De omstandigheid dat in de Seat Ibiza DNA van de verdachte, evenals een muts en handschoenen zijn aangetroffen kan niet bijdragen aan het bewijs en de omstandigheid dat er ook DNA van een verder onbekend gebleven persoon is aangetroffen, geeft voeding aan de stelling dat een ander dan de verdachte de schutter is geweest. Daarnaast is onder de verdachte geen vuurwapen aangetroffen, noch zijn er schotresten op hem gevonden of DNA van de verdachte op de hulzen en kogels aangetroffen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Betrokkenheid verdachte en medeverdachte [medeverdachte]
Tijdens zijn verhoren bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte telkens verklaard dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. In de kern komen zijn verklaringen ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep erop neer dat hij en medeverdachte [medeverdachte] de Seat Ibiza hebben gehuurd en zij daar beiden gebruik van maakten, dat zij in de nacht van het incident omstreeks 01.00 uur of 01.30 uur een bestelling hebben geplaatst bij [bedrijf 5] , een dönerzaak, in Roosendaal, hun bestelling daar hebben opgehaald met voornoemde Seat Ibiza en dat medeverdachte [medeverdachte] de verdachte vervolgens heeft afgezet en de auto heeft meegenomen.
Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft een verklaring afgelegd omtrent het tenlastegelegde tijdens zijn verhoren bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. In de kern komt de inhoud van zijn verklaringen erop neer dat hij en de verdachte gebruik maakten van de door hen gehuurde Seat Ibiza en dat hij en de verdachte de avond voor het tenlastegelegde bij [bedrijf 5] in Roosendaal zijn geweest. [medeverdachte] heeft daarnaast verklaard dat hij na het bezoek aan [bedrijf 5] de verdachte heeft afgezet en dat hij vervolgens de Seat Ibiza onder bedreiging heeft moeten afstaan nabij de straat van zijn ouders, de [straatnaam] . [medeverdachte] heeft verklaard dat dit zich omstreeks 22.00 uur à 23.00 uur heeft afgespeeld en dat hij vervolgens is gaan gamen op zijn laptop.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat dit alternatief geschetste scenario door medeverdachte [medeverdachte] ongeloofwaardig is. De door [medeverdachte] afgelegde verklaringen bevatten op verschillende punten tegenstrijdigheden. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat hij zijn auto heeft moeten afstaan aan één persoon, ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat het om twee personen ging en ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard zich niet te kunnen herinneren om hoeveel personen het gaat. Daarnaast heeft hij bij de politie een signalement gegeven van de persoon die de auto van hem heeft afgenomen, terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep geen beschrijving meer kon geven van deze persoon. Tevens heeft hij op 4 januari 2020 bij de politie verklaard dat hij zijn laptop bij zijn oma heeft opgehaald en vervolgens naar zijn ouders is gegaan om te gamen, terwijl hij later heeft verklaard dat hij direct na het afzetten van de verdachte naar zijn ouders is gegaan. Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat hij die nacht koffie heeft gezet voor zijn moeder, terwijl uit de verklaring van de moeder van [medeverdachte] , getuige [getuige 1] , volgt dat zij [medeverdachte] die nacht niet heeft gezien. Tot slot heeft [medeverdachte] bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met niemand heeft besproken dat de auto hem was afgenomen, terwijl hij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij contact heeft opgenomen met het verhuurbedrijf.
Voorts is het hof van oordeel dat ten aanzien van het alternatief geschetste ieder begin van aannemelijkheid ontbreekt, nu hiertoe in het politiedossier geen enkele aanwijzing te vinden is. Niet is gebleken dat [medeverdachte] enige actie heeft ondernomen om het gestelde afnemen van zijn auto te melden aan bijvoorbeeld het verhuurbedrijf of de politie. Daarnaast is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat hij bij de woning van zijn ouders is geweest, nu, zoals hiervoor al vermeld, zijn moeder heeft verklaard hem niet gezien te hebben en dit op grond van het onderzoek aan de laptop van [medeverdachte] ook niet kan worden bevestigd. Uit dit onderzoek is enkel gebleken dat om 01.03 uur is ingelogd op deze laptop. Het hof is echter van oordeel dat het feitelijk onmogelijk is dat [medeverdachte] degene is geweest die heeft ingelogd op de laptop, zoals hierna zal worden overwogen.
Op grond van een analyse van de historische telefoongegevens van de verdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte in de nacht van 29 december 2019 heeft gebeld naar het bedrijf [bedrijf 5] , gevestigd aan de [adres] te Roosendaal . Dit telefoongesprek heeft om 00.57 uur plaatsgevonden en heeft 55 seconden geduurd.
Op grond van de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en de historische telefoongegevens van de verdachte concludeert het hof dat kan worden vastgesteld dat nadat de verdachte op 29 december 2019 om 00.57 uur telefonisch een bestelling had gedaan bij [bedrijf 5] , gevestigd aan de [adres] te Roosendaal , zij hier samen in de Seat Ibiza, welke door de verdachte werd gehuurd, naartoe zijn gereden. Volgens de Routeplanner van ANWB, wat een algemeen toegankelijke bron betreft, bedraagt de afstand tussen de [adres] te Roosendaal en de [adres] te Roosendaal , waar zich volgens [medeverdachte] de laptop zou bevinden, 1,8 kilometer en is dit 6 minuten rijden. Hierbij merkt het hof op dat de verdachte en [medeverdachte] zich nog naar de [adres] te Roosendaal moesten begeven op het moment dat door hen om 00.57 uur de bestelling werd geplaatst, dat zij vervolgens hun bestelling bij [bedrijf 5] moesten ophalen, dat [medeverdachte] de verdachte nog moest afzetten, om vervolgens naar de [straatnaam] te rijden waar hij onder bedreiging de Seat Ibiza heeft moeten afstaan en vervolgens nog moest inloggen op zijn laptop. Gelet hierop is het hof van oordeel dat het feitelijk onmogelijk is dat medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die om 01.03 uur ingelogd heeft op zijn laptop.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat het door [medeverdachte] geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven.
Hoewel uit het dossier niet kan worden opgemaakt op welke locatie de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich bevonden ten tijde van het telefoongesprek om 00.57 uur, volgt uit hun verklaringen wel dat zij naar [bedrijf 5] aan [adres] te Roosendaal zijn gereden teneinde de door hen gemaakte bestelling op te halen. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich minder dan één uur voor het schietincident, wat heeft plaatsgevonden omstreeks 01.55 uur, tezamen in de bij dit schietincident gebruikte Seat Ibiza bevonden, op een volgens de Routeplanner van de ANWB, afstand van 2,9 kilometer.
Tussenconclusie
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] extra kritisch bekeken dient te worden, gelet op het langer lopend conflict tussen de verdachte en [slachtoffer] . Echter, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, te weten de omstandigheid dat de verklaringen van [slachtoffer] door objectieve onderzoeksbevindingen wordt ondersteund, dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geen alibi hebben en dat zij zich minder dan één uur voor het schietincident tezamen in de bij hen in gebruik zijnde en bij het schietincident gebruikte Seat Ibiza bevonden in de omgeving van het schietincident, ziet het hof geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de herkenning door [slachtoffer] van de verdachte en [medeverdachte] en worden de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] terzijde geschoven. Gelet op al de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich ten tijde van het schietincident en de daaropvolgende achtervolging in de Seat Ibiza hebben bevonden en derhalve de schutter en de chauffeur betreffen.
Uit het voorgaande volgt dat de verweren van de verdediging met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde onder I en III geen verdere bespreking behoeven.
Het standpunt van de verdediging, zoals hiervoor weergegeven onder II, dat de verklaringen van de getuige [getuige 2] niet tot het bewijs gebezigd kunnen worden vanwege de onbetrouwbaarheid, behoeft geen bespreking nu het hof deze verklaringen niet tot het bewijs heeft gebezigd.
Dit geldt eveneens voor de omstandigheid dat in de Seat Ibiza DNA van de verdachte, een muts en handschoenen zijn aangetroffen, nu het hof deze omstandigheden ook niet in de bewijsconstructie heeft opgenomen. Met betrekking tot het standpunt van de verdediging dat de omstandigheid dat er ook DNA van een verder onbekend gebleven persoon is aangetroffen, voeding geeft aan de stelling dat een ander dan de verdachte de schutter is geweest overweegt het hof dat de Seat Ibiza een huurauto betrof en er derhalve geen conclusies kunnen worden verbonden aan dit gegeven.
De omstandigheid dat onder de verdachte geen vuurwapen is aangetroffen, noch dat er schotresten op hem zijn gevonden, maakt het oordeel van het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte niet anders, nu de verdachte pas op 4 januari 2020 is aangehouden.
Tot slot overweegt het hof met betrekking tot de omstandigheid dat van de verdachte geen DNA op de hulzen of kogels is aangetroffen dat dit niet als ontlastend is aan te merken, nu de verdachte ook handschoenen kan hebben gedragen ten tijde van het laden van het vuurwapen.
Het hof verwerpt de verweren in al hun onderdelen.
Medeplegen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat als de verdachte niet als feitelijk pleger van het feit kan worden aangemerkt, de verdachte eveneens niet als medepleger van het feit kan worden beschouwd. Er is in het dossier geen bewijs voorhanden waaruit een samenwerking of een substantiële rol dan wel bijdrage van de verdachte aan het schietincident blijkt. Een nauwe en bewuste samenwerking of een bepaalde rol van de verdachte kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen geldt als uitgangspunt dat de uitleg van dit begrip vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeplegers. Dat vergt bij bewezenverklaring van medeplegen aan het tenlastegelegde delict dat er bij de verdachte sprake dient te zijn van een – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen heeft het hof vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] de bestuurder van de Seat Ibiza is geweest en dat de verdachte als bijrijder in deze auto zat. Beide verdachten hebben substantiële handelingen verricht in het hiervoor weergegeven feitencomplex. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de Seat Ibiza naast de auto van de aangever gezet, waarna door de verdachte op de auto van aangever [slachtoffer] is geschoten. Hierop is aangever [slachtoffer] met zijn auto gevlucht en is door medeverdachte [medeverdachte] de achtervolging ingezet, waarbij [medeverdachte] de auto van de aangever meerdere keren heeft geramd, terwijl deze door de verdachte werd beschoten.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, om van medeplegen te kunnen spreken.
Het hof verwerpt het verweer.
Poging doodslag
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat indien het hof onomstotelijk vaststelt dat de verdachte degene is geweest die op de aangever heeft geschoten, het op grond van de omstandigheden van het geval onmogelijk is om het (voorwaardelijk) opzet op de dood van de aangever vast te stellen. Uit het technische onderzoek blijkt dat bij de eerste schoten, toen de auto dichtbij de auto van de aangever stond, naar beneden gericht is door de schutter. Ook is de aangever niet geraakt. Bovendien is niet vast te stellen hoe het botsen heeft plaatsgevonden. Er is onvoldoende bewijs voorhanden dat op de auto van de aangever is geschoten met als doel om hem van het leven te beroven. Tevens is er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig waaruit volgt dat de dader(s) het risico op de dood van de aangever op de koop toe hebben genomen, aldus de verdediging.
Uit het voorgaande blijkt dat het hof van oordeel is dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich ten tijde van het schietincident en de daaropvolgende achtervolging in de Seat Ibiza hebben bevonden en derhalve de schutter en de chauffeur betreffen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – hadden om [slachtoffer] van het leven te beroven. De verdachte heeft als bijrijder van dichtbij enkele keren in de richting van [slachtoffer] geschoten, terwijl hij zijn auto aan het inparkeren was. Hierbij zijn in het portier van de bestuurderszijde twee schotbeschadigingen aangetroffen, waarvan één beschadiging zich ongeveer in het midden van het portier bevond. Bovendien is ter hoogte van de verstelgrendel van de bestuurdersstoel in het zitkussen een ronde beschadiging aangetroffen, evenals aan de rechter voorzijde van het zitkussen, waarvan geconcludeerd kan worden dat het een doorschotbeschadiging betrof van de eerder genoemde schotbeschadiging ongeveer midden in het portier. Het met een vuurwapen meermalen op korte afstand gericht schieten op de bestuurderskant van de auto van [slachtoffer] , op de plek waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, is naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat dit niet anders kan worden geduid dan als een bewust handelen gericht op het doden van [slachtoffer] . Daar komt bij dat niet enkel op dat moment op de auto van [slachtoffer] schoten zijn gelost. Nadat [slachtoffer] is gevlucht in zijn auto, is tijdens de achtervolging, waarbij de Seat Ibiza voorts diverse keren de auto van [slachtoffer] heeft geramd, de auto van [slachtoffer] nog door tenminste één kogel geraakt. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] was gericht op de dood van [slachtoffer] .
Het betoog van de verdediging dat uit het technische onderzoek blijkt dat bij de eerste schoten, toen de auto dichtbij de auto van de aangever stond, naar beneden is gericht door de schutter en dat er derhalve onvoldoende bewijs voorhanden is dat op de auto van de aangever is geschoten met als doel om hem van het leven te beroven, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. De omstandigheid dat de aangever niet is geraakt door de door de verdachte geloste schoten, maakt dit oordeel niet anders.
Met betrekking tot de wijze waarop het botsen heeft plaatsgevonden, blijkt uit het hiervoor overwogene dat het hof de verklaring van de aangever [slachtoffer] wel geloofwaardig acht en derhalve heeft het hof vast kunnen stellen dat de Seat Ibiza de Volkswagen Polo van de aangever heeft geramd en niet dat de aangever sterk heeft afgeremd, waardoor de Seat Ibiza met diens voorzijde tegen de achterzijde van de auto van de aangever is gebotst.
Eindconclusie
Op grond van al het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 29 december 2019 te Roosendaal schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op aangever [slachtoffer] .
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als volgt: