ECLI:NL:GHSHE:2022:2047

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
20-003886-19 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 december 2019. De zaak betreft een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van het telen van 1488 hennepplanten. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 31.343,03. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op dit bedrag, na een uitgebreide berekening van de opbrengsten en kosten van de hennepteelt. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene een direct voordeel heeft genoten uit het strafbare feit en heeft een betalingsverplichting opgelegd aan de Staat ter ontneming van dit voordeel. Tevens is de redelijke termijn in de procedure besproken, waarbij het hof constateerde dat deze was overschreden, maar dit reeds was verdisconteerd in de opgelegde straf in de samenhangende strafzaak. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003886-19 (OWV)
Uitspraak : 21 juni 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 december 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-866074-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de betrokkene is op 12 december 2019 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op een bedrag van € 31.443,03 en aan de betrokkene een betalingsverplichting zal opleggen van gelijke hoogte.
De verdediging heeft verweren gevoerd betreffende:
  • de omvang van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • de omvang van de opgelegde betalingsverplichting.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
De grondslag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof d.d. 21 juni 2022 onder parketnummer 20-003885-19 veroordeeld ter zake van onder meer – kort weergegeven – het telen van 1488 hennepplanten.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene door middel van het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde feit, te weten het opzettelijk telen van 1488 hennepplanten omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 28 februari 2018, een direct voordeel uit het strafbare feit als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Algemeen
Normen van het Functioneel Parket Afpakken
Het hof baseert zich bij de berekening op het door de politie opgemaakte Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de update ‘
Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016 (hierna ook te noemen: normen van het Functioneel Parket Afpakken d.d. 1 juni 2016).
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengsten
Gelet op de bewezenverklaarde periode gaat het hof bij de voordeelberekening uit van één eerdere oogst. Uit het dossier volgt dat er 1488 potten zijn aangetroffen. Per m2 stonden er ongeveer 17 hennepplanten. Ingevolge de normen van het Functioneel Parket Afpakken, levert dit per plant een opbrengst op van 27,2 gram hennep. In totaal is de opbrengst derhalve (1488 x 27,2 gram =) 40.473,6 gram hennep. Dit staat gelijk aan 40,4736 kilogram hennep.
Blijkens voormelde normen is de opbrengst van hennep € 4.070,00 per kilogram. De totale bruto-opbrengst is derhalve (40,4736 kg x € 4.070,00 =) € 164.727,55.
Ter plaatse is echter ook een hoeveelheid van 29,74 kilogram hennep aangetroffen in de teeltruimte. Het hof gaat ervan uit dat dit van dezelfde oogst afkomstig is. Nu de betrokkene de aangetroffen hennep niet heeft kunnen verkopen, zal het hof dit in mindering brengen op de bruto-opbrengst. De waarde van de aangetroffen hennep is (29,74 kg x € 4.070,00 =) € 121.041,80. Derhalve bedraagt de netto-opbrengst (€ 164.727,55 -/- € 121.041,80 =) € 43.685,75. Het hof zal derhalve het wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op een bedrag van
€ 43.685,75.
Kosten
De geschatte omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op (40,4736 kg -/- 29,74 kg =) 10,7336 kg hennep. Het hof zal zich bij de berekening van de af te trekken kosten echter baseren op een aantal van 1488 planten, nu de kosten voor de volledig 1488 verband houden met de voltooiing van het delict waaruit wordt ontnomen.
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken stelt het hof de afschrijvingskosten bij een aantal van 1488 hennepplanten vast op € 900,00.
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken stelt het hof de inkoopprijs van de stekken op € 3,81 per stek. De totale kosten voor de inkoop van de stekken zijn derhalve (1488 x € 3,81=) € 5.669,28.
Overeenkomstig de normen van het Functioneel Parket Afpakken stelt het hof de variabele kosten op € 3,88 per plant in totaal derhalve op (1488 x € 3,88=) € 5.773,44.
Gelet op het vorenstaande neemt het hof de navolgende kosten in aanmerking.
Afschrijvingskosten € 900,00
Inkoopprijs stekken € 5.669,28
Variabele kosten € 5.773,44 +
Totale kosten €
12.342,72
Vaststelling geschat wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het vorenstaande stelt het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vast op:
Totale opbrengsten € 43.685,75
Totale kosten € 12.342,72 -/-
Geschat wederrechtelijk verkregen voordeel € 31.343,03
Op te leggen betalingsverplichting
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het recht van iedere betrokkene is gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
De redelijke termijn in eerste aanleg is niet overschreden.
De redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 12 december 2019 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte. Het hof wijst heden, 21 juni 2022, arrest. De behandeling in hoger beroep is daarom niet afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden na aanvang van de redelijke termijn in hoger beroep. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die deze overschrijding rechtvaardigen. Het hof stelt vast dat de overschrijding van de redelijke termijn derhalve ongeveer 6 maanden en 2 weken bedraagt.
Het hof zal echter volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden, nu het hof deze overschrijding reeds heeft verdisconteerd in de opgelegde straf die aan de betrokkene is opgelegd in de met de onderhavige ontnemingszaak samenhangende strafzaak onder parketnummer 20-003885-19, terwijl beide arresten op dezelfde datum worden uitgesproken.
Resumé
Het hof zal aldus een betalingsverplichting opleggen die gelijk is aan het wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten
€ 31.343,03.
Gijzeling
Met ingang van 1 januari 2020 is artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht direct van toepassing geworden. Het hof zal daarom bij het opleggen van de ontnemingsmaatregel tevens de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt – overeenkomstig de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde LOVS-afspraken – voor elke volle € 50,00 van het opgelegde bedrag aan betalingsverplichting niet meer dan één dag aan gijzeling gerekend. De duur van de gijzeling beloopt ten hoogste drie jaar.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
31.343,03 (eenendertigduizend driehonderddrieënveertig euro en drie eurocent);
legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 31.343,03 (eenendertigduizend driehonderddrieënveertig euro en drie eurocent);
bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op
626 (zeshonderdzesentwintig)dagen.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 21 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.