Uitspraak
5 De zaak in het kort
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 30 maart 2021 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 3 mei 2021;
- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 5;
- de memorie van antwoord;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens akte houdende wijziging van eis in principaal appel met producties 6 tot en met 8;
- de mondelinge behandeling van 13 april 2022 waarbij door de advocaat van de man pleitaantekeningen zijn voorgedragen en overgelegd.
7.De beoordeling
vrouw(in conventie) samengevat:
manvordert (in reconventie) samengevat:
voorzieningenrechterheeft in het beroepen vonnis in kort geding van 24 december 2020, aangevuld bij vonnis van 25 januari 2021:
manheeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. De man vordert in hoger beroep na eiswijziging bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
vrouwheeft verweer gevoerd en in incidenteel hoger beroep drie grieven aangevoerd. De vrouw vordert in hoger beroep bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
manheeft verweer gevoerd. De man vordert bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
hofzal de grieven per onderwerp behandelen.
manop tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van een spoedeisend belang.
vrouwvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
vrouwvoert verweer.
hofstelt bij zijn beoordeling van de grieven het volgende voorop.
vrouwop tegen de afwijzing van de door haar gevorderde dwangsommen en rentevergoeding. De man weigert mee te werken aan verkoop van de woning. Dat de man nu stelt dat hij geen vertrouwen meer heeft in de makelaar, mag hem niet baten. Er is geen enkele reden om verder geen gebruik meer te maken van de diensten van deze door partijen gezamenlijk aangewezen makelaar. De makelaar is zonder meer bereid de woning opnieuw in de verkoop te nemen. Door de handelwijze van de man komt er geen schot in de verdeling, terwijl de over de door de stamrecht BV aan partijen verstrekte geldlening verschuldigde rente van 4,4% per jaar, gewoon doorloopt.
manvoert verweer. De man heeft aan de makelaar aangegeven dat de werkzaamheden ‘on hold’ gezet dienen te worden aangezien in overleg waren met elkaar over een afwikkeling. De man heeft door diens handelen geen vertrouwen meer in de makelaar. De man heeft inmiddels een bodemprocedure aanhangig gemaakt. De vrouw heeft na het kort geding vonnis geen enkele stap gezet om tot de verkoop van de woning te komen. De vrouw was niet uit op een regeling. As het beroepen vonnis in stand blijft, zal de man daaraan gevolg geven. De rente voor de door de BV verstrekte lening is nadien teruggebracht naar 2,7% en bedraagt thans 0,5%.
hofziet geen aanleiding om de gevorderde dwangsommen toe te wijzen. Het hof begrijpt dat de man inmiddels een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt over onder meer de toedeling van de woning en de verdeling van de aandelen in de stamrecht BV. Ook geeft de man aan mee te zullen werken aan het beroepen vonnis als dat in stand blijft.
vrouwop tegen de afwijzing van de door haar gevorderde gebruiksvergoeding.
manvoert verweer.
hofstelt bij de beoordeling van deze grief het volgende voorop.