ECLI:NL:GHSHE:2022:1980

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
20-002105-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake witwassen met verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedrag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 1 september 2021 was veroordeeld voor witwassen. De politierechter legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken op, met een proeftijd van twee jaren, en verklaarde een inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.295,- verbeurd. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De verdediging pleitte voor vrijspraak, en subsidiair voor een taakstraf in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft het beroep op vrijspraak afgewezen en de argumenten van de verdediging voor een lagere straf verworpen. Het hof oordeelde dat het bewezenverklaarde feit bijdraagt aan het in stand houden van criminele geldstromen in Nederland, en dat een taakstraf in dit geval niet passend zou zijn.

Het hof heeft de beslissing van de politierechter bevestigd, maar met een aanvulling en verbetering van de gronden. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften verbeterd en de beslissing gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van het bewezenverklaarde feit golden. De verdachte was op het moment van de uitspraak in buitenlandse detentie, wat ook meegewogen is in de beslissing. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis waarvan beroep bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn uiteengezet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002105-21
Uitspraak : 25 mei 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 1 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-117269-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter ter zake van ‘witwassen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren. Tevens is het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 2.295,- verbeurdverklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Namens verdachte is bepleit primair dat verdachte dient te worden vrijgesproken en subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling en verbetering van de gronden waarop het berust.
Verbetering van de bewijsmiddelen
Anders dan de politierechter zal het hof niet tot het bewijs van het bewezenverklaarde feit bezigen: het ambtsedig proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding, opgenomen als pagina's 13 en 14 in het eindproces-verbaal nr. PL2000-2020300166 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm, door de politierechter onder 3.1.3 opgenomen onder de bewijsmiddelen.
Aanvulling van de strafmaatoverwegingen
In hoger beroep is van de zijde van de verdediging verzocht om geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar om te volstaan met een voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd.
Het hof overweegt als volgt.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde witwassen een bijdrage levert aan het in stand houden van criminele geldstromen in Nederland. Een taakstraf acht het hof in dit geval niet op zijn plaats. Niet alleen vanwege de ernst van het feit, maar ook vanwege het feit dat ter terechtzitting is gebleken dat verdachte ondertussen langdurig in buitenlandse detentie zit. Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte van 25 februari 2022 blijkt dat verdachte op 19 oktober 2021 onherroepelijk veroordeeld werd door de Spaanse rechter tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 1 dag. Deze omstandigheid weegt het hof mee en brengt het hof tot de slotsom dat de door de politierechter opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is.
Verbetering van de toepasselijke wettelijke voorschriften
De politierechter heeft de beslissing gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 420bis Wetboek van Strafrecht. Anders dan de politierechter zal het hof de beslissing gronden op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach en mr. N. Koop, griffiers,
en op 25 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.