Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. E.G.W. Hendriks en een tolk, de heer O. Alothman;
- de bewindvoerder, bijgestaan door mr. R.H.L. van de Laar.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechthebbende tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, die op 28 oktober 2021 is uitgesproken. De rechthebbende verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en zijn verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen. De bewindvoerder verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2022 zijn zowel de rechthebbende als de bewindvoerder gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De rechthebbende stelt dat er sprake is van een gewijzigde situatie, waarbij hij in staat is om zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen, en dat er geen sprake meer is van verkwisting of problematische schulden. De bewindvoerder daarentegen betwist dit en stelt dat de rechthebbende nog steeds niet in staat is om zijn financiële zaken naar behoren te regelen. Het hof oordeelt dat er nog steeds een noodzaak bestaat voor de voortzetting van het bewind, aangezien de rechthebbende nog niet schuldenvrij is en het zelfredzaamheidstraject nog in een vroeg stadium verkeert. Het hof wijst zowel het verzoek tot opheffing van het bewind als het verzoek tot benoeming van een opvolgend bewindvoerder af. De beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd.