Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .
Jeugd Veilig Verder,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2005. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, betwistte de beëindiging van haar gezag en voerde aan dat zij in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kind te dragen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het gezag van de moeder moest worden beëindigd vanwege een onveilig opvoedklimaat en de problematiek van de moeder, die niet in staat zou zijn om aan de behoeften van het kind te voldoen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 29 november 2021, werd de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. De moeder voerde aan dat zij betrokken was bij het leven van haar kind en dat zij nooit hulpverlening voor hem in de weg had gestaan. De Raad voor de Kinderbescherming handhaafde echter zijn verzoek tot beëindiging van het gezag, stellende dat de moeder door haar problematiek niet in staat was om een veilig opvoedklimaat te bieden.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en kwam tot de conclusie dat de rechtbank de beëindiging van het gezag van de moeder terecht had gemotiveerd. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende in staat was om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van haar kind te dragen en dat er geen perspectief was voor terugplaatsing van het kind. De beslissing van het hof was om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarmee de beëindiging van het gezag van de moeder werd bevestigd.