ECLI:NL:GHSHE:2022:2415

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
20-000857-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van diefstal in vereniging met braak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal in vereniging. De verdachte, geboren in 1993, heeft samen met een mededader op verschillende momenten inbraken gepleegd in woningen en een bedrijfspand in Terneuzen. De politierechter had eerder een vonnis gewezen op 15 november 2017, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft de zaak na terugverwijzing door de Hoge Raad opnieuw beoordeeld. Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 8 maanden heeft geëist, en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een TomTom, twee kratten Jupiler en zes flessen cola, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 285 dagen, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof de schadevergoeding heeft vastgesteld op €139,80, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade. Het hof heeft de verdachte ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000857-21
Uitspraak : 9 februari 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 15 november 2017, parketnummer 02-700156-17 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres 5] .
Hoger beroep
De politierechter heeft bij voormeld vonnis:
  • de verdachte vrijgesproken van feit 2;
  • de verdachte voor diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel (feit 1) diefstal in vereniging door middel van braak, meermalen gepleegd (feit 3) en poging tot diefstal in vereniging door middel van braak (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden;
  • beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 1] (feit 1) en [benadeelde 2] (feit 2).
Middels akte van 15 november 2017 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Bij arrest van 20 februari 2019 onder parketnummer 20-003592-17 heeft dit hof de verdachte niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het tenlastegelegde onder 2.
Verder heeft het hof bij dat arrest het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigd, en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte voor diefstal in vereniging (feit 1) diefstal in vereniging door middel van braak, meermalen gepleegd (feit 3) en poging tot diefstal in vereniging door middel van braak (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest;
  • beslist op de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] .
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld bij akte van 26 februari 2019.
Bij arrest van 6 april 2021, nr. 19/01003, heeft de Hoge Raad der Nederlanden de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte niet ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van feit 2, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 300,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Volgens de advocaat-generaal dient de benadeelde partij [benadeelde 1] in het overige van de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1 en van de onder 3 tenlastegelegde diefstallen op 3/4 juli 2017, 9 juli 2017 en 12/13 juli 2017;
  • zich gerefereerd aan het oordeel van het hof wat betreft de onder 3 tenlastegelegde diefstal op 25 juni 2017 en feit 4;
  • bepleit dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf die maximaal gelijk is aan het reeds uitgezeten voorarrest;
  • ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] bepleit dat, bij een eventuele bewezenverklaring van feit 1, de advocaat-generaal wordt gevolgd ter zake van de immateriële schade en dat de vordering wat betreft de materiële schade wordt afgewezen dan wel gematigd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder 2 ten laste gelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep is de beslissing van de politierechter op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] , die verband houdt met het onder 2 tenlastegelegde feit waarvan de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, niet meer onderworpen aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen een TomTom en/of twee kratten Jupiler en/of zes flessen cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2017 tot en met 12 juli 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand, gelegen aan het [adres 3] , heeft weggenomen geld en/of postzegels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of postzegels onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 25 juni 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/pand/gebouw, gelegen aan het [adres 3] , weg te nemen goederen van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar voornoemde woning/pand/gebouw is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meer slot(en) aan/van een of meer (toegangs)deur(en) van voornoemde woning/pand/gebouw heeft/hebben verbroken en/of geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 16 mei 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen een TomTom en twee kratten Jupiler en zes flessen cola toebehorende aan [benadeelde 1] ;
3.
hij op 25 juni 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan het [adres 3] , heeft weggenomen geld toebehorende aan anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak
en
hij omstreeks 12 juli 2017 te Terneuzen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan het [adres 3] , heeft weggenomen geld toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij op 25 juni 2017 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand, gelegen aan het [adres 3] , weg te nemen goederen van hun gading en/of geld toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededader, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar voornoemd pand is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader een slot van een toegangsdeur van voornoemd pand hebben verbroken en geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2017187036 Z, afgesloten d.d. 6 augustus 2017 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 182), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 mei 2017 (pg. 17-20 politiedossier), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [benadeelde 1] :
Ik ben woonachtig aan de [adres 2] te Terneuzen. Ik woon daar alleen. Op 16 mei 2017 omstreeks 08.00 uur ben ik van huis vertrokken. Ik heb de woning slotvast achtergelaten. Om een uur of 15.00 uur werd ik gebeld door [verdachte] .
Net voor afgelopen weekend is [verdachte] bij mij thuis geweest. Hij was samen met een voor mij onbekende man. Ik weet dat deze man in de [adres 4] in Terneuzen woont, dat hij Engels spreekt en een aparte lichaamshouding heeft.
[verdachte] wilde wat geld lenen. Ik heb bijna nooit cash in huis. Ik ben toen naar de buurman van nummer 17 gelopen met [verdachte] om te vragen of hij geld aan mij kon lenen, deze had ook geen geld in huis dus moest daarvoor gaan pinnen. [verdachte] is toen met mij mee gegaan en de onbekende man is in mijn huis gebleven. Vervolgens heb ik gepind en toen zijn [verdachte] en de onbekende man vertrokken.
Op dinsdag 16 mei 2017 in de ochtend merkte ik dat de poortsleutel van de tuin van mijn sleutelbos was verdwenen.
Gisteren, dinsdag 16 mei omstreeks 17.00 uur, kwam ik thuis. Ik kwam via de brandgang bij mijn achtertuin, ik zag dat de poort welke toegang verschaft tot mijn achtertuin open stond. Ik ben mijn achtertuin ingelopen. Het is niet mogelijk mijn tuin te betreden als de poort op slot is.
Ik ben mijn woning ingelopen en wilde een flesje bier pakken. Tot mijn grote verbazing zag ik dat de flesjes bier welke in de koelkast lagen, waren verdwenen. Omdat ik aan mezelf twijfelde ben ik naar de kelder gelopen. Ik had hier twee kratten Jupiler staan. Ik zag dat deze ook waren verdwenen. Tevens waren er zes flessen cola van twee liter weg.
Ik ben vervolgens naar mijn buurman gelopen. Ik heb gevraagd of zij iets hadden gezien. Ik hoorde dat de buurman zei: “Die twee jongens die bij jou vorige week aan de deur waren geweest, zag ik uit jouw tuin komen met twee kratten Jupiler. Je bent toen met een (1) van die jongens aan mijn deur geweest om geld te lenen.” Wat mijn buurman opmerkte was dat een (1) van de mannen een rare lichaamshouding had en de andere man een lange zwarte jas droeg.
Ik weet dat [verdachte] altijd met een lange zwarte jas loopt. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de twee mannen die bij mij hebben ingebroken, [verdachte] en de onbekende man moeten zijn geweest.
Ik ben later op de avond mijn bezittingen gaan controleren. Mijn TomTom bleek verdwenen te zijn.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 mei 2017 (pg. 22-23 politiedossier), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik begrijp dat u mij als getuige wilt horen omtrent een woninginbraak op het adres [adres 2] te Terneuzen.
Een aantal dagen geleden stond er politie aan mijn deur. Zij deden een buurtonderzoek omdat er bij de buren was ingebroken. De avond ervoor is mij opgevallen dat bij de buren van de [adres 2] geloop was. Ik zat die avond even in de tuin. Ik heb toen mensen horen lopen in de brandgang naast de woning van nummer 15.
Ik zag dat een man via de poort van de achtertuin van de [adres 2] , de brandgang inliep. Kort hierna liep er een andere jongen via de poort de brandgang in. Ik zag dat deze jongen de poortdeur op slot deed. Ik zag dat deze jongen iets in zijn handen had.
Ik ben mijn achtertuin ingelopen en ik zag de twee personen in de brandgang staan. Ik zag dat de man die ik als eerste had zien weglopen, met een tas in zijn handen liep. Ik zag dat deze man naar twee kratten bier liep, die verderop in de brandgang stonden. Ik ben daarna terug naar binnen gegaan. Deze twee personen heb ik hiervoor met de bewoner van de woning zien praten, dit zijn vrienden van de bewoner.
Later heb ik nog een keer de brandgang ingekeken, maar toen zag ik de personen niet meer, ook de kratten bier en de tas stonden niet meer in de brandgang.
De man kan ik als volgt omschrijven; oudere man. Liep moeilijk, net alsof hij alcohol gedronken had. De jongen was slank van postuur, blond haar, een jonge jongen. Ik schat rond de 26 jaar oud.
3. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juni 2017 (pg. 28-29 politiedossier), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [gemachtigde 2 benadeelde 4] :
Op 26 juni 2017 te 13:08 uur, kwamen wij ter plaatse van het misdrijf op de locatie [adres 3] , bij een persoon die ons opgaf te zijn:
Achternaam : [gemachtigde 2 benadeelde 4]
Voornamen : [gemachtigde 2 benadeelde 4]
Geboren : [geboortedag gemachtigde 2 benadeelde 4] 1944
Zij deed aangifte namens de benadeelde
Rechtspersoon naam : [benadeelde 4]
Adres : [adres 3]
Postcode plaats : [postcode]
en verklaarde het volgende over het incident, dat plaatsvond op [adres 3] , tussen 23 juni 2017 te 17:00 uur en 26 juni 2017 te 11:15 uur:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik wil aangifte doen van inbraak. Het goed is volledig eigendom van [benadeelde 4] Terneuzen. Zij hebben niemand toestemming gegeven om het goed weg te nemen en/of toe te eigenen. Ik ben gerechtigd namens “ [benadeelde 4] Terneuzen” om aangifte te doen. Er is in het kantoor ingebroken via het bovenlicht.
Afgelopen 23 juni 2017, om 17.00 uur, heb ik het kantoor zonder verbrekingen verlaten, ook het bovenlicht was dicht. Ik heb de deur met de sleutel slotvast afgesloten. Vandaag 26 juni 2017, om 11.15 uur, deed ik de deur van het kantoor open middels de sleutel. Ik zag dat er allemaal goederen op de grond lagen.
Ik zag dat de kastdeuren allemaal open stonden. Ik zag dat het rolluik van het raam omhoog stond. Ik zag dat de hendel van de bediening van het bovenlicht een stuk omhoog stond. Ik zag dat het bovenlicht op een kier stond.
Ik zag dat er geld is weggenomen uit de postbus. Hier doen de bewoners geld in voor alle activiteiten. Uit de brievenbus is het volgende weggenomen:
163,20 euro aan kassageld van de bar
In totaal is er 343,20 euro aan cash geld weggenomen. Ik hoorde van de politie dat er aan de buitenkant boven het licht een moet in het kozijn staat. Het pand is eigendom van [benadeelde 3] .
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4. Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 27 juni 2017 (pg. 30 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 27 juni 2017 zag ik een aandachtvestiging van collega [collega verbalisant] , waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven:
De persoon zou een inbraak gepleegd hebben in Terneuzen bij [benadeelde 4] Terneuzen gevestigd aan het [adres 3] .
De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Achternaam : [medeverdachte 1]
Geboren : [geboortedag medeverdachte ] 1980
Geboorteplaats : [geboorteplaats/land medeverdachte 1]
Geslacht : Man
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve. Ik herken hem aan zijn houding, gelaat, huidskleur, zijn vergroeide rechteroor en de kleding die hij droeg. Ik heb deze persoon afgelopen weekend, zaterdag 24 juni op zondag 25 juni, nog gezien tijdens de horecadienst in Terneuzen. Toen liep hij op de [adres 6] in Terneuzen. Toen droeg hij dezelfde grijze lange jas en het zwarte petje die hij op de foto’s droeg. Deze persoon kom ik wekelijks tegen en spreek hem dan ook. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeeldingen zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
- 6 afbeeldingen uit aandachtsvestiging (
hof: het betreft afbeeldingen met als opschrift: 25 juni 2017).
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2017 (pg. 40 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Door mijn collega [collega verbalisant] werd aan mij een foto ter hand gesteld. Ik zag dat op deze foto een datum en tijdsindicatie stonden vermeld van 25-06-2017 04:54:63.
(hof: de bedoelde foto is bij het proces-verbaal gevoegd en betreft één van de zes foto’s zoals genoemd in bewijsmiddel 4. Uit dat bewijsmiddel volgt dat de afbeelding betrekking heeft op een inbraak bij [benadeelde 4] Terneuzen gevestigd aan het [adres 3] ).
Ik herken de persoon, welke is afgebeeld op de bijgevoegde foto als de mij ambtshalve bekende [verdachte] .
Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, vorm van zijn gelaat en haardracht. Ik merk op dat ik, tijdens de uitoefening van mijn ambt, de afgelopen tien dienstjaren veelvuldig contact had met de genoemde [verdachte] . Ik merk op dat de volledige naam en overige personalia van de door mij genoemde [verdachte] zijn:
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
6. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2017 (p. 56-57 politiedossier), voor zover inhoudende als de op 13 juli 2017 afgelegde
verklaring van aangever [gemachtigde 1 benadeelde 4] :
Op 13 juli 2017 te 08:02 uur, kwamen wij ter plaatse van het misdrijf op de locatie [adres 3] , bij een persoon die ons opgaf te zijn:
Achternaam : [gemachtigde 1 benadeelde 4]
Voornamen : [gemachtigde 1 benadeelde 4]
Geboren : [geboortedag gemachtigde 1 benadeelde 4] 1948
Hij deed aangifte namens de benadeelde:
Rechtspersoon naam : [benadeelde 4]
Adres : [adres 3]
Postcode plaats : [postcode]
en verklaarde het volgende over het incident, dat plaatsvond op de locatie [adres 3] , tussen 12 juli 2017 te 18:00 uur en 13 juli 2017 te 07:30 uur:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Gisterenavond (
het hof begrijpt: 12 juli 2017) omstreeks 18.00 uur hebben wij de gemeenschap ruimte in het [adres 3] slotvast afgesloten. Verschillende deuren op de begane grond die de toegang tot deze ruimte zijn slotvast afgesloten. Ook op de eerste verdieping hebben wij deuren afgesloten die de toegang verschaffen tot deze ruimte.
Vanochtend omstreeks 07.30 uur kwamen wij via de normale toegang in de B flat en bemerkten dat een deur van de invalide toilet open stond. Toen we deze toiletruimte binnen gingen, zagen wij dat een klein bovenlicht verbroken was. De raam uitzetter was verwijderd en de ruit was vernield. Ik denk dat ze langs dat ruimte de flatruimte zijn binnengekomen. Ook vermoed ik dat men de nooddraad die horizontaal langs de wanden van het invalide toilet loopt, heeft geraakt. Buiten deze toilet ruimte is een alarm licht aangebracht die nu verwijderd is, de draden zijn nu zichtbaar.
Ik vermoed dat men via deze toilet ruimte de centrale hal zijn binnengekomen en, vervolgens naar de theaterruimte zijn gegaan. In dit theater is een deur met een zogenaamde brievenbus, waarin men na het gebruik geld in deponeert. Achter deze brievenbus hangt een enveloppe waarin dat geld wordt opgevangen. De voorplaat van de brievenbus en metalen afschermkap, zijn verwijderd.
Uit de koelkast heeft men geldkistje weggenomen, deze geopend en € 50,- uit weggenomen. Dit geldkistje staat op het aanrechtblad in de keuken.
Ook heeft men op de eerste verdieping bij de biljart, de keuken doorzocht. Vanuit een keukenkast, heeft men uit een geldkistje een geldbedrag weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2017 (pg. 58 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 13 juli 2017 werd er voor de derde maal binnen een week tijd een melding ontvangen van een inbraak in het kantoor van de [benadeelde 4] aan het [adres 3] te Terneuzen.
Afgelopen maandag heb ik contact gehad met [gemachtigde benadeelde 3] van [benadeelde 3] te Terneuzen, zijnde de verhuurder van genoemd kantoor. Op 13 juli 2017 werd mij een usb-stick overhandigd met daarop de beelden met betrekking tot de inbraken op respectievelijk 9 en 13 juli 2017. Desgevraagd deelde dhr. [gemachtigde benadeelde 3] mij mede, dat de tijdstippen vermeld op de beelden gelijk waren aan de werkelijke tijd.
De beelden zijn voor nader onderzoek verstrekt aan de afdeling W&O van de politie Zeeland-West-Brabant te Middelburg. Op aangeven van dhr. [gemachtigde benadeelde 3] heb ik de beelden bekeken, welke op 13 juli 2017, omstreeks 03:19 uur gemaakt waren van de toegangsdeur van het kantoor van de [benadeelde 4] . Dit betrof een camera, welke in de hal schuin voor deze toegangsdeur is bevestigd. Ik zag bij het uitkijken van deze beelden, dat er een jongen van links het beeld kwam binnengelopen en naar de toegangsdeur van voornoemd kantoor liep. Ik zag, dat deze persoon aan de klink voelde van deze deur en zich vervolgens omdraaide om in de richting van de camera weg te lopen. Op enig moment had deze persoon de camera blijkbaar in de gaten en zag ik, dat hij zijn linker hand voor zijn gezicht hield. Echter kort daarvoor was deze persoon voor mij al zo goed in beeld, dat ik hem herkende als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , wiens moeder woonachtig is in dit appartementencomplex aan het [adres 3] .
Ik zag, dat [verdachte] gekleed was in een blauwe spijkerbroek, donkerblauwe blouse met oprolde mouwen en donkerkleurige schoenen met lichtkleurige veters. Ik zag verder, dat [verdachte] een sigaret in zijn linker mondhoek had en over zijn rechterschouder een donkerkleurige rugtas droeg.
Verdachte [verdachte] is mij bekend in verband met het feit, dat ik hem in het verleden al meerdere malen heb verhoord ter zake vermogensdelicten.
Een print van betreffende beelden is als bijlage hierbij gevoegd.
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2017 (pg. 60-62 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op donderdag, 27 juli 2017 heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de aangifte gedaan door [gemachtigde 1 benadeelde 4] , namens de [benadeelde 4] , gevestigd aan het [adres 3] te Terneuzen.
Deze aangifte werd opgenomen op 13 juli 2017 vanwege een gekwalificeerde diefstal in/uit andere gebouwen. Ik, verbalisant, heb de door de firma [benadeelde 3] vrijwillig en spontaan afgestane camerabeelden bekeken, waarbij het volgende is bevonden.
De camerabeelden zijn afkomstig van diverse camera’s die bevestigd zijn in en buiten het pand van de [benadeelde 3] , gelegen aan het [adres 3] te Terneuzen. Deze camerabeelden zijn opgenomen/geregistreerd op 13 juli 2017.
[bestandsnaam] _ch8_20170713031942_20170713032009:
Deze camera heeft zicht op Flat B Linker Entree links van het pand van [benadeelde 3] gelegen aan het [adres 3] te Terneuzen.
13-07-2017 03:19:42 uur:
Ik, verbalisant, zie dat er een manspersoon in beeld komt gelopen. Ik, verbalisant, omschrijf deze persoon als volgt: manspersoon, blank, kort donkerkleurig haar, gekleed in een donkerblauwe blouse met opgerolde mouwen tot net boven de elleboog.
Verder draagt deze persoon een blauwe spijkerbroek en donkerkleurige schoenen, voorzien van lichtkleurige veters en een lichtkleurige streep aan de zijkanten van de schoenen. Verder draagt deze persoon een donkerkleurige rugzak over de rechterschouder.
Deze persoon is door collega [verbalisant 3] , inspecteur van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant herkend als zijnde [verdachte] , geb. 07-09-1993.
Deze persoon is later in dit proces-verbaal te noemen verdachte [verdachte] .
13-07-2017 03:19:44 uur: Ik, verbalisant, zie dat verdachte [verdachte] in een aaneengesloten beweging in de richting van een in de ruimte aanwezige deur loopt en met zijn linkerhand aan de klink voelt. Deze deur blijkt later de toegangsdeur van het kantoor van de [benadeelde 4] te zijn.
Vervolgens zie ik, verbalisant, dat verdachte [verdachte] zich omdraait en in de richting
van de camera komt gelopen. Ik, verbalisant, zie dat verdachte [verdachte] een sigaret in
zijn linker mondhoek heeft en dat hij zijn linker hand gedeeltelijk voor zijn gezicht
houdt. Verdachte [verdachte] verdwijnt omstreeks 03:19:51 uur uit beeld.
[bestandsnaam] _ch9_20170713023628_20170713023647:
Deze camera heeft zicht op Flat A Fietsenberging van het pand van [benadeelde 3] gelegen aan het [adres 3] te Terneuzen.
13-07-2017 02:36:26 uur: Ik, verbalisant, zie dat er een persoon in beeld komt gelopen. Persoon is gekleed in donkerkleurige kleding. Verder zie ik, verbalisant, dat deze persoon donkerkleurige schoenen draagt welke voorzien zijn van een lichtkleurige streep aan de zijkanten van de schoenen.
Opmerking verbalisant: Deze schoenen vertonen een grote gelijkenis met de schoenen van verdachte [verdachte] zoals in vorig beeldverslag in Flat B Linker Entree is omschreven.
Omstreeks 02:36:29 uur verdwijnt deze persoon weer uit beeld.
13-07-2017 02:41:40 uur: Ik, verbalisant, zie dat dezelfde persoon weer in beeld komt gelopen. Ik, verbalisant, zie dat de eerder omschreven schoenen voorzien zijn van lichtkleurige veters. Opmerking verbalisant: Ook dit kenmerk is specifiek omschreven over de schoenen in eerder beeldverslag in Flat B linker Entree.
Omstreeks 02:41:43 uur verdwijnt deze persoon weer uit beeld.
9. Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 23 juli 2017 (pg. 72-74 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op donderdag 13 juli 2017 om 10:00 uur, werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit andere gebouwen, gepleegd tussen 12 juli 2017 te 18:00 uur en 13 juli 2017 te 07:30 uur.
Benadeelde: [benadeelde 4] , [adres 3]

Onderzoekslocatie

Het onderzoek is verricht in een verpleeginr./bejaard/ziek (overige) bij [benadeelde 4] te [adres 3] .

Onderzoek plaats delict

Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en was waargenomen.
De dader(s) had(den) aan de achterzijde van het appartementencomplex het uitzetraam van de kantoorruimte van de [benadeelde 4] benaderd. Ik zag dat de ruit van het uitzetraam vernield was. Ik trof onder het vernielde raam een baksteen aan, waarover de aangever verklaarde niet te weten waar deze van afkomstig was. Via de vernielde ruit was de raamuitzetter vernield waarna het uitzetraam volledig geopend kon worden. Op de buitenzijde op het houten kozijn zag ik een rood/bruin gekleurde veeg aan. Door middel van de Tetras-Base test bleek het te gaan om bloed, Hierna stelde ik het bloed veilig (AAKM8261NL). Aannemelijk is dat de dader via het uitzet raam van invalide toilet naar binnen was geklommen.
Vanuit de invalide toilet zijn diverse ruimten te betreden van het verzorgingshuis te betreden.

Veiliggestelde sporen/sporendragers

De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering
en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologisch spoor
Spoornummer : PL2000-2017166642-106988
SIN : AAKM8261NL
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Tijdstip veiligstellen : 13 juli 2017 10:20 uur
Plaats veiligstellen : Kozijn buitenzijde inklim/vernielde raam
10. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 2 augustus 2017, nummer 2017.07.26.095 (aanvraag 001), opgemaakt door de NFI-deskundige forensisch DNA-onderzoek ing. S.R. Hoogeboom-Jagal (pg. 75-79 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van rapporteur:

DNA-onderzoek

Het in Tabel 1 vermelde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.

Resultaten, interpretatie en conclusie

Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN en omschrijving
Code
Beschrijving DNA-profiel
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAKM8261NL#01
Bloed
Ja
DNA-profiel van een man
[verdachte] (zie ‘DNA-databank’)
Kleiner dan één op één miljard

DNA-databank

In Tabel 2 staat vermeld welk DNA-profiel is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. In de laatste kolom staat vermeld of, en zo ja onder welk DNA-profielcluster matches met dit DNA-profiel zijn geregistreerd. Wanneer er een match is gevonden met het DNA-profiel van een persoon, dan staat de naam van deze persoon vermeld in de kolom ‘Celmateriaal kan afkomstig zijn van’.
Tabel 2 Overzicht opgenomen en vergeleken DNA-profielen
SIN
Datum opname
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
DNA-profielcluster
AAKM8261NL#01
01-08-2017
[verdachte]
40599
11. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juni 2017 (pg. 42-43 politiedossier), voor zover inhoudende als
verklaring van aangever [gemachtigde benadeelde 3] :
Op 27 juni 2017 te 14:37 uur, verscheen voor mij, in het politiebureau, Bureau Terneuzen, [adres 7] Terneuzen, een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam : [gemachtigde benadeelde 3]
Voornamen : [gemachtigde benadeelde 3]
Geboren : [geboortedag gemachtigde benadeelde 3] 1960
Hij deed aangifte namens de benadeelde:
Naam : [benadeelde 3]
Adres : [adres 8]
Postcode plaats : [adres 8]
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie [adres 9] , tussen 25 juni 2017 te 04:30 uur en
25 juni 2017 te 05:05 uur:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Het pand is eigendom van [benadeelde 3] te Terneuzen.
Het pand was deugdelijk afgesloten. Overige relevante preventieve maatregelen: camera’s.
Op laatst genoemde dag, datum en tijdstip ontdekte [betrokkene 1] de inbraak. Bij het van slot doen van de deur, was de strip van de deur afgeschroefd en het slot was geforceerd.
Tussen bovengenoemde tijdstippen heeft iemand via voorzijde van het pand gepoogd zich toegang te verschaffen tot het pand. De dader wilde het pand binnengekomen d.m.v. een deur en kennelijk door gebruik te maken van een onbekend voorwerp. De woning was afgesloten door: elektronische deur. Het pand is bereikbaar via een centrale toegangsdeur. De toegangsdeur is normaal gesproken afgesloten middels elektronische schuifdeur.
Uit het pand is niets weggenomen.
Camerabeelden zijn beschikbaar via de [benadeelde 3] .
Aan niemand werd het recht of de toestemming geven tot het plegen van het feit.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2017 (pg. 44-55 politiedossier), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 5] (ZLD04102), BOA domein generieke opsporing, verklaar het volgende:
Op 25 juli 2017 heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de aangifte [gemachtigde benadeelde 3] , namens de [benadeelde 3] . Deze aangifte werd opgenomen op dinsdag 27 juni 2017 vanwege een gekwalificeerde diefstal in/uit andere gebouwen (poging), gepleegd op het adres [adres 9] .
Ik, verbalisant, heb de door de firma [benadeelde 3] vrijwillig en spontaan afgestane camerabeelden bekeken, waarbij het volgende is bevonden.
De camerabeelden zijn afkomstig van diverse camera’s die bevestigd zijn in en buiten het pand van [benadeelde 3] , gelegen aan het [adres 3] te Terneuzen. Deze camera-beelden zijn opgenomen/geregistreerd op 25 juni 2017.
Filmbestanden:
[bestandsnaam] _chl3_20170625043220_20170625043308:
Deze camera heeft zicht op de toegangsdeur/Entree van flat A.
25-06-2017 04:32:20 uur: Ik, verbalisant, zie dat er een persoon in beeld komt gelopen. Ik, verbalisant, zie dat de buitenste dubbele schuifdeuren opengaan en dat er een manspersoon naar binnen komt gelopen en loopt tot de binnenste schuifdeur in de Entree. Vervolgens zie ik, verbalisant, dat de buitenste dubbele schuifdeuren sluiten en dat de binnenste schuifdeur opengaat en dat de manspersoon de hal van de Entree binnenloopt.
Ik, verbalisant, zie een manspersoon die ik als volgt omschrijf: Man, licht getinte huid. Draagt een bril en een donkerkleurige baseballpet met aan de voorzijde voorzien van een witte opdruk. Verder draagt deze persoon een lange donkergrijze jas (tot halverwege het bovenbeen) met daaronder een lichtblauwe jeansbroek met witte gymschoenen.
Deze persoon is door collega [hoofdagent 1] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant herkend als zijnde [medeverdachte 1] , geb. [geboortedag medeverdachte ] -1980.
Deze persoon is later in dit proces-verbaal te noemen verdachte [medeverdachte 1] .
Ik, verbalisant, zie dat verdachte [medeverdachte 1] verder de hal inloopt en omstreeks 04:32:43 uur rechts uit beeld verdwijnt en dat de tweede schuifdeur sluit.
25-06-2017 04:37:23 uur: Ik, verbalisant, zie de buitenste dubbele schuifdeuren opengaan en dat er een persoon in beeld komt gelopen. Ik, verbalisant, zie dat deze persoon naar binnen komt gelopen en loopt in de richting van de binnenste schuifdeur. Op dit moment zie ik, verbalisant, dat verdachte [medeverdachte 1] terug in beeld komt gelopen en loopt richting de binnenste schuifdeur. De binnenste schuifdeur gaat open en de tweede manspersoon komt de hal binnengelopen. Ik, verbalisant, zie een manspersoon die ik als volgt omschrijf: Man, blank, lang, mager postuur. Draagt een donkerkleurige baseballpet. Verder draagt deze persoon een donkerkleurige jas (tot net over de heupen), met daaronder een trui voorzien van ruitvormige meerkleurige motieven. Daaronder draagt deze persoon een lichtkleurige jeansbroek met donkerkleurige schoenen. Verder zie ik, verbalisant, dat deze manspersoon met zijn linkerhand grote rode tas vasthoudt en over zijn linker schouder draagt.
Deze persoon is door collega [verbalisant 2] , inspecteur van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant herkend als zijnde [verdachte] , geb. [geboortedag] -1993.
Deze persoon is later in dit proces-verbaal te noemen verdachte [verdachte] .
Ik, verbalisant, zie dat verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] verder de hal inlopen en omstreeks 04:37:36 uur links uit beeld verdwijnen.
[bestandsnaam] _ch12_20170625043737_20170625043808:
Deze camera heeft zicht op een gangpad welke aan de linker- en rechterzijde voorzien is van deuren en op het einde van deze gang bevind zich een dubbele (toegangs)deur.
25-06-2017 04:37:37 uur: Ik, verbalisant, zie dat onderaan in beeld een deur openzwaait en dat verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] de gang in komen gelopen. Verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] lopen tot de dubbele (toegangs)deur en blijven daar staan en ik, verbalisant, zie dat de eerder genoemde deur onderaan in beeld weer sluit.
Ik, verbalisant, zie dat verdachte [verdachte] de rode tas op de grond zet en vervolgens weer terug in de richting van de eerstgenoemde deur loopt, terwijl verdachte [medeverdachte 1] diverse handelingen verricht aan de dubbele (toegangs)deur. Ik, verbalisant, zie dat verdachte [medeverdachte 1] met beide handen diverse handelingen verricht in het midden en aan de bovenzijde van de (toegangs)deur en dat verdachte [verdachte] weer terug komt gelopen en verricht met beide handen ook handelingen aan de bovenzijde van de (toegangs)deur.
Ik, verbalisant, zie dat in het midden op de (toegangs)deur een zilverkleurige plaat zichtbaar was en dat na enkele handelingen door verdachte [medeverdachte 1] , ter hoogte van deze plek, de zilverkleurige plaat niet meer zichtbaar was.
Ik, verbalisant, zie vervolgens dat verdachte [medeverdachte 1] knielt en met beide handen diverse handelingen verricht aan de onderzijde van de (toegangs)deur en dat verdachte [verdachte] weer wegloopt in de richting van de eerstgenoemde deur.
Vervolgens zie ik, verbalisant, dat verdachte [medeverdachte 1] weer opstaat en met beide handen weer handelingen verricht aan de bovenzijde van de deur en dat verdachte [verdachte] weer terug naar de (toegangs)deur komt gelopen. Kort hierna zie ik, verbalisant, dat verdachte [verdachte] de rode tas met zijn rechterhand oppakt en weer naar de eerstgenoemde deur loopt en dat verdachte [medeverdachte 1] met beide handen met behulp van een voorwerp de (toegangs)deur in het middengedeelte probeert open te wrikken. Ik, verbalisant, zie dat verdachte [verdachte] weer terug komt gelopen in de richting van verdachte [medeverdachte 1] . Terwijl verdachte [verdachte] in de richting van verdachte [medeverdachte 1] loopt, draait verdachte [medeverdachte 1] zich om en zie ik, verbalisant, dat verdachte [medeverdachte 1] in zijn rechterhand een langwerpig voorwerp vasthoudt. Verdachte [verdachte] buigt voorover en kijkt in de richting van de deur, waar verdachte [medeverdachte 1] zojuist geprobeerd heeft de deur open te wrikken.
Ik, verbalisant, zie vervolgens dat verdachte [verdachte] weer terugloopt in de richting van de eerstgenoemde (toegangs)deur en dat verdachte [medeverdachte 1] nogmaals met beide handen, met behulp van het langwerpig voorwerp de deur probeert open te wrikken.
Ik, verbalisant, zie vervolgens dat verdachte [medeverdachte 1] zich omdraait en in de richting van verdachte [verdachte] kijkt en dat vervolgens verdachte [verdachte] weer terug in de richting van verdachte [medeverdachte 1] komt gelopen. Aansluitend zie ik, verbalisant, dat verdachte [verdachte] vooroverbuigt en dat verdachte [medeverdachte 1] knielt.
Aansluitend zie ik, verbalisant, dat verdachte [medeverdachte 1] weer opstaat en dat deze een zilverkleurige plaat in zijn handen vasthoudt en deze vervolgens weer terugplaatst op het gedeelte waar eerder de zilverkleurige plaat omschreven is op de (toegangs)deur.
Direct hierna zie ik, verbalisant, dat verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] zich omdraaien en naar de eerstgenoemde toegangsdeur lopen. Ik, verbalisant, zie dat verdachte [medeverdachte 1] met zijn linkerhand op een op de muur bevestigde rode knop duwt, zodat de elektronische deur geopend wordt en verdwijnen verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] uit beeld.
Verdachte [verdachte] draagt de rode tas met beide handen.
[bestandsnaam] _ch13_20170625043220_20170625043308:
Deze camera heeft zicht op de toegangsdeur/Entree van flat A.
25-06-2017 05:01:27 uur: Ik, verbalisant, zie dat verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] in beeld komen gelopen en via de automatische geopende schuifdeuren het pand verlaten. Verdachte [verdachte] draagt een grote rode tas.
13. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 augustus 2017 (pg. 144-150 politiedossier), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van verdachte T.S. [verdachte] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
(
pg. 146)
V: We hebben onderzoek gedaan naar aanleiding van een aantal feiten, gepleegd in de flats van het [adres 3] . Hier woont je moeder op nummer 18. Er zijn inbraken en diefstallen gepleegd. Het is begonnen met een diefstal in de [adres 2] in Terneuzen. Daar woont dhr. [benadeelde 1] .
V: Waar ken je hem van?
A: Via mijn moeder. Het is een kennis van mijn moeder.
V: Je bent toen samen met iemand bij hem langs geweest en je wilde geld van hem lenen. Hij is toen naar zijn buurman geweest om daar geld te lenen zodat hij dit aan jou kon geven.
O: Er is toen een TomTom, twee kratten Jupiler en zes flessen cola weggenomen.
V: De buurman heeft gezien dat je bij hem langs geweest bent, samen met een ander. De buurman heeft jou toen ook zien lopen met die spullen.
A: Ik ben er een keer geweest (…).
(
pg. 147)
O: Aan verdachte worden een aantal foto’s getoond.
V: Weet je waar de foto is gemaakt?
A: Ik heb wel een vermoeden
V: Wat heb je voor vermoeden?
A: Er zijn drie flatten, er staat flat A.
V: Daar woont je moeder. Er staat ook een tijd en een datum op. Wie zijn die personen op de foto?
A: De andere weet ik zijn naam niet, ik weet dat hij in Terneuzen rondhangt. De voorste ben ik. Het is geen Nederlander. Iedereen noemt hem [bijnaam] .
(…) Hij (
het hof begrijpt: de persoon die verdachte [bijnaam] noemt) had twee sleutels bij zich, hij was aan het klooien met sleutels.
V: Dat ben je op dat tijdstip daar in dat gebouw. Er wordt een deur opengebroken. Het was rond 04.30 uur
het hof begrijpt: op 25 juni 2017).
A: Ik zag het aan het tijdstip.
O: Jij was erbij. Je loopt er naar toe en bemoeit je er mee. Hij heeft nog iets in zijn handen
A: Een stuk ijzer.
V: Waren jullie ‘s nachts samen op stap?
A: Laten we zeggen dat ik onderweg naar huis was en dat ik hem tegen kwam.
(
pg. 149)
O: Aan verdachte wordt nog een foto getoond.
V: Ken je hem?
A: Waar staat de tijd en datum?
O: Dat staat er niet bij, de vraag was of je deze persoon kent.
A: Ik herken mezelf.
O: Aan verdachte wordt nog een foto getoond. De foto is van 13-07-2017 om 03.19.48 uur.
V: Op deze foto staat wel een tijd en datum bij. Wie is dit op deze foto’s?
A: Dat ben ik.
V: Wat kun je vertellen over de omgeving, waar de foto is gemaakt? Welke flat is dit?
A: Er staat B op.
O: Dus dat is de middelste van de drie.
A: (…) Ik herken mezelf wel.
14. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 augustus 2017 (pg. 179-182 politiedossier), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van verdachte [medeverdachte 1] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
O: Ik laat je een aantal foto’s zien die gemaakt zijn van videobeelden van bewakingscamera’s
(het hof begrijpt: van 25 juni 2017)en ga jou daarover een aantal vragen stellen.
V: Wie zijn die twee personen die je op die beelden ziet?
A: De ene is [verdachte] .
V: Wie is die andere?
A: Dat ben ik.
V: Wat deden jullie op 25 juni 2017 daar toen ‘s nachts bij die flat?
A: We waren daar gewoon.
V: Op de beelden is te zien dat jij om 04.32 uur binnenkomt? A: Ja dat klopt ik was daar samen met [verdachte] .
V: Wat had jij in je handen?
A: [verdachte] heeft een metalen ding gegeven en ik moest daarmee die deur open maken van [verdachte] .
V: Hoe zag dat metalen ding eruit?
A: [verdachte] had dat in zijn tas. Het was een soort breekijzer.
O: Op de beelden is ook te zien dat jullie korte tijd later terugkomen lopen van de
plaats waar is ingebroken en dat jullie hard liepen.
V: Waarom was dat?
A: [verdachte] zei dat we nog terug moesten om die deur nog een
keer open te maken.
V: Er is daar ingebroken in die feestzaal. Vertel eens hoe die inbraak ging?
A: [verdachte] vroeg mij om te helpen.
V: Op de foto’s is ook te zien dat [verdachte] een tas bij zich heeft. Wat zat daarin?
A: Allemaal spullen van [verdachte] . Allemaal spullen voor het kapot maken van deuren. Die
had hij thuis gehaald.
V: Wanneer was dat?
A: Wij kwamen daar toen in de flat en hij heeft toen eerst die tas opgehaald.
V: Wat zat er in?
A: De tas was heel zwaar en het breekijzer haalde [verdachte] daaruit.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof overweegt nog als volgt ten aanzien van het feit 2. De in de tenlastelegging onder 2 vermelde pleegperiode in samenhang bezien met het politiedossier leidt het hof tot de conclusie dat het de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging is geweest onder feit 2 een viertal voorvallen te scharen waarbij sprake is geweest van een (poging tot) diefstal in het pand van de [benadeelde 4] aan het [adres 3] te Terneuzen. Het betreft voorvallen op:
25 juni 2017;
3/4 juli 2017;
9 juli 2017;
13 juli 2017.
Uit voornoemde bewijsmiddelen ach het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging met braak op 25 juni 2017 en de diefstal met braak op 13 juli 2017 (bewezenverklaard als ‘omstreeks 12 juli 2017).
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het bewijs tekort schiet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder b. en onder c. genoemde voorvallen.
Ten aanzien van voorval b overweegt het hof dat er geen direct bewijs is dat de verdachte betrokken is geweest bij de inbraak, terwijl het gebruik van schakelbewijs hier ontoereikend is. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit voorval a en feit 4 volgt dat ook een ander dan verdachte betrokken is geweest bij een eerdere inbraak en poging tot inbraak in het pand en dat bij voorval d niet blijkt van betrokkenheid van een ander. Er wordt met andere woorden kennelijk in wisselende samenstellingen ingebroken in het pand.
Ten aanzien van voorval c, waarbij wel tot de verdachte herleidbaar DNA is aangetroffen ter hoogte van een uitzetraam, overweegt het hof nog dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat er tijdens de diefstal één of meerdere goederen zijn weggenomen, terwijl een poging tot diefstal niet is tenlastegelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging uit een woning (feit 1). Hiermee heeft de verdachte schade en overlast veroorzaakt aan de heer [benadeelde 1] . Ook heeft de verdachte inbreuk gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer en heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn vertrouwen, terwijl [benadeelde 1] destijds een vriend van de moeder van de verdachte was en hem behulpzaam wilde zijn en was geweest.
Voorts heeft de verdachte zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een tweetal inbraken in het complex waar eveneens zijn moeder woonachtig is (feit 2). Ook heeft hij samen met een ander getracht in datzelfde complex in te breken (feit 3). Wederom heeft hij schade en overlast veroorzaakt aan anderen. Daarnaast heeft hij herhaaldelijk blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts ten nadele van de verdachte rekening gehouden met het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 december 2021 waaruit blijkt de verdachte reeds eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf, in geval van recidive, voor een woninginbraak een gevangenisstraf voor de duur van vijf maande en voor een inbraak in een bedrijfspand een gevangenisstraf van 10 weken.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze op de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen en de relatieve ouderdom van de feiten.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lagere straf dan een die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 300 dagen met zich brengt.
Bij de strafvervolging van verdachte is echter de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden. Namens de verdachte is tegen het arrest van het hof van 20 februari 2019 beroep in cassatie ingesteld bij akte van 26 februari 2019. De Hoge Raad heeft op 6 april 2021 arrest gewezen. In de cassatiefase is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met iets minder dan 6 weken.
Alles overziende komt het hof tot een gevangenisstraf van 285 dagen met aftrek van voorarrest.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 937,80 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bevat de volgende posten.
Materiële schade
 TomTom € 199,00
 Klopboor € 120,00
 Haakse slijpmachine € 75,00
 2 kratten Jupiler € 35,80

2 pakken van 6 flessen cola € 8,00 +
Totale materiële schade: € 437,80
Immateriële schade€ 500,00 +
Totale schade € 937,80
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 300,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof overweegt met betrekking tot de materiële schade het volgende.
Onder 1 heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal in vereniging van een TomTom, 2 kratten Jupiler en 6 flessen cola. Blijkens dossierpagina 20 betrof de nieuwprijs van de door de in juni 2013 aangeschafte TomTom
€ 199,--. Rekening houdende met afschrijving zal het hof de waarde van de TomTom ten tijde van de diefstal schattingsgewijs vaststellen op een bedrag van € 100,-- en de gevorderde schade vanwege het verlies van de TomTom voor het overige afwijzen.
Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende gebleken dat als rechtstreekse schade voor vergoeding in aanmerking komt: € 100,-- (TomTom) + € 35,80 (2 kratten Jupiler) +
€ 4,00 (1 pak van 6 flessen cola) = € 139,80.
De overige gevorderde materiële schade ziet op een klopboor en een haakse slijpmachine die niet in de tenlastelegging worden genoemd. Nu onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van rechtstreekse schade van het bewezenverklaarde zal het hof de vordering ten aanzien van deze schade afwijzen.
Aangaande de immateriële schade merkt het hof het volgende op.
Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van bedoelde aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht of bij gevoelens van angst en/of schrik.
Naar het oordeel van het hof komt de vordering van de benadeelde tot vergoeding van immateriële schade niet voor toewijzing in aanmerking. Weliswaar blijkt uit de toelichtingen op de vordering dat de benadeelde partij sinds de diefstal uit zijn woning angstig is en niet meer goed uit huis durft te gaan uit angst voor herhaling, maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
De verdachte en zijn mededader zijn tot vergoeding van de schade hoofdelijk gehouden.
Het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2017, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 139,80. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding hoofdelijk op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bevelen dat gijzeling voor na te melden duur zal worden toegepast als de verdachte in gebreke blijft bij betaling en geen verhaal biedt, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de op te leggen verplichting tot schadevergoeding niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
285 (tweehonderdvijfentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 139,80 (honderdnegenendertig euro en tachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 139,80 (honderdnegenendertig euro en tachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 mei 2017.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 9 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wiemans is buiten staat dit arrest te ondertekenen.