.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 9-11, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] :
(pagina 9)
Ik weet dat u mij als getuige wilt horen over een incident in Turkije waar ik en mijn man slachtoffer van zijn geworden. Hierbij is mijn man [slachtoffer] met de dood bedreigd. Deze bedreigingen zijn geuit door [verdachte] . (…)
Ik ben met mijn gezin, mijn man [slachtoffer] en ons kind [getuige 2] , op vakantie geweest in Turkije.
Wij zaten in hotel "club Paradiso" in Alanya. Daar leerden wij omstreeks 6 juli 2019
de voornoemde [verdachte] , [zijn partner] [getuige 3] en hun kinderen kennen. Het klikte goed. (…)
Op de avond van 11 juli 2019 gingen zij naar het vliegveld. Hun vakantie zat erop. Onze vakantie ging nog een week door. Van [verdachte] kregen wij berichten. (…) [verdachte] belde dat ze niet terug wilden en dat ze nog langer wilden blijven. (…)
Wij hebben hen voor een nacht op onze kamer laten slapen. De volgende dag konden ze dan door naar het andere appartement.
(pagina 10)
Die avond toen zij bij ons op de kamer waren, wilde [verdachte] met [slachtoffer] nog wat gaan
drinken bij de bar in het hotel. [slachtoffer] wilde dat niet. (…) Ik zag en hoorde dat [verdachte] best wel geïrriteerd werd omdat [slachtoffer] niet meeging. (…) [verdachte] is toen alleen onze kamer afgegaan. (…) Midden in de nacht hoorde ik bonken op de deur van het appartement. Ik dacht dat het [verdachte] moest zijn. Volgens mij was dat rond 1 uur 's nachts. [slachtoffer] heeft toen open gemaakt. Het was ook [verdachte] aan de deur en die liep naar binnen. Ik hoorde dat [verdachte] in de woonkamer tegen [getuige 3] riep: “ [getuige 3] dit werkt niet. We pakken nu het vliegtuig en gaan naar huis.” (…) Ik hoorde toen dat [verdachte] tegen [slachtoffer] zei: “Ik maak je hier nog dood.” [verdachte] ging de woonkamer weer in richting [getuige 3] . (…) Ik hoorde dat er hard tegen de muur geslagen werd. Later zag ik een stukje uit de muur.
[verdachte] riep tegen [getuige 3] en de kinderen dat ze de spullen moesten pakken. Ik zag [verdachte] weer verschijnen. Hij liep onze kamer in. Ik hoorde dat hij in dreigende taal tegen [slachtoffer] zei: “Jij gaat nu geld naar mij overmaken.” Het rare was dat hij tegen de kast aan het praten was. De kast waar [getuige 2] in het campingbedje naast sliep. Ik hoorde ook nog dat [verdachte] bepaalde bedragen noemde en dat optelde. Dat bedrag wilde hij van [slachtoffer] op zijn rekening. Ik was bang. Vooral omdat hij in de richting van [getuige 2] riep. (…) Ik zag dat [verdachte] onze slaapkamer uit ging en naar [getuige 3] ging. Hij wilde hun bankpas van haar hebben. (…) Omdat [verdachte] voor de bankpas de andere kamer inging, zag ik de kans om [getuige 2] te pakken en het appartement uit te gaan. Ik merkte ook dat [slachtoffer] bang was dat [verdachte] ons ook iets zou aandoen. (…)
[slachtoffer] heeft mij toen allemaal verteld wat er was gebeurd toen ik het appartement was
uit gevlucht. [verdachte] heeft met dreigementen [slachtoffer] bewogen om geld naar hun rekening over te boeken. Met betrekking tot de doodsbedreiging naar mijn man [slachtoffer] kan ik u het volgende verklaren: Ik hoorde op onze slaapkamer dat [verdachte] naar mij man [slachtoffer] riep: “Ik maak je hier nog dood.”
(pagina’s 10-11)
Ook heb ik nog een keer gehoord dat hij tegen [slachtoffer] riep: “Als je geen geld overmaakt dan hang ik je op aan het gordijnkoord.”
(pagina 11)
Ik was bang toen ik [verdachte] dat hoorde roepen naar mijn man en vreesde voor ons leven.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 12, met bijlage op pagina’s 13-25, voor zover inhoudende als verklaring en bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 12)
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , had op donderdag 25 juli 2019 telefonisch contact met
betrokkene [slachtoffer] . (…) Ik deelde [slachtoffer] mede dat hij op het politiebureau had aangegeven dat hij screenshots had van berichten van [verdachte] . Ook had hij screenshots van de bankafschriften en een foto met de betreffende [verdachte] . Op verzoek van mij, verbalisant [verbalisant 1] , stuurde [slachtoffer] deze bestanden per email door.
(bijlage - pagina 23)
Opmerking hof: deze pagina bevat twee screenshots van digitale bankafschriften van de bankrekening van [slachtoffer] met nummer [rekeningnummer 2] . Uit deze twee bankafschriften volgt dat:
‒ op 12 juli 2019 te 02.23.10 uur € 800,00 is overgemaakt naar de bankrekening van [getuige 3] met nummer [rekeningnummer 1] ;
‒ op 12 juli 2019 te 01:45:55 uur € 1.50,000 is overgemaakt naar de bankrekening van [getuige 3] met nummer [rekeningnummer 1] .
(bijlage - pagina 24)
Opmerking hof: deze pagina bevat een screenshot van een digitaal bankafschrift van de bankrekening van [slachtoffer] met nummer [rekeningnummer 2] . Uit dit bankafschrift volgt dat op 12 juli 2019 te 01.41.04 uur € 1.000,00 is overgemaakt naar de bankrekening van [getuige 3] met nummer [rekeningnummer 1] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 37-38, voor zover inhoudende als verklaring en bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
(pagina 37)
Op 12 september was ik doende met het onderzoek naar de afpersing waarbij aangever [slachtoffer] in totaal 3300 euro naar de bankrekening van [getuige 3] had overgemaakt. Omstreeks 16:30 uur onderzocht ik de, van de Rabobank gevorderde, bankgegevens van rekeninghouder [getuige 3] . Ik zag dat het rekeningnummer [rekeningnummer 1] betrof en dat de rekeninghouder [getuige 3] genaamd was. Hierop zag ik de volgende opvallende transacties.
Op 11 juli 2019 wordt er om 23:41 uur (
het hof begrijpt: 12 juli 2019 te 01:41 uur Turkse tijd) 1000 euro bij geschreven op de rekening van [getuige 3] afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer] .
Op 11 juli 2019 wordt er om 23:45 uur (
het hof begrijpt: 12 juli 2019 te 01:45 uur Turkse tijd) 1500 euro bij geschreven op de rekening van [getuige 3] afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer] .
Op 12 juli 2019 wordt er om 00:23 uur (
het hof begrijpt: 12 juli 2019 te 02:23 uur Turkse tijd) 800 euro bij geschreven op de rekening van [getuige 3] afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer 2] op naam van [slachtoffer] .
Ik zag dat er vervolgens in de periode daarna, deze periode betreft de tijd tussen 12
juli 2019 om 00:56 uur en 15 juli 2019 in totaal 2003,31 euro opgenomen wordt bij
betaalautomaten te Turkije. Ik zag dat er op 15 juli 2019 om 08:44 uur en 09:52 uur in totaal 1037 euro overgemaakt wordt naar rekeningnummer NL88 INGB 0705 4705 12 op naam van [verdachte] . (…) Verder zag ik dat er in de periode tussen 12 juli 2019 en 15 juli 2019 meerdere malen bedragen van enkele honderden en duizenden euro's overgeschreven worden naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam van [getuige 3] . Ik zag dat deze bedragen ook steeds weer teruggestort worden op de rekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] .
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 42-46, voor zover inhoudende als verklaring van de als verdachte gehoorde [getuige 3] :
(pagina 44)
We hebben afgelopen zomervakantie op vakantie in Alanya (Turkije) [slachtoffer] en [getuige 1] leren kennen. Wij (
het hof begrijpt: [getuige 3] en verdachte [verdachte]) waren met 3 van onze 4 kinderen in Alanya. Het klikte eerst tussen [verdachte] en [slachtoffer] , later ook tussen mij en [getuige 1] . (…)
Op (…) 12 juli 2019 (…) onderweg naar het vliegveld hadden we via Facetime contact met [slachtoffer] en [getuige 1] . Toen ontstond het idee om langer te blijven. (…) [We] zijn terug gegaan naar het hotel om nog enkele dagen te blijven. Die nacht sliepen wij op de kamer bij [slachtoffer] en [getuige 1] . De dag daarna zouden we naar een appartementencomplex gaan in de buurt. (…)
Wij gingen slapen. (…) Op een gegeven moment werd ik wakker gemaakt door [verdachte] . [verdachte] zei dat hij wilde gaan. (…) Het klonk echt dringend. We moesten echt weg. (…)
Sommige bewoordingen die [verdachte] zou hebben gebruikt [kloppen], net zoals: “ [getuige 3] dit werkt zo niet.” Dat heeft hij inderdaad precies zo gezegd. Ik weet dat [getuige 1] op een gegeven moment weg was met [getuige 2] . Dat klopt ook. (…)
Ik ben met [ [verdachte] ] meegegaan, de hotelkamer uit. We zijn naar de receptie gegaan en hebben gevraagd of ze een kamer hadden voor 1 nacht. Dat lukte. Wij konden die nacht daar slapen. (…) [slachtoffer] had [het] geld namelijk per bank al overgemaakt aan mij. (…) [verdachte] had op vakantie (…) mijn bankpasje bij zich. (…)
(pagina 45)
Alle handelingen met mijn bankrekening op vakantie zijn door [verdachte] gedaan.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 50-54, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 51)
Wij gingen op vakantie naar Turkije. Daar hebben we [slachtoffer] en [getuige 1] ontmoet. (…)
Toen we naar huis gingen, haalde [slachtoffer] ons over om nog enkele dagen te blijven. (…) We gingen toen terug naar het hotel. [slachtoffer] heeft het geld overgemaakt met alle gevolgen van dien.
(pagina 52)
Het geld is nu op. (…)
Toen we terug kwamen van het vliegveld om nog enkele dagen extra te blijven,
verbleven we kort op de hotelkamer van [slachtoffer] en [getuige 1] . Ik ben toen naar de disco gegaan. (…) Toen ik terug kwam op de kamer had ik alcohol gedronken. Ik weet niet precies wat er toen gebeurde. (…) Ik heb wel woorden met [ [slachtoffer] ] gehad. (…)
(pagina 53)
Vraag verbalisant: Volgens [slachtoffer] zei jij dat je het niet ging redden met 1000 euro. Je wilde minimaal 1500 euro meer hebben. Je zei dit op een dreigende toon en merkte daarbij op dat je hem anders dood zou maken. Reageer daar eens op.
Antwoord verdachte: (…) Ik weet dat ik zat ben geweest maar ik weet niet meer dat ik dat gezegd heb. Ik hou het even in het midden. (…)
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte geen geld van aangever [slachtoffer] heeft afgeperst, maar dat hij dit geld van hem heeft geleend. De verdachte heeft de tenlastegelegde bedreigende bewoordingen niet geuit en het enkele slaan met een vuist tegen de muur is op zichzelf niet als bedreiging aan te merken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat aangever [slachtoffer] € 3.300,00 heeft overgemaakt naar de bankrekening van de partner van de verdachte, waarvan de verdachte het bankpasje in bezit had. Voornoemd bedrag is op 12 juli 2017 in drie delen overgeboekt: eerst € 1.000,00, enkele minuten later € 1.500,00 en iets later die nacht € 800,00. Deze drie overboekingen worden ook niet door de verdachte betwist. Wel heeft de verdachte ontkend dat hij daarbij geweld heeft gebruikt of gedreigd heeft met geweld. Hij zou de bedragen hebben geleend.
Het hof is van oordeel dat deze verklaring van de verdachte geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen en dat dit ook niet past bij de later door de verdachte naar de aangever per telefoon verstuurde berichten, welke berichten geenszins vriendelijk zijn te noemen (zie dossierpagina 33 en verder). Daarnaast overweegt het hof dat de verdachte, gevraagd naar zijn uitlatingen in de nacht van 12 juli 2019, heeft verklaard dat hij zat was en niet meer weet wat hij heeft gezegd. Derhalve schuift het hof de verklaringen van de verdachte, voor zover hij stelt het geld van de aangever geleend te hebben en daartoe geen dreigementen te hebben geuit, als niet aannemelijk ter zijde.
De verklaringen van de aangever, kort gezegd inhoudende dat de verdachte het geld van hem heeft afgeperst, vinden daarentegen wel steun in de overige bewijsmiddelen, zoals door het hof gebezigd. Zo heeft de getuige [getuige 1] , de toenmalige partner van de aangever, bij de politie verklaard dat zij heeft gehoord dat de verdachte tegen de aangever heeft geroepen: “Ik maak je hier nog dood.” en “Als je geen geld overmaakt dan hang ik je op aan het gordijnkoord.” Ook heeft [getuige 1] gehoord dat er hard tegen de muur van de hotelkamer werd geslagen en heeft zij later waargenomen dat er een stukje uit de muur was. Omdat [getuige 1] bang was en vreesde voor haar leven en dat van haar gezin, is zij samen met haar zoontje de hotelkamer uit gevlucht. Het hof acht deze, kort na het tenlastegelegde, bij de Nederlandse politie afgelegde verklaring van [getuige 1] , betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Het hof vermag niet in te zien waarom [getuige 1] in de nacht met haar zoontje de hotelkamer zou uitvluchten als sprake was van een geldlening.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging en acht de tenlastegelegde afpersing van drie geldbedragen, in totaal € 3.300, wettig en overtuigend bewezen. Het hof is daarbij van oordeel dat sprake is geweest van drie aparte wilsmomenten van de verdachte en dat daardoor sprake is van het meermalen (driemaal) plegen van afpersing.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

afpersing, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van afpersing. Hij heeft aan de aangever, met wie hij tijdens een vakantie in Turkije bevriend was geraakt, tot driemaal toe geëist om een aanzienlijk geldbedrag naar hem over te maken en hij heeft daarbij gedreigd met geweld en die dreigementen kracht bijgezet door met zijn vuist tegen de muur van de hotelkamer te slaan, zodanig hard dat die muur is beschadigd. Dit is voor de aangever en zijn gezin een zeer nare ervaring geweest en het heeft hun vakantie flink verpest. Hierbij heeft de verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander (gezin), op deze manier snel aan geld te komen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Een taakstraf zoals bepleit door de raadsman is dan ook niet aan de orde. Het hof heeft daarbij ook gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2022, reeds eerder ter zake van vermogensdelicten en geweld (doch dit laatste niet recent) onherroepelijk is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegend, acht het hof – net als de politierechter – een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 3.300,00. Het hof is van oordeel dat de verdachte voor deze schade jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Het hof ziet derhalve aanleiding ter dezer zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen aan de verdachte. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Oost-Brabant van 16 september 2019 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 september 2018 onder parketnummer 01-084856-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden van oordeel dat – nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Het hof overweegt daartoe dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden een serieuze waarschuwing voor de verdachte was en dat hij, kort na het ingaan van de bijbehorende proeftijd, de aan hem gestelde voorwaarden al heeft overschreden door zich schuldig te maken aan het meermalen plegen van afpersing. De verdachte heeft zich van die waarschuwing kennelijk niets aangetrokken, Het hof acht het derhalve passend om een groot deel van die voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf nu ten uitvoer te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.300,00 (drieduizend driehonderd euro)als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
43 (drieënveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 21 september 2018, parketnummer 01-084856-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 10 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.