ECLI:NL:GHSHE:2022:2520

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
22 juli 2022
Zaaknummer
20-000389-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging en gebruik van een technisch hulpmiddel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging en het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van personen met behulp van een technisch hulpmiddel. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand opgelegd. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een verhoging van de taakstraf naar 80 uren, met dezelfde bijzondere voorwaarden als eerder opgelegd. De verdediging steunde deze vordering, maar zonder de bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof achtte bewezen dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen te volgen en heimelijk te fotograferen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Het hof hield rekening met de psychologische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. Tevens werd vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar dit leidde niet tot een andere beslissing.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000389-19
Uitspraak : 21 februari 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-123581-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte voor belaging (feit 1) en ‘gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd’ (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Voorts is beslist op het beslag.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis met oplegging van dezelfde bijzondere voorwaarden als waartoe de politierechter had besloten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in de vordering van de advocaat-generaal, echter zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2018 tot en met 23 juni 2018 te [plaats] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (medewerkster bij [bedrijf] ), door
- die [slachtoffer 1] veelvuldig en/of op gezette tijden (kort voor openingstijd en/of kort na sluitingstijd van [bedrijf] ) ongevraagd en/of ongewild en/of heimelijk te volgen en/of achtervolgen naar en/of vanaf haar werkadres ( [bedrijf] in [adres 2] ) en/of
- die [slachtoffer 1] vanuit zijn, verdachtes, auto en/of nabij haar werkadres te bespieden en/of op te wachten en/of met zijn auto achterna te rijden en/of te passeren (daarbij kijkend naar die [slachtoffer 1] ) en/of
- zijn, verdachtes, auto te parkeren nabij de auto van die [slachtoffer 1] en/of het werkadres en/of de looproute van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, de winkel waarin die [slachtoffer 1] werkzaam is te bezoeken en/of met die [slachtoffer 1] in gesprek te gaan (over de aanschaf en/of ruilingen van een
T-shirt) en/of die [slachtoffer 1] aldaar in de gaten te houden/te bespieden en/of
- (vanuit zijn auto) een of meer foto's te maken van die [slachtoffer 1] (toen deze op weg was naar en/of afkomstig was van haar werkadres)
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 april 2018 tot en met 24 juni 2018 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een of meer personen, te weten van [slachtoffer 2] (zijn, verdachtes, buurvrouw) en/of (haar dochters) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , aanwezig in een woning en/of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de tuin van de woning gelegen aan de [adres 3] , (telkens) een afbeelding (in totaal 123) heeft vervaardigd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 4 mei 2018 tot en met 23 juni 2018 te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (medewerkster bij [bedrijf] ), door
- die [slachtoffer 1] kort voor openingstijd van [bedrijf] ongevraagd en ongewild en heimelijk te volgen of achtervolgen naar haar werkadres ( [bedrijf] in [adres 2] ) en
- die [slachtoffer 1] vanuit zijn, verdachtes, auto nabij haar werkadres te bespieden en op te wachten en
- zijn, verdachtes, auto te parkeren nabij de auto van die [slachtoffer 1] en/of het werkadres en/of de looproute van die [slachtoffer 1] en
- meermalen de winkel waarin die [slachtoffer 1] werkzaam is te bezoeken en/of met die [slachtoffer 1] in gesprek te gaan (over de aanschaf en/of ruilingen van een T-shirt) en die [slachtoffer 1] aldaar in de gaten te houden/te bespieden en
- vanuit zijn auto foto's te maken van die [slachtoffer 1] (toen deze afkomstig was van haar werkadres)
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden;
2.
hij in de periode van 18 april 2018 tot en met 24 juni 2018 te [plaats] , gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten van [slachtoffer 2] (zijn, verdachtes, buurvrouw) en/of (haar dochters) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de tuin van de woning gelegen aan de [adres 3] , telkens een afbeelding (in totaal 123) heeft vervaardigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en aan overtreding van het bepaalde in artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht. Daarmee heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dergelijke feiten kunnen bij de slachtoffers gedurende lange tijd gevoelens van onveiligheid veroorzaken.
Bij de strafoplegging heeft het hof voorts rekening gehouden met het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2021 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft verder acht geslagen op het naar aanleiding van een psychologisch onderzoek van de verdachte opgemaakte rapport van psycholoog drs. Legra d.d. 23 november 2018. De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en dat het bewezenverklaarde onder 1 in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend (ten aanzien van feit 2 kon geen reconstructie worden gemaakt). Het hof schaart zich achter deze conclusies en zal beide bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. De psycholoog heeft nog geadviseerd dat aan de verdachte een ambulante behandeling in combinatie met een reclasseringstoezicht wordt opgelegd om de kans op recidive te verkleinen. Ook dat advies wordt door het hof overgenomen.
Ten slotte houdt het hof bij de straf nog rekening met het reclasseringsrapport d.d. 4 oktober 2018.
Alles overziende acht het hof, evenals de advocaat-generaal, oplegging van een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden als hierna te melden, passend en geboden.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof heeft nog vastgesteld dat bij de strafvervolging van verdachte in hoger beroep de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, is geschonden met een periode van ruim een jaar. Het hof stelt echter vast dat de eerste behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020 en dat op die zitting, en vervolgens nog driemaal nadien, de behandeling van de zaak op verzoek van de verdediging is aangehouden vanwege de medische toestand van de verdachte. Het hof zal derhalve volstaan met een constatering van het verzuim.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven fototoestel, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerpen is met behulp waarvan het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan.
De hierna te noemen en onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven computer dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 139f en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarden. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen drie dagen melden na onherroepelijk worden van het arrest melden bij Reclassering Nederland (RN) op het adres: Langendijk 34 te Breda.
  • dat de veroordeelde zich laat behandelen door Impegno of een soortgelijke (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (dochters van de buurvrouw van de veroordeelde) en [slachtoffer 1] (verkoopmedewerkster [bedrijf] ).
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 fototoestel (G 1897345).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 computer (G 1897392).
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 21 februari 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.