Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats].
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben de ouders van een minderjarige, geboren in 2019, hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 9 december 2021 besloten het gezag van de ouders over hun kind te beëindigen en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (de GI) tot voogd te benoemen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.G. van Ek, verzochten het hof om deze beschikking te vernietigen en het gezag te herstellen. De Raad voor de Kinderbescherming, die als verweerder optrad, pleitte voor handhaving van de eerdere beslissing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2022 zijn de ouders, de raad, de GI en de pleegmoeder gehoord. De ouders voerden aan dat de beëindiging van hun gezag een ernstige inbreuk op hun gezinsleven vormt en dat er geen bewijs is dat het gezag schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van hun kind. De raad en de GI stelden echter dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind te dragen, gezien hun persoonlijke problematiek en de onveilige situatie die zij bieden.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun betrokkenheid, niet in staat zijn om de noodzakelijke stabiliteit en veiligheid voor hun kind te bieden. De minderjarige heeft een preverbaal trauma opgelopen en heeft behoefte aan een veilige opvoedsituatie, die momenteel bij de pleegouders wordt geboden. Het hof concludeert dat de wettelijke gronden voor beëindiging van het gezag aanwezig zijn en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De ouders blijven echter recht houden op informatie en consultatie over hun kind.