Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
zaaknummer 200.305.311/01:
zaaknummer 200.308.277/01:
beide zaken:
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zijn twee hoger beroepen aan de orde. De eerste zaak betreft de man die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 oktober 2021, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 2] was vastgesteld bij de vrouw. De man verzoekt het hof om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij hem te bepalen, evenals een zorgregeling waarbij de regie ligt bij de gecertificeerde instelling (GI). De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking in stand te laten. De tweede zaak betreft de vrouw die in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van 9 februari 2022, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] werd verlengd. De vrouw verzoekt het hof om deze machtiging niet te verlengen, terwijl de GI verzoekt om de machtiging te verlengen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de opvoedsituatie van de kinderen en de zorgen over de opvoedvaardigheden van de vrouw. Het hof oordeelt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de man moet worden bepaald, omdat hij in staat is om voor de kinderen te zorgen en de huidige situatie in het belang van de kinderen is. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt niet verlengd, omdat het belang bij deze machtiging is komen te ontvallen. De zorgregeling wordt vastgesteld onder regie van de GI, die de vorm, frequentie en duur zal bepalen. De verzoeken van de vrouw tot kinderalimentatie worden afgewezen, omdat de man de kosten van de dagelijkse verzorging van [minderjarige 2] draagt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.